Beste Isabelle,
Het is niet de bedoeling het verwarder te maken.
1. kalkwater is calciumhydroxide opgelost in water. Deze oplossing bevat Ca2+(aq) en OH–(aq) en H2O(l)
2. in BINAS staat dat calciumhydroxide in water matig oplosbaar is. Het hangt van de {Ca2+] en [OH–] af op je wel of niet een neerslag waarneemt. Ks (tabel 46) = 5,0.10-6. Ks = [Ca2+].[OH–]2
3. Ik weet niet goed wat jij met vrije ionen bedoeld.
Je begint de titratie met in de opl. Ca2+, OH– en H2O(l)
tijdens de titratie reageert CO2 met OH– tot CO32- en H2O
Ca2+ reageert met CO32- tot CaCO3.
Het aantal ionen daalt, tijdens de titratie dus de geleiding daalt.
Op het equivalentiepunt (= eindpunt van de titratie) bevat de oplossing geen OH–-ionen meer.
In de oplossing H2O en Calciumcarbonaat.
De geleiding is nu minimaal, maar niet NUL, omdat calciumcarbonaat voor een heel klein deel in ionen is gesplitst vanwege het evenwicht CaCO3 (s) <–> Ca2+(aq) + CO32-(aq).
Tot slot:
Normaal gesproken geef je gewoon aan dat CaCO3 neerslaat. Echter omdat je in dit geval de geleiding meet en moet vertellen welke ionen er bij de minimale geleiding aanwezig zijn, heb ik het oplosevenwicht van calciumcarbonaat aangegeven.
Ik hoop het nu voor je verduidelijkt te hebben.
Groeten,
Dick
,