Beste Fenne,
Kijk eens welke deeltjes je in het begin hebt: Ca2+(aq) en OH–(aq)
Tijdens de proef: H2CO3 + 2 OH– —> CO32- + 2 H2)
Ca2++ CO32- —> CaCO3(s)
Begrijp je nu waarom de geleidbaarheid tijdens de proef afneemt en na het equivalentiepunt toeneemt?
Groeten,
Dick