Hallo Geert,
Je vraagt naar twee verschillende onderwerpen.
Als eerste een radicaal versus ionair mechanisme. De termen ‘radicaal’ en ‘ionair’ zijn aanduidingen van de deeltjes, die in het reactiemechanisme een rol spelen. Je noemt zelf al additiepolymerisatie als voorbeeld van een reactie met een radicaalmechanisme. Je hebt ook de substitutiereactie van koolwaterstoffen met halogenen in het licht gehad. Ook die verloopt met een radicaalmechanisme.
Waar je even voor moet uitkijken is dat je niet één soort mechanisme aan één soort reactie gaat koppelen. Zo bestaan er bijvoorbeeld zowel substitutiereacties die volgens een radicaalmechanisme verlopen (net genoemd), als substitutiereacties die via een ionair mechanisme verlopen: je noemt SN1 en SN2 al.
Dat is dan het tweede onderwerp dat je noemt. Het verschil tussen SN1 en SN2 heeft te maken met het aantal deeltjes, dat meedoet in de snelheidsbepalende stap van de reactie. De aanduiding SN1 staat voor achtereenvolgens een substitutiereactie (S) met een nucleofiel (N), dat verloopt volgens een mechanisme, waarin in de snelheidsbepalende stap van het mechanisme één (1) (begin)deeltje een rol speelt. In een SN2 mechanisme doen twee deeltjes dat.
De N in de formule staat voor ‘nucleofiel deeltje’: een deeltje dat positieve lading ‘zoekt’: een negatief ion of een dipoolmolecuul. Daarom zullen substitutiereacties van de typen SN1 en SN2 via een ionair mechanisme verlopen.
Ik hoop dat je hier verder mee kunt.
Groeten,
Wim Wessel