Beste Louise,
Eigenlijk geef je het antwoord waarom dit zo is al zelf!
Je zegt Ca heeft een 2+ lading als ion en is dan Ca2+ terwijl C6H5O7 een 3- lading heeft en dus C6H5O73- is… als ik dat samen in een verhoudingsformule plaats (we laten voor nu even het hydraat buiten beschouwing want dat had je al goed gedaan) dan wordt dat:
(Ca2+)n(C6H5O73-)m
waarbij de letters n en m aangeven in welke verhouding ieder deeltje aanwezig is in de formule.
Om de totale plus lading even groot te laten zijn aan de totale minlading, heb je
– 3 Ca2+deeltjes nodig want 3x 2+ = 6+, dus n=3
– 2 C6H5O73-deeltjes nodig want 2x 3- = 6-, dus m=2
En binnen een verhoudingsformule moet de totale pluslading gelijk zijn aan de totale minlading om een neutraal zout te vormen. Dat wordt dan
(Ca2+)3(C6H5O73-)2
Omdat het calciumion een enkelvoudig ion is, laten we de haakjes weg in de formule terwijl dit niet mag bij het samengestelde ion C6H5O73-. Tot slot laten we ook de ion-ladingen weg, want dat hebben we zo afgesproken. Dus het juiste antwoord (zonder hydraat) is dan:
Ca3(C6H5O7)2
Is dit zo voor jou duidelijk?
Groeten,
Yvette