Beste Jade,
Het (simpele) antwoord is: Kijk naar de stoffen die worden genoemd. Zie je een zuur, kijk dan of er een base is.
Zo niet, kijk dan of je te maken hebt met een een reductor en oxidator.
Voorbeeld: een titratie van oxaalzuuroplossing met natronloog is een zuurbase titratie,
een titratie van oxaalzuuroplossing met aangezuurd kaliumpermanganaatoplossing is een redoxreactie
een titratie van natriumsulfietoplossing met zoutzuur is een zuurbase reactie
een titratie van een natriumsulfietoplossing met een joodoplossing is een redoxreactie.
Bedenk echter dat je ook te maken kunt hebben met een neerslagtitratie!
voorbeeld: zoutzuur met zilvernitraatoplossing.
Geeft dit een voldoend antwoord op je vraag?
Met vriendelijke groet,
Dick