Beste Rens,
Vraag 1:
Voor de duidelijkheid:
10,00 ml 0,0788 M H2SO4 = 0,01000 L * 0,0788*2 mol H3O+ = 1,576.10-3 mol H3O+
1,576.10-3 mol H3O+ komt overeen met 1,576.10-3 mol NH3
1,576.10-3 mol NH3 / 0,01306 L = 0,121 mol NH3/L (Let op de afronding, drie cijfers significant!)
Als je het tweede doet, suggereer je dat je 13,06 mL 0,0788 M zwavelzuur getitreerd hebt met 10,00 mL ammonia.
Zie je het verschil!!!!
Tweede vraag:
In de erlenmeyer zit een zwavelzuuroplossing – H3O+(aq) en SO42- (aq) –
In de buret zit ammonia – een oplossing van ammoniak in water –
NH3 is een zwakke base. In de buret heb je dus je maken met het evenwicht: NH3 + H2O <–> NH4+ + OH–
Tijdens de titratie druppel je een oplossing van ammonia toe.
Als een zwakke base reageert met een sterk zuur schrijven we de reactievergelijking als volgt op:
NH3(aq) + H3O+(aq) –> NH4+ (aq) + H2O(l).
Het ontstane NH4+ is een zwak zuur dus tijdens de titratie treedt dit evenwicht in: NH4+ (aq) + H2O <–>H3O+ + NH3(aq).
Omslag van de indicator geeft einde van de titratie aan:
je hebt 1,576.10-3 mol NH3 toegevoegd aan (1,576.10-3)/2 mol H2SO4 .
Je hebt nog steeds het evenwicht NH4+ (aq) + H2O <–>H3O+ + NH3(aq)
<–> zijn evenwichtspijlen.
Ik hoop je zo voldoende geholpen te hebben.
Als er nog een vervolgvraag is, dan zien we die wel tegemoet.
Met vriendelijke groet,
Dick