Hoi Tim,
De tabel komt niet helemaal goed over, maar ik begrijp het volgende:
oxaalzuur-opl. – moleculaire stof – (zwak) zuur – notatie: H2C2O4(aq) LET OP: oxaalzuur kan ook een reductor zijn!
zwavelzuuropl. – moleculaire stof – (sterk) zuur – notatie: H+(aq) en SO42-(aq)
LET OP: zwavelzuur is alleen oxidator in geval van warm geconcentreerd zwavelzuur!
natronloog – (opgelost) zout – (sterke) base – notatie: Na+(aq) en OH–(aq)
kalkwater – (opgelost) zout – (sterke) base – notatie Ca2+(aq) en OH–(aq)
LET OP: oplosvergelijking is: Ca(OH)2 (s) + aq —> Ca2+(aq) + 2 OH–(aq)
Je hebt twee zure oplossingen. Zie je mogelijkheden om het verschil aan te tonen tussen de oxaalzuuroplossing en de zwavelzuur-opl.?
Je hebt twee basische oplossingen. Kun je door een van de reagentia te gebruiken aantonen welke oplossing de natronloog is en welke het kalkwater?
Helpt dit je op weg?
Als je nog vervolg vragen hebt, dan zien we die graag tegemoet.
Met vriendelijke groet,
Dick