Hoi Tim,
Dit is een mooi voorbeeld van hoe je de polariteit bepaalt van grote(re) moleculen en wat het effect is op het mengen van stoffen. Laten we eens jouw voorbeeld nemen van een molecuul met één polaire groep (-OH) en voor de rest CH2 groepen. De stof zal inderdaad vooral apolair zijn door die lange koolwaterstofstaart waardoor de polaire groep weinig effect heeft.
Echter, wat belangrijk is om te beseffen, is dat het te simpel is om dat hele molecuul apolair te noemen want het polaire gedeelte kan weldegelijk zorgen voor interessante effecten; niet alleen als je het mengt met een andere stof, maar ook als je het laat mengen met zichzelf! Misschien heb je van celmembranen gehoord die bestaan uit een fosfolipide dubbellaag (zie afbeelding). De situatie in een fosfolipide lijkt erg op jouw situatie, namelijk een polaire kop (hydrofiel) en een lange, apolaire staart (hydrofoob). In de eerste instantie zou je zeggen dat een fosfolipide apolair is door de koolwaterstofstaart, maar door de polaire kop is het molecuul zowel polair als apolair. Juist deze combinatie van polair/apolair is cruciaal om cellen intact te houden.
Dus over het algemeen kan je zeggen dat een molecuul met één OH groep en veel CH2 groepen apolair is, maar wanneer je verder in detail treedt, moet je toch ook in je achterhoofd houden dat het molecuul gedeeltelijk polair is.
Tot slot: een dipool blijft aanwezig, ook als je de koolstofstaart langer maakt. Misschien verminder je het effect van de dipool over het hele molecuul als je het molecuul groter maakt, maar de -OH groep blijft gepolariseerd.