Beste Bart,
Je antwoord is het aantal koolstofatomen wat je totaal hebt. Eigenlijk geef je hetzelfde antwoord ook met je 0.0200 mol. Dat is ook een aantal deeltjes en ziet er een stuk overzichtelijker uit. Lees mol eens als een paar (2), een kwartet (4) of dozijn (12) deeltjes. Mol is ook een aantal (6.022*10^23).
Je weet dat je nu 0.02 mol koolstof hebt. Reken nu hetzelfde uit voor waterstof en zuurstof.
Als je dat gedaan hebt kun je met deze verhouding (mol C : mol O : mol H) een molecuul vormen.
Met vriendelijke groet,
Jan-Hein