Vraagbaak scheikunde
polymeren
Vak
Scheikunde
Niveau
Havo
Onderwerp
Chemisch rekenen
Leerjaar
5
- Dit onderwerp is leeg.
-
AuteurBerichten
-
EliseGast
goedendag, ik had een vraag over een opdracht uit mijn boek. in deze opdracht bereken je de hoeveelheid dm3 CO2 die vrijkomt bij het verbranden van wegwerp bekertjes van polystyreen. je weet dat er 1,3 mol monomeerheden zijn en 8 C moleculen per momomeerheid. je doet dan 8 x 1,3. dit is ongeveer 11. Dan zeggen ze dat dat de hoeveelheid mol CO2 is, maar dat begrijp ik niet. Het is toch het aantal mol C ? weegt de O2 niks oid? Ik begrijp niet hoezo dit is.
hopelijk is dit een beetje duidelijk, alvast bedankt voor de moeite.met vriendelijke groet Elise Frijters.
muiGastDag Elise,
(Voor de goede orde: Ik ben ’n expert)
Je maakt een principiële denkfout:
De mol is een aantal en niet een massaeenheid.
Eerst een voorbeeld:
Stel je hebt duizend stoelen, dan heb je duizend zittingen, duizend rugleuningen en 4 duizend poten.
Deze duizend zittingen hebben natuurlijk een kleinere massa dan de duizend stoelen hoewel het om hetzelfde aantal gaat.
Zo werkt het ook met de mol. De mol is een aantal (veel groter dan duizend), maarj e rekent er op een vergelijkbare manier mee als het getal duizend.
Als je dus begint met 11 mol C-atomen, krijg je dus ook 11 mol CO2- molekulen omdat elk koolstofdioxidemolekuul opgebouwd is uit 1 C-atoom (en 2 O-atomen)
Deze hoeveelheid van 11 mol CO2 heeft dan natuurlijk een grotere massa dan 11 mol C-atomen omdat elk CO2-molekuul een grotere massa heeft dan 1 C-atoom
Als deze toelichting tot nieuwe vragen leidt, dan hoor ik het wel
Groet
MUI
-
AuteurBerichten
Bekijk ook eens