Opg:
Gebruik de volgende gegevens:
• dichtheid van absint: 0,92 ∙ 103 kg m–3;
• massa van een mol thujon: 152,2 g;
• concentratie van β-thujon in de onderzochte absint: 7,38∙10–5 mol L–1.
Volgens de normen van de Europese Unie mag absint maximaal 35 mg thujon (α en β samen) per kilogram bevatten.
d) Voldoet de onderzochte absint aan de door de Europese Unie gestelde norm?
Antwoord:
De totale concentratie thujon (α en β samen) is (2,45∙10–5 + 7,38∙10–5) = 9,83∙10–5 mol L–1.
m = 9,83∙10–5 × 152,2 = 1,496∙10–2 g thujon per liter. Dit komt overeen met
(1,496∙10–2 x 1000)/0,92 = 16 mg kg–1. De onderzochte absint voldoet dus aan de door de Europese Unie gestelde norm van 35 mg kg–1.
Mijn vraag: Ik snap niet hoe ze hier op 16 mg komen. Kan iemand mij alsjeblieft stap voor stap uitleggen wat er in de berekening (1,496∙10–2 x 1000)/0,92 gebeurt? Eerst dacht ik dat de concentratie thujon van g naar kg werd omgezet, maar dat klopt dan niet met de gebruikte dichtheid en snap ik het niet meer…
Groet,
Daisy