Oplossen of reageren zouten
Over de vraagbaak

Vraagbaak scheikunde

Oplossen of reageren zouten

8 berichten aan het bekijken - 1 tot 8 (van in totaal 8)
  • Auteur
    Berichten
  • #2223 Reageer
    Tim 4 vwo
    Gast

    Oplossingen van hydroxiden worden vaak met hun triviale namen aangeduid. Natronloog kun je op twee verschillende manieren maken. Door natriumhydroxide op te lossen in water, maar ook door natriumoxide te laten reageren met water. Alleen in het laatste geval is er sprake van een chemische reactie.

    Dit staat in mijn boek maar hoezo reageert een stof maar lost hij ook op ik dacht het is of of.

    #2224 Reageer

    Hoi Tim,

    Het gaat er hierbij om dat je op twee verschillende manieren natronloog kunt maken. De ene manier is door een stof op te lossen (natriumhydroxide) en de andere manier is om een stof met water te laten reageren waarbij de reactieproducten oplossen (natriumoxide).

    Om het verschil goed te begrijpen kun je het beste een vergelijking opstellen voor beide processen.

    Kijk die van natriumhydroxide ziet er dan als volgt uit:

    NaOH (s) -> Na⁺ (aq) + OH⁻ (aq)

    Dit is een oplosvergelijking want ik heb voor en na de pijl dezelfde deeltjes. Het enige verschil is dat de deeltjes nu opgelost zijn na de pijl.

    Als je een vergelijking gaat opstellen voor de vorming van natronloog en je maakt daarbij gebruik van natriumoxide dan krijg je geen oplosvergelijking maar een reactievergelijking. Natriumoxide reageert namelijk met water. De natriumoxide lijkt echter op te lossen omdat je een vaste stof in water doet waarna een heldere kleurloze oplossing ontstaat. Er is hier echter sprake van een reactie van de vaste stof natriumhydroxide met water waarbij de producten die ontstaan bij deze reactie oplossen in het water met als gevolg een oplossing. En bij deze reactie ontstaat eveneens natriumhydroxide.

    Kun je zelf proberen hiervan een reactievergelijking op te stellen?

    Groeten,
    Yvette

    #2261 Reageer
    Tim
    Gast

    Oh ja dat begrijp ik 🙂 nu. Alleen waarom heet OH dan ineens hydroxide ik had het gewoon waterstofoxide genoemd.

    #2263 Reageer

    Hallo Tim,

    De naam hydroxide is al vrij oud. In die tijd ging alles in het Latijn. Zuurstof is dan oxygenium( komt uit het Grieks Oxús=zuur en gennãn=scheppen) en waterstof is hydrogenium( hydro=water). Om daar een compact woord van te maken, gebruiken we de uitgang -ide. Je zult nog meer van dat soort samentrekkingen tegenkomen. Denk aan nitriet, sulfaat en fosfaat.
    Wij willen natuurlijk graag allerlei vragen beantwoorden, maar bedenk wel dat je zelf veel op internet kunt vinden. Ik vond bijvoorbeeld onder etymologie oxygenium de oorsprong van de naam ZUURstof( oxús=zuur). Nooit geweten.

    Succes verder en kom maar met een volgende vraag,
    groet,

    Jan Wim Peters

    #2264 Reageer

    Aanvulling:
    De naam waterstofoxide zou verwarring kunnen geven met de STOF (di)waterstofoxide(water) H2O. Voor een ION gebruiken we dus een ander soort naam, hier dus hydroxide.

    #2304 Reageer
    Keet
    Gast

    IIk moet de oplosbaarheid van bariumhydroxide berekenen en heb hiervoor zoutzuur getitreerd. We kwamen uit op 19,2 milliliter zoutzuur dat erbij werd getitreerd. De berekeningen die we hebben gedaan staan hieronder, maar we komen uit op een oplosbaarheid van 10 mol/ liter en dat is een beetje veel. Ziet iemand misschien wat ik fout heb gedaan? Alvast bedankt!
    We kunnen dus zeggen dat er 19,2 milliliter zoutzuur werd getitreerd. De dichtheid van zoutzuur is 1,002 kg/ L. Dit is bij een molariteit van 0,100 mol/L en komt het beste overeen met de gebruikte oplossing. Wij hebben een zoutzuur-oplossing van 0,107 mol/L gebruikt. Hiermee kun je de concentratie van waterstof-ionen in de oplossing berekenen. Je kunt de verhouding van waterstofionen : chloride-ionen aflezen in de volgende reactievergelijking:

    (3) HCl → H+ + Cl-

    De verhouding H+ : Cl- is 1:1. Eerst bereken je de massa van 19,2 milliliter zoutzuur met de volgende berekening:
    1,002 x 19,2 x 103 = 1,9238 x 104 kg = 1,9238 x 10 1 g
    Er is dus 19,238 gram zoutzuur. De molaire massa van zoutzuur is 36,46 g/mol. Het aantal mol zoutzuur kun je krijgen met de volgende berekening:
    1,9238 x 101 / 36,46 = 5,2766 x 10-1 mol

    Om vervolgens het aantal mol waterstofionen te bepalen doe je de volgende berekening:
    5,2766 x 10-1 / 2 = 2,6383 x 10-1 mol waterstofionen.

    De verhouding van waterstofionen : hydroxide-ionen kun je afleiden uit reactievergelijking (2) en dit is 1:1. Er waren dus ook 2,6383 x 10-1 mol hydroxide-ionen aanwezig in de oplossing. Het volume van de bariumhydroxide-oplossing was 25,00 milliliter, ook wel 0,025 liter. De concentratie van de hydroxide-ionen bereken je door:
    2,6383 x 10-1 / 0,025 = 10,553 mol/L

    #2305 Reageer

    Hallo Keet,

    Een gedeelte van je verhaal heb ik overgenomen en van commentaar voorzien. Het antwoord is zo gek nog niet, maar je maakt een aantal fouten.

    De verhouding H+ : Cl- is 1:1. Eerst bereken je de massa van 19,2 milliliter zoutzuur met de volgende berekening:
    1,002 x 19,2 x 103 = 1,9238 x 104 kg = 1,9238 x 10 1 g DIT IS NIET JUIST; JE VERMENIGVULDIGT ML MET KG/L, DIE MACHTEN VAN 10 ZIJN NEGATIEF, DUS MIN 3 EN MIN 4(EIGENLIJK -2)
    Er is dus 19,238 gram zoutzuur. De molaire massa van zoutzuur is 36,46 g/mol. Het aantal mol zoutzuur kun je krijgen met de volgende berekening:
    1,9238 x 101 / 36,46 = 5,2766 x 10-1 mol DIT MAG JE NIET DOEN; ZOUTZUUR IS EEN OPLOSSING, DUS NIET HCL

    Om vervolgens het aantal mol waterstofionen te bepalen doe je de volgende berekening:
    5,2766 x 10-1 / 2 = 2,6383 x 10-1 mol waterstofionen. WAAROM DELEN DOOR 2? UITEINDELIJK WEL GOED OMDAT HET GAAT OM BA(OH)2

    De verhouding van waterstofionen : hydroxide-ionen kun je afleiden uit reactievergelijking (2) en dit is 1:1.
    Er waren dus ook 2,6383 x 10-1 mol hydroxide-ionen aanwezig in de oplossing.
    Het volume van de bariumhydroxide-oplossing was 25,00 milliliter, ook wel 0,025 liter. De concentratie van de hydroxide-ionen bereken je door:
    2,6383 x 10-1 / 0,025 = 10,553 mol/L

    Ik zoek even iets op en kom bij je terug.

    Groet,

    Jan Wim Peters

    • Deze reactie is gewijzigd 1 jaar, 10 maanden geleden door Jan Wim Peters.
    #2306 Reageer

    Hallo Keet,

    Je laat je bij de berekening in de war brengen door de dichtheid van zoutzuur. Bij een chemische berekening doe je zoveel mogelijk met het aantal mol van de stoffen. Alleen als dat toevallig nodig is, reken je met massa. Hier is dat niet nodig, want je weet het aantal mL bariumhydroxideoplossing, het aantal mL zoutzuur en de molariteit(mmol/mL) van het zoutzuur. Zo kun je vrij vlot de molariteit(mol/L) van bariumhydroxide in de oplossing uitrekenen.
    Ik denk dat je er zo wel uitkomt. Kijk ook even in BINAS 45B voor de tabelwaarde van de oplosbaarheid van bariumhydroxide.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

8 berichten aan het bekijken - 1 tot 8 (van in totaal 8)
Reageer op: Reactie #2304 in Oplossen of reageren zouten
Je informatie:



vraagbaak icoon Redox en groene chemie
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
Redox en groene chemie
Geachte iemand, voor het vak scheikunde heb ik een SE over redox en groene chemie gemaakt, hiervoor heb ik een 2,8 terwijl ik dacht dat het best oké ging. Binnenkort heb ik de herkansing. Vandaar mijn vraag; ‘hoe en met welke methode/materiaal kan ik het beste voor deze onderwerpen leren?’
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Chemisch rekenen de molariteit
Scheikunde | Vwo | 6
Vraag
Chemisch rekenen de molariteit
De oplosbaarheid van alunogeniet in water is 360 g/L bereken hiermee de molariteit van de aluminiumionen in een verzadigde oplossing van alunogeniet in water bij 20 graden
Bekijk vraag & antwoord
studiehulp icoon Olieverdamper
NaSk1 | Vmbo | 4
Eindexamen
Olieverdamper
Vragen 1 t/m 6 uit eindexamen NaSk 1 vmbo-gl en vmbo-tl 2021 tijdvak 2.
Lees meer
studiehulp icoon Carnavalsoptocht
NaSk1 | Vmbo | 4
Eindexamen
Carnavalsoptocht
Vragen 7 t/m 10 uit eindexamen NaSk 1 vmbo-gl en vmbo-tl 2021 tijdvak 2.
Lees meer
studiehulp icoon Fietsen
NaSk1 | Vmbo | 4
Eindexamen
Fietsen
Vragen 11 en 12 uit eindexamen NaSk 1 vmbo-gl en vmbo-tl 2021 tijdvak 2.
Lees meer
studiehulp icoon Geleidende grond
NaSk1 | Vmbo | 4
Eindexamen
Geleidende grond
Vragen 13 t/m 19 uit NaSk 1 vmbo-gl en vmbo-tl 2021 tijdvak 2.
Lees meer
studiehulp icoon Demonstratieproef
NaSk1 | Vmbo | 4
Eindexamen
Demonstratieproef
Vragen 20 t/m 25 uit eindexamen NaSk 1 vmbo-gl en vmbo-tl 2021 tijdvak 2.
Lees meer
studiehulp icoon Condensatorproef
NaSk1 | Vmbo | 4
Eindexamen
Condensatorproef
Vragen 26 t/m 32 uit eindexamen NaSk 1 vmbo-gl en vmbo-tl 2021 tijdvak 2.
Lees meer
studiehulp icoon Vaatwasser
NaSk1 | Vmbo | 4
Eindexamen
Vaatwasser
Vragen 33 t/m 36 uit eindexamen NaSk 1 vmbo-gl en vmbo-tl 2021 tijdvak 2.
Lees meer
studiehulp icoon Gatentang
NaSk1 | Vmbo | 4
Eindexamen
Gatentang
Vragen 37 t/m 39 uit eindexamen NaSk 1 vmbo-gl en vmbo-tl 2021 tijdvak 2.
Lees meer

Inloggen voor experts