Vraagbaak scheikunde
gemiddelde reactie snelheid berekenen
Vak
Scheikunde
Niveau
Vwo
Onderwerp
Chemisch rekenen
Leerjaar
4
- Dit onderwerp bevat 6 reacties, 1 deelnemer, en is laatst geüpdatet op 8 maanden, 2 weken geleden door Jan Wim Peters.
-
AuteurBerichten
-
LouiseGast
Hi,
Bij een opdracht moet ik de gemiddelde reactiesnelheid berekenen. Daarbij is gegeven dat de het 300 seconde is, 6,6 mol L -1 NO2 en het tijdsinterval is 100-300 seconde. De vergelijking is: 2 N2O5 -> 4 NO2 + O2
Ik dacht dat het: 6,6 / 4 x 300 moest zijn, maar dat is 5,5 x 10 -3, maar het antwoordenboekje zegt dat het 4,5 x 10-3. Er staat geen verdere berekening bij, dus ik heb geen idee wat ik fout doe?
Alvast bedankt!
Jan Wim PetersExpertHallo Louise,
Heb je wel alle informatie gegeven bij deze vraag? Is de molariteit van NO2 echt 6,6 mol/L ? Is er misschien ook een diagram bij gegeven waarop je de molariteitverandering kunt aflezen? Ik kijk er nog even naar, of ik het zo begrijp.
Groet,
Jan Wim Peters
LouiseGastHi,
Ja, de molaliteit is 6,6 mol L-1
Er staat: bereken aan de hand van de gegevens in de tabel per tijdsinval de gemiddelde reactiesnelheid.
tijd (s) [NO2] (mol L-1) tijdsinterval (s) sgem (mol L-1 s-1)
0 0,0 – –
100 3,0 0-100
300 6,6 100-300
500 8,4 300-500
600 9,0 500-600
De eerste Sgem snap ik, want daar kom ik zelf ook uit op 7,5 x 10-3
Maar die daarna komen snap ik niet, namelijk 4,5 x 10-3, 2,3 x 10-3, 1,5 x 10-3
Jan Wim PetersExpertHallo Louise,
Dit verduidelijkt voor mij een hoop. Bij de gemiddelde reactiesnelheid tijdens een bepaald tijdstraject, kijk je naar de molariteitsverandering van een stof per seconde. Dus voor de tweede: (6,6-3,0)/(300-100)/4= 4,5 * 10-3 Mol/Ls. Die factor 4 heeft hier waarschijnlijk te maken met het uitdrukken in de zuurstofmolariteit, Je kijkt naar de verandering van de molariteit van een bepaalde stof. Hier: òf N2O5, of NO2, of O2.
Duidelijk?
Groet,
Jan Wim Peters
Jan Wim PetersExpertIk vind het trouwens wel vreemd dat bij tijdstip 300 het interval hoort 100-300. Je zou verwachten dat je dan voor het tijdstip het midden pakt, 200 s.
LouiseGastHi,
De 2e snap ik nu ook. Maar dan heb je toch bij de 3e: 8,4 – 6,6 / 4 x 400? Maar dat is 1,125 x 10-3, terwijl het 2,3 x 10-3 zou moeten zijn.
Jan Wim PetersExpertDag Louise,
Maar waarom deel je hier door 400? Wat is het tijdsinterval?
Let ook op de laatste.
Groet,
Jan Wim
-
AuteurBerichten
Bekijk ook eens