C3 JongerenCommunicatie

C3 JongerenCommunicatie

Aangemaakte reacties

15 berichten aan het bekijken - 61 tot 75 (van in totaal 111)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: Uitgelicht #69488
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hallo Timmy,

    Helaas kunnen we je niet helpen aan een onderwerp, daar is deze vraagbaak niet voor bedoeld. Uiteraard ben je welkom met inhoudelijke vragen wanneer je een passend onderwerp hebt gevonden. Succes met de zoektocht!

    -Loes

    In reactie op: zouten en evenwichten #1701
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Beste Remco.

    Misschien ten overvloede: het is de bedoeling jou op weg te helpen. Ik zie dat je om “het” antwoord op mijn gestelde suggesties vraagt ongeveer een minuut nadat ik ze heb geplaatst. In mijn optiek is er dan weinig leereffect. Ga eens rustig kijken wat er allemaal speelt, en als je er echt niet uitkomt, kom dan met een concrete vraag. Ok?

    In reactie op: zouten en evenwichten #1698
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Beste Remco,

    -Bedenk het volgende: een verzadigde zoutoplossing is een oplossing waarin de maximale hoeveelheid van dat bewuste zout is opgelost bij een bepaalde temperatuur, bijvoorbeeld een hoeveelheid oplossing in een bekerglas.
    -Is er in dat bewuste volume meer zout aanwezig dan zal het overschot (hetgeen dus niet meer kan oplossen OMDAT de maximum waarde is bereikt) op de bodem van het glas aanwezig zijn.
    -Op macroniveau “zie” je dus een hoeveelheid vloeistof met kristallen op de bodem.
    -Op macronveau “zie ” je geen evenwicht, en je “ziet” niet perse een zout. Tenzij je zelf die (over)verzadigde oplossing hebt gemaakt. Je ziet alleen dat het systeem stabiel is bij die temperatuur. Bedenk misschien wat ik bedoel met stabiel.
    -Bedenk zelf hoe je die stabiliteit kan “meten”, en/of hoe je kan meten/weten dat je met een zout te maken hebt!

    In reactie op: materieaspecten van de chemische reactie #1629
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Wij zijn er om je op weg te helpen en niet zo zeer om je antwoorden te controleren 😉 (=geintje).
    Je antwoord klopt inderdaad.
    Let nog even op significantie en je tussenuitkomsten niet te snel afronden.. Ik kom op 15,7 mol/L maar ik weet natuurlijk niet hoe streng je docent is.

    In reactie op: materieaspecten van de chemische reactie #1627
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hallo Timmy,
    Je moet hier een aantal denkstapjes zetten.
    30m% NH3 betekent massa-%. Dus in die oplossing is 30% van het gewicht afkomstig van NH3. Dus m.a.w. 30 gram NH3 uit een totale massa van 100g oplossing.
    Maar je moet dan ook even uitrekenen hoeveel ml die 100 gram oplossing is. Daarvoor heb je de dichtheid nodig.
    Op dat moment weet je dat er 30g NH3 opgelost is in xx ml vloeistof.
    De laatste stap is dat je die 30g NH3 moet omrekenen naar yy mol NH3 m.b.v de molmassa van NH3.
    Het resultaat is dan yy mol NH3 / xx ml oplossing en daarmee heb heb dus je je eindantwoord: concentratie in mol/L.

    Is het duidelijk geworden?

    In reactie op: Ionen en mol #1619
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hallo Ashutosh,

    een kleine uitleg over verhoudingen en scheikunde mbt kopersulfaat:
    in kopersulfaat geldt Cu2+ : SO42- =1:1. in woorden: de verhouding koperionen en sulfaationen is 1 op 1. een zout heeft een zgn verhoudingsformule . hier geldt dus , nogmaaals, dat de verhouding koper en sulfaat in een kopersulfaatkristal 1:1 is.
    als wit kopersulfaat (watervrij!) in aanraking komt met een weinig water, kleur het blauw. Een hele karakteristieke reactie. Men zegt: water is een reagens op (wit) kopersulfaat. Watermoleculen gaan in het rooster van het kopersulfaat “zitten”.
    Het is een exotherme reactie: http://www.thuisexperimenteren.nl/science/kristalwater/cuso4.htm
    In dat blauwe kopersulfaat (een zogenoemd hydraat) is de verhouding CuSO4: H2O =1:5 , dat wil zeggen dat op elke kopersulfaateenheid 5 watereenheden aanwezig zijn

    In vraag a ga ik er voorzichtig dat je gaat uitrekenen hoeveel mol watermoleculen aaneen mol kopersulfaat is gebonden.
    Hierbij bedenk je je dat de verhouding koper: sulfaat-1:1 dus voor de vraag maakt het niet uit of je het over koperionen hebt of over kopersulfaat: de verhouding is immers 1:1. (er is 1 koperion aanwezig in 1 eenheid kopersulfaat)
    een voorzet voor je antwoord; als de verhouding tussen koperion en water geldt dat het 1:5 is, dan geldt dat er met elk koperion 5 watermolulen zijn,
    dus 10 koperionen…. 50 mwatermoleculen. een miljoen koperionen….. 5 miljoen watermoleculen. dan is de vraag hoeveel mol watermoleculen zijn gebonden aan 1 mol koperionen wel door jou te beantwoorden verwacht ik!

    als je vraag a hebt, mag vraag b niet zo moeilijk zijn. stel je hebt gevonden: er zijn y mol watermoleculen gebonden, dan geldt dat er y * (6,0 ∙ 10^23) moleculen water gebonden. (sorry , * is een vermenigvuldiging)

    Er is wel een kanttekening. Als kopersulfaat volledig in water is opgelost (de oplossing is mooi blauw!) dan omringen watermoleculen de ionen. we noemen dat hydratatie. Rond een koperionen worden ZES moleculen water gebonden. Dat kan je bijv vinden in BINAS tabel 49

    ik hoop dat je er wat aan hebt!!

    • Deze reactie is gewijzigd 2 jaren, 4 maanden geleden door C3 JongerenCommunicatie.
    In reactie op: redox #1614
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Ano, nog een aanvulling: De ontleding van waterstofperoxide is met katalysator (H+} inderdaad volgens bovenstaand antwoord.
    Zonder katalysator verloopt deze ook, maar nog veel langzamer, en zeker in een koele plek:
    peroxide als oxidator
    H2O2 +2e- –> 2OH-

    en peroxide als reductor
    H2O2 –> O2 + 2e + 2H+

    opgeteld levert het dezelfde redoxreactie op! (controleer dat zelf !)

    In reactie op: cis en trans-isomerie #1609
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hallo Laila,
    een cyclo-verbinding is de andere soort verbinding waar cis en trans isomeren van kunnen bestaan. Cyclobutaan zijn 4 C-atomen die in een vierkant met elkaar verbonden zijn. De extra groepen kunnen dan vanaf de onderkant of vanaf de bovenkant aan de C-atomen verbonden zijn.
    Als ze beide aan dezelfde kant zitten (of beide onder of beide boven) dan spreek je van cis. Zit er 1 groep onder en 1 groep boven, dan spreek je over de trans-vorm. Ook nu weer een tekeningetje om het verduidelijken. De tekening is niet de juiste structuurformule van 1,3-dibroom-cyclobutaan. Let goed op de positionering van de broom-atomen.

    In reactie op: lewisstructuren #1605
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hi Laila,

    Nog even ter toevoeging?
    Ben je vooral benieuws hoe je de lewis structuren kan tekenen en waarom ze er zo uitzien?
    Of wil je er wat dieper op in gaan met behulp van de octet regel?
    De (meeste) atomen willen namelijk 8 elektronen in hun buitenste schil hebben. (H wil dit absoluut niet! Die is best gelukkig met 1 binding)

    Laten we als voorbeeld H2O nemen –>
    Dus met dat in het achterhoofd kun je de volgende stappen nemen:
    1. Tel alle valentie elektronen, dus met hoeveel elektronen wil het atoom binden?
    Bijvoorbeeld 2x H heeft 2 valentie elektronen , O heeft er 6,( dus we hebben 8 valentie elektronen totaal)
    2. Bedenk wat het centrale atoom in je tekening is, (dit is de meest elektronegatieve meestal, of waar je er maar 1 van hebt)
    3. Verbind de atomen met elkaar
    4. Tel eens hoeveel elektronen je in de huidige tekening ziet.
    H – O – H

    Zijn dit er al 8?
    Zo nee, waar gaan de andere elektronen dan naar toe? Zeker als we bedenken dat H wel tevreden is met 1 binding…..

    In reactie op: lewisstructuren #1604
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hi Laila,

    Heel kort door de bocht: een lewis-structuur laat zien welke covalente bindingen er in een molecuul aanwezig zijn én welke ‘eenzame’ elektronenparen er nog over zijn (die dus niet zijn gebonden)

    Normaal als je een molecuul structuur tekent gebruik je alle atomen in je molecuul, verbonden met bindingen.
    Dit kan een enkele, dubbele of tripel binding zijn, maar één bindings-streepje staat altijd voor 2 elektronen.
    In de lewisstructuur wil je daarbij nog laten zien dat de atomen een gevulde buitenste elektronen schil hebben.

    Een atoom bestaat uit verschillende elektronen schillen, en met die buitenste schil kunnen ze verbindingen leggen met andere atomen.
    Bijvoorbeeld H heeft 2 elektronen in z’n buitenste schil en C 8.
    Wanneer we dan CH4 tekenen, klopt het dat alle atomen een gevulde buitenste schillen hebben. (Je telt beide elektronen in de binding dus C heeft 8 elektronen om zich heen en iedere H heeft 2 elektronen om zich heen).

    Maar wanneer je bijvoorbeeld C2H6O gaat tekenen, welk atoom is dan niet helemaal ‘gevuld’?

    In dit filmpje gaat iemand nog stap voor stap door een voorbeeld
    https://www.youtube.com/watch?v=v0BWyb9Mgtg

    Helpt dat?

    In reactie op: cis en trans-isomerie #1602
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hallo Laila,
    Ik ga er even vanuit dat je weet wat isomeren zijn: stoffen met dezelfde molecuulformule maar een andere structuurformule.
    Cis en trans isomeren is een begrip bij de koolstofchemie en deze isomeren komen voor als er een dubbele binding zit in de koolstof-keten van het molecuul.
    Je moet vervolgens kijken welke atomen vast zitten aan beide C-atomen van de dubbele binding. Dit is vaak een H-atoom en een andere groep (C-keten of een ander atoom zoals bijvoorbeeld Cl, Br of F).
    Als de speciale groepen aan dezelfde kant van de dubbele binding zitten noem je dat de cis-verbinding.
    Zitten de speciale groepen aan verschillende kanten van de dubbele binding, dan noem je dat de trans-verbinding.
    Ik heb nog een tekening toegevoegd van verschillende cis en trans verbindingen.
    Hopelijk is nu iets duidelijker voor je geworden.

    In reactie op: Berekenen concentratie bij titratie #1599
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hallo Kyra,
    Doordat je methaanzuur (=een zuur) gaat bepalen met natronloog (=een base) heb je hier te maken met een zuur-base reactie.
    Je begint met een onbekende concentratie zuur en je moet zoveel base toevoegen dat alle zuur is verdwenen. Dat kan je zien mbv de indicator (omslagpunt).
    Het begint met het opstellen van de reactievergelijking.
    Daarna ga je uitrekenen hoeveel mol OH- is toegevoegd.
    Vervolgens kijk je naar de molverhouding tussen het zuur en de base uit de reactievergelijking.
    Hieruit kan je berekenen hoeveel mol zuur heeft gereageerd met het aantal mol OH-.
    Daarna moet je deze hoeveelheid mol zuur weer omrekenen naar de originele concentratie van het bleekwater (tip: kijk naar de verdunningsfactor).
    Hiermee heb je het stappenplan.
    Hopelijk kom je nu zelfstandig verder met de opgave.
    Tip: zorg ervoor dat je alle gegevens uit de vraag haalt. Op dit moment mis je nog 1 gegeven om de vraag op te lossen. Kan je zelf uitzoeken welk gegeven je nog mist?

    In reactie op: redox #1592
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    samen opgeteld:
    2H2O2 -> 2H2O + O2

    In reactie op: redox #1591
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    het moet iets zijn als:
    H2O2 -> O2 + 2H+ + 2e-
    H2O2 + 2H+ + 2e- -> 2H2O

    In reactie op: redox #1590
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hallo Ano, ik zou in je Binas tabellenboekje kijken en dan staat daar vast een reactie waarbij H2O2 gereduceerd wordt (tot water) en een reactie waarbij H2O2 geoxideerd wordt (tot zuurstof).
    Het is niet zo mijn gebied, moet ik zeggen.
    Helpt dat?

15 berichten aan het bekijken - 61 tot 75 (van in totaal 111)

Inloggen voor experts