docent Dick

docent Dick

Aangemaakte reacties

15 berichten aan het bekijken - 106 tot 120 (van in totaal 196)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: linolzuur #155804
    docent Dick
    Expert

    Beste Elise,

    Als de molecuulformule vraagt, dan tel je de de C’s, H’s en O’s die in het molecuul voorkomen.

    Als je de structuurformule van linolzuur vraagt, dan geef je:

    CH3-CH2-CH2-CH2-CH2-CH=CH-CH2-CH=CH-CH2-CH2-CH2-CH2-CH2-CH2-CH2-COOH

    In de structuurformule kun je meteen zien dat er twee dubbele bindingen inzitten en een zuurgroep.

    Een structuurformule geeft dus meer informatie dan een molecuulformule.

    Heb ik je hiermee geholpen?

    Groeten Dick

     

    In reactie op: Hoeveelheden azijnzuur en melk in bioplastic #155788
    docent Dick
    Expert

    Beste Esmee,

    In 100 mL halfvolle melk zit 3,6 gram eiwit (even thuis op het pak kijken!).

    Hiervan is 80% casseine.

    Wat bedoel je met de pH-waarden van azijnzuur is 3,0?

    Kun  je uitrekenen wat de pH is van 0,10 M azijnzuur?

    Je wil straten met een azijnzuuroplossing met pH = 4,7 begrijp ik. Kun je uitrekenen wat de molariteit van deze oplossing is?

    Hoe zou je deze oplossing kunnen maken uitgaande van bijvoorbeeld 0,10 M azijnzuur?

    Zijn dit voldoende aanwijzingen om verder te kunnen?

    Groeten,

    Dick

    In reactie op: Zuur-base, titratie vraag #154887
    docent Dick
    Expert

    Beste Geert,

    Wat dacht je van het eerst opschrijven van de reactievergelijking die bij de titratie optreedt.

    Uit een kloppende reactievergelijking kun je de mol verhouding tussen zuur en base afleiden.

    Als je weet hoeveel mol ammoniak aanwezig was in de 10,00 mL van de verdunde ammonia kun je ook uitrekenen hoeveel mol ammoniak aanwezig was in de maatkolf van 100,0 mL.

    Weet je nu ook hoeveel mol ammoniak aanwezig was in je monster van 25,00 mL?

    Ben je nu een eind op weg geholpen om het ammoniakgehalte in de ammonia uit te rekenen?

    Wat betreft de indicator:

    Is ammoniak een sterke of een zwakke base?

    Is HCl een sterk of een zwak zuur?

    Je titreer dus een ……..base met een …… base.

    Waar verwacht je dat het equivalentiepunt van de titratie ligt?  pH<7, pH=7, pH>7?

    Kun je nu ook beredeneren welke indicatoren hier geschikt zouden zijn?

    Succes, met de uitwerking.

    Mocht je nog aanvullende vragen hebben, dan zien we die graag tegemoet.

    Groeten,

    Dick

    In reactie op: bepalen van het gehalte jood in jodiumtinctuur #154798
    docent Dick
    Expert

    Ik weet niet of jullie op school een spectrofotometer of een colorimeter hebben:

    De Spectrofotometer

    De spectrofotometer is een apparaat waarmee nauwkeurige bepalingen van ionconcentraties gedaan kunnen worden. Het principe is dat je licht door een met oplossing gevulde cuvet stuurt. De oplossing bestaat uit ionen die licht kunnen opnemen. Hoe hoger de concentratie, hoe meer licht wordt opgenomen (dus hoe hoger de extinctie).

    Op deze manier kunnen we de spectrofotometer gebruiken voor kwantitatieve doeleinden. Het verband tussen extinctie en concentratie wordt weergegeven door de wet van Lambert-Beer (zie Binas 37E). Uit de wet blijkt dat de extinctie recht evenredig is met de concentratie van de ionen.

    Om van een onbekende oplossing de concentratie te bepalen, moet je eerst van een aantal oplossingen met bekende molariteit de extinctie bepalen. De grafiek van de extinctie tegen de concentratie moet dan een rechte lijn door de oorsprong opleveren. Zo’n lijn noemen we een ijklijn. Als je daarna van de onbekende oplossing de extinctie meet, kun je met behulp van deze ijklijn de onbekende concentratie bepalen.

     

    Youtube video uitleg colorimeter:  https://youtu.be/66Ciiudanq8

    Helpt deze informatie je verder?

    Docent Dick

    In reactie op: gehalte jood via absorptiespectrometrie bepalen #154797
    docent Dick
    Expert

    Ik weet niet of jullie op school een spectrofotometer of een colorimeter hebben:

    De Spectrofotometer

    De spectrofotometer is een apparaat waarmee nauwkeurige bepalingen van ionconcentraties gedaan kunnen worden. Het principe is dat je licht door een met oplossing gevulde cuvet stuurt. De oplossing bestaat uit ionen die licht kunnen opnemen. Hoe hoger de concentratie, hoe meer licht wordt opgenomen (dus hoe hoger de extinctie).

    Op deze manier kunnen we de spectrofotometer gebruiken voor kwantitatieve doeleinden. Het verband tussen extinctie en concentratie wordt weergegeven door de wet van Lambert-Beer (zie Binas 37E). Uit de wet blijkt dat de extinctie recht evenredig is met de concentratie van de ionen.

    Om van een onbekende oplossing de concentratie te bepalen, moet je eerst van een aantal oplossingen met bekende molariteit de extinctie bepalen. De grafiek van de extinctie tegen de concentratie moet dan een rechte lijn door de oorsprong opleveren. Zo’n lijn noemen we een ijklijn. Als je daarna van de onbekende oplossing de extinctie meet, kun je met behulp van deze ijklijn de onbekende concentratie bepalen.

     

    Youtube video uitleg colorimeter:  https://youtu.be/66Ciiudanq8

     

    Helpt deze info je verder?

    Docent Dick

    In reactie op: absorptiespectrometrie #154796
    docent Dick
    Expert

    Beste Sanne en Lianne,

     

    Helpt de onderstaande informatie jullie verder  op weg?

    Ik weet niet of jullie op school een spectrofotometer of een colorimeter hebben:

    De Spectrofotometer

    De spectrofotometer is een apparaat waarmee nauwkeurige bepalingen van ionconcentraties gedaan kunnen worden. Het principe is dat je licht door een met oplossing gevulde cuvet stuurt. De oplossing bestaat uit ionen die licht kunnen opnemen. Hoe hoger de concentratie, hoe meer licht wordt opgenomen (dus hoe hoger de extinctie).

    Op deze manier kunnen we de spectrofotometer gebruiken voor kwantitatieve doeleinden. Het verband tussen extinctie en concentratie wordt weergegeven door de wet van Lambert-Beer (zie Binas 37E). Uit de wet blijkt dat de extinctie recht evenredig is met de concentratie van de ionen.

    Om van een onbekende oplossing de concentratie te bepalen, moet je eerst van een aantal oplossingen met bekende molariteit de extinctie bepalen. De grafiek van de extinctie tegen de concentratie moet dan een rechte lijn door de oorsprong opleveren. Zo’n lijn noemen we een ijklijn. Als je daarna van de onbekende oplossing de extinctie meet, kun je met behulp van deze ijklijn de onbekende concentratie bepalen.

     

    Youtube video uitleg colorimeter:  https://youtu.be/66Ciiudanq8

    Kunnen jullie een ontwerp voor je onderzoek opstellen?

    Docent Dick

     

    In reactie op: redoxtitratie #154789
    docent Dick
    Expert

    Beste Elke,

    Ik ben even aan het rekenen geslagen. Mijn veronderstelling dat je moet verdunnen is onjuist.

    Je hoeft niet te verdunnen.

    Je kunt wel even berekenen of je 10,00 mL of beter 25,00 mL kunt pipetteren.

    Groeten,

    Docent Dick

    In reactie op: gehalte jood via absorptiespectrometrie bepalen #154788
    docent Dick
    Expert

    Beste Elke,

    Van de verdunningsreeks neemt je de oplossing met de hoogste [I2] met zetmeel.

    Je stop de cuvet in de spectrofotometer.

    Vervolgens varieer je de golflengte in stappen van bijv.10 nm. Bij elke golflengte noteer je de absorptie.

    Zo neem je een absorptiespectrum op.

    Je kunt nu zien bij welke golflengte het jood/zetmeel-complex het beste absorbeert.

    Helpt dit je verder op weg?

    Docent Dick

    In reactie op: redoxtitratie #154787
    docent Dick
    Expert

    Hoi Elke,

    Stel dat 10,00 mL joodtinctuur-opl. pipetteert en je tussen de 20-25 mL 0,100 M thio wil titreren.

    Je kunt uitrekenen dat je dan moet werken met een verdunde joodtinctuur-opl.

    Kun je dan uitrekenen met welke factor je de oorspronkelijke joodtinctuur moet verdunnen, om dit te kunnen titreren met 0,100 M thio?

    Heb ik je zo weer verder op weg geholpen?

     

    Groeten,

     

    Docent Dick

    Hert verdunnen kun je doen door 10,00 mL

     

    In reactie op: gehalte jood via absorptiespectrometrie bepalen #154784
    docent Dick
    Expert

    Beste Elke,

    Je moet eerst kijken bij welke golflengte een joodoplossing met zetmeel het beste absorbeert.

    Daarna kun je een reeks (bekende) verdunningen maken van jood-oplossingen met zetmeel,

    Deze waarden kun je grafisch uitzetten.

    Vervolgens kun je de absorptie van de betadine-opl. bepalen.

    Met de eerdere gegevens kun je dan iets zeggen van het gehalte jood in de jodiumtinctuur-opl.

    Helpt dit je op weg?

    Groeten,

     

    Docent Dick

    In reactie op: bepalen van het gehalte jood in jodiumtinctuur #154782
    docent Dick
    Expert

    Beste Rabia,

    Je moet eerst kijken bij welke golflengte een joodoplossing met zetmeel het beste absorbeert.

    Daarna kun je een reeks (bekende) verdunningen maken van jood-oplossingen met zetmeel,

    Deze waarden kun je grafisch uitzetten.

    Vervolgens kun je de absorptie van de betadine-opl. bepalen.

    Met de eerdere gegevens kun je dan iets zeggen van het gehalte jood in de jodiumtinctuur-opl.

    Helpt dit je op weg?

    Groeten,

     

    Docent Dick

    In reactie op: groene chemie opdracht adipine zuur #152394
    docent Dick
    Expert

    Beste Jan:

    Wat dacht je van:

    1e blok:

    • Je tekent een rechthoek met de ingaande stofstromen cyclohexeen, 30% waterstofperoxide-oplossing en de katalysator .
    • Je geeft de uitgaande stofstromen weer: Cyclohexeen, waterstofperoxide, adipinezuur en (water). Ik zet water tussenhaakjes omdat je een waterstofperoxide-oplossing hebt. Katalysator blijft normaal gesproken in de reactor achter.

     

    2e blok:

    Ingaande stofstromen: Cyclohexeen, waterstofperoxide-oplossing en adipinezuur.

    Twee uitgaande pijlen: 1 pijl met stofstroom: (onzuivere) adipinezuur  en 1 pijl met filtraat  (cyclohexeen, waterstofperoxide-oplossing ) dat terug gaat naar blok 1 .

    En zo bouw je het blokschema verder op met een derde blok waarin het onzuivere adipinezuur wordt gewassen met koud water etc.

    Helpt dit je op weg?

    Groeten,

    Dick

     

     

    In reactie op: Zuur-base reacties voor project #152385
    docent Dick
    Expert

    Beste Bob,

     

    Practica 5:
    a. CuSO4 ⋅ 5H2O (s) + H2O –> Cu2+ + HSO4 + 5H2O + OH
    Waarnemingen:
    Vooraf: Blauwe stof
    Tijdens: blauwe stof lijkt te mengen met H2O
    Na: Er zijn twee vloeistoflagen (kopersulfaat kan dus niet goed oplossen in H2O)
    Verklaringen: Ik kan geen verband maken met mijn waarnemingen en mijn reactievergelijkingen….

    Als een zout oplost in water in water gebruik je aq. Het zout splitst in ionen.

    CuSO4.5H2O + aq —> Cu2+(aq) + SO42-(aq) + 5 H2O(l)

    Omdat blauw koper(II)sulfaat een hydraat is (bevat kristalwater) schrijf hier na de reactie de 5 H2O.

    Ik weet niet hoeveel blauw kopersulfaat in je reageerbuis aanwezig was, maar ik denk dat na goed schudden het helemaal had moeten oplossen!

    Waarom zet je OH aan de rechterkant van de pijl?

    Eerst lost je het blauwe koper(II)sulfaat op. Hiervoor geef je de olposreactievergelijking.

    Vervolgens ga je natronloog toevoegen.

    Wat heb je toen waargenomen?

    Je hebt Cu2+(aq), SO42-(aq), H2O, Na+(aq) en OH(aq). Welke reactievergelijking hoort hierbij?

     

    Daarna ga je het geheel verwarmen en ontstaat er koper(II)oxide (s).

    Schrijf eerst weer op welke stoffen en deeltjes bij elkaar hebt. Een product is koper(II)oxide (s)

    Kun je nu de reactievergelijking van deze reactie geven?

     

    Je weet nu dat er koper(II)oxide is gevormd.

    Aan deze stof ga je zwavelzuuroplossing toevoegen.

    Je meldt dat de oplossing helder is, heeft de oplossing ook een kleur? Zo ja welke?

    Koper(II)oxide(s) heeft dus gereageerd met de zwavelzuuroplossing.

    Schrijf weer eerst de stoffen en deeltjes op die je bij elkaar hebt gebracht.

    Kun  je nu de reactievergelijking opschrijven?

     

    Voordat we aan de rest beginnen, lijkt het mij handig dat je eerst dit onderdeel goed afrond.

    Ik zie graag je antwoorden tegemoet.

    Daarna pakken we je andere vragen aan, maar misschien helpt dit je al zover op weg dat je de andere vragen zelf al kunt beantwoorden.

    Kortom, ik zie het vervolg graag tegemoet.

     

    Dick

     

    In reactie op: 2x een structuurformule schrijven i.p.v. coëfficiënt 2 #152380
    docent Dick
    Expert

    Beste Bert,

    Ik hier even over moeten nadenken en een collega geraadpleegd.

    Je hebt de juiste stoffen (in structuurformules) links en rechts van de pijl opgeschreven.

    De elementbalans is ook juist.

    (Volgens ons is de betekenis van 2 Br-Br: 2 aparte broommoleculen, die mag je ook apart tekenen)

    Dus volgens ons krijg je geen puntenaftrek.

    Met vriendelijke groet,

    Dick

     

    In reactie op: Zuur-base reacties voor project #152304
    docent Dick
    Expert

    Beste Bob,

    Je doet een aantal dingen goed, maar hier onder een paar opmerkingen.

    BUIS 1

    ‘Verklaring: magnesiumoxide werd gemengd met zoutzuur (Cl- deed niet mee, dus die liet ik weg) en daaruit ontstond H2O (en dat is helder) en MgCl2 (is ‘goed oplosbaar’ (zie tabel 45A) en dat is dus ook helder.’

    Magnesiumoxide reageert met zoutzuur, daarbij ontstaan water en een oplossing van magnesiumchloride.

    Een oplossing van magnesiumchoride is een kleurloze oplossing,

    “Aanwezig stoffen: Mg2+ , O2–> sterkste base”

    MgO(s) is de aanwezige stof. MgO(s) splitst niet in Mg2+ en O2-,

    MgO(s) reageert met H3O.

    Op de onderstaande reactievergelijking is wel het een en ander op te merken.

    MgO(aq) + H3O+ +(aq) –> MgCl2(aq) + H2O(l)

    – MgO is een vaste stof dus MgO(s).

    – (aq) neem je niet zo in de reactievergelijking op.

    – Je hebt links geen Cl en rechts wel!

    – De lading links en rechts van de pijl klopt niet!

    MgO(s) reageert met H3O+ kun je daarvoor de reactievergelijking opstellen?

     

    BUIS 2

    NH4Cl –> NH4+  + Cl-

    Je wilt opschrijven dat ammoniumchloride oplost in water: NH4Cl (s) + aq —> NH4+(aq) + Cl(aq)

    NH4+ (aq) + OH (aq) → H2O(l) + NH3(aq) (dit is de zuur-basereactie die optreedt in de reageerbuis)

    Vervolgens NH3(aq) <==> NH3(g)

    en dan 2. NH3(g) + H2O(l) <=> NH4+ (aq) + OH(aq)

    Het rode lakmoespapiertje werd blauw, dus de moleculen op het lakmoespapiertje zijn basisch, er is dus een evenwichtsreactie, waarbij NH4+ een zwak zuur is (zie 2.)

    Let op: Doordat het lakmoespapiertje vochtig is ontstaat reactie (2). Hierbij ontstaan OH-ionen, dus een base.

    Vandaar dat het lakmoespapiertje nu blauw kleurt!

    Ik hoop je hiermee een stukje op weg geholpen te hebben.

    Met vriendelijke groet,

    Dick

15 berichten aan het bekijken - 106 tot 120 (van in totaal 196)

Inloggen voor experts