Jan Wim Peters

Jan Wim Peters

Aangemaakte reacties

15 berichten aan het bekijken - 181 tot 195 (van in totaal 273)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: Stikstofbepaling #2508

    Hallo Suhaa,

    Deze legering was mij onbekend. Ik heb gevonden dat het bros is, dus gemakkelijk te verkruimelen. Het reageert zowel met zure als basische oplossingen, waarbij waterstof ontstaat. Zink en aluminium reageren met zowel H+ als met OH- en daarbij ontstaat o.a. waterstof. Waterstof, op zijn beurt, kan nitraationen omzetten in ammoniumionen.
    Ik denk dat dit je vraag beantwoordt. Wil je nog meer weten, dat merk ik dan wel.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    • Deze reactie is gewijzigd 2 jaren, 4 maanden geleden door Jan Wim Peters.
    In reactie op: glas #2468

    Hallo Sanna,

    Laat ik beginnen met te zeggen dat een glasplaat niet bestaat uit glasvezels.
    Glas is een mengsel van voornamelijk siliciumdioxide. De silicium- en zuurstofatomen trekken elkaar aan met een sterke atoombinding.
    Kunststoffen zijn meestal opgebouwd uit macromoleculen, polymeren, lange moleculen, die elkaar aantrekken met de, relatief zwakke, vanderwaalsbinding.
    Glas is dus hard, moeilijk vervormbaar bij niet al te grote krachten. Is de kracht op 1 punt wel groot, dan vervormt het enigszins, waardoor aan de andere kant van de plaat de afstand tussen atomen te groot wordt om elkaar nog aan te trekken; de atomen laten elkaar daar los en het materiaal breekt.
    Je kunt je dit voorstellen als een blok aaneen gevroren erwtjes. Als je die probeert te breken, krijg 2 of meer stukken.
    Kunststof is zacht, omdat bij een kracht op 1 punt de polymeermoleculen ten opzichte van elkaar gaan verschuiven; er is immers sprake van een zwakke kracht. Maar ze blijven wel dicht bij elkaar. Dit zorgt voor een vervorming van de kunststofplaat; er komt een deuk in.
    Probeer je voor te stellen wat gebeurt met een pan gekookte en afgekoelde spaghetti; als je daar in het midden op drukt, ontstaat een deuk, die blijft bestaan. Maar alles blijft bij elkaar.
    Hopelijk maakt dit je probleem minder ingewikkeld. Als je toch nog een vervolgvraag hebt, we staan met ons allen voor je klaar.

    Groet,

    Jan Wim Peters

    • Deze reactie is gewijzigd 2 jaren, 4 maanden geleden door Jan Wim Peters.
    In reactie op: glas #2466

    Hallo Sanne,

    Dit lijkt me nog niet direct een scheikundig onderwerp. Wat bedoel je met die deken? Breekt glas, volgens jou, niet als het op een deken ligt?
    Stel een duidelijke vraag alsjeblieft en ik kom erop terug.

    Groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Practicum p #2464

    Dag Babette,

    Vraag 12. is eigenlijk geen berekening. Bij de titratie kijk je hoeveel OH- is overgebleven. Maar je weet de reactieverhouding van H+ en OH- en hoeveel mol H+ bij de titratie reageert(vraag 11).
    Vraag 13. Bij vraag 5. heb je uitgerekend hoeveel OH- er EERST was. Bij vraag 12. hoeveel mol OH- OVER is. Dan is het antwoord duidelijk, toch?
    Vraag 14. Bij vraag 7. moet je de vergelijking opschrijven van de reactie tussen citroenzuur en OH-.
    Hieruit haal je de reactieverhouding/molverhouding.
    Dan bereken je met antwoord 13. hoeveel mol citroenzuur heeft gereageerd. Als je dit omrekent naar gram en rekening houdt met het volume van de gebruikte oplossing(Bar-le-Duc Citron) kom je op het antwoord in gram per 100 mL.

    Ik vind dit een lastige vraag voor HAVO leerlingen. Maar hij is opgedeeld in kleinere stapjes, dus je komt er wel uit. Als je een vervolgvraag hebt, stel hem maar.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Practicum p #2462

    Hallo Babette,

    Je stuurt een zeer uitgebreide opdracht naar de Vraagbaak. Heb je hier een vraag over? Wij willen je natuurlijk graag helpen, maar dan moet je wel aangeven waar het probleem zit. Ik verwacht 1 of meer vragen van je. Die zal ik beantwoorden.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Lewisstructuren tekenen #2415

    Dag Laura,

    Je beschrijft heel goed wat je hebt gedaan. Maar zo is het zwavelatoom niet neutraal: 3 elektronen uit enkelvoudige bindingen en 1 elektronenpaar maakt 5 en dat is 1 minder dan het aantal valentie-elektronen(6). De lading is dus plus 1. Twee zuurstofatomen hebben geen octet en hebben een lading plus 1. Het eerste zuurstofatoom zou min 1 zijn. Je heb dus een ion met een lading plus 2 getekend, dus ook 2 elektronen te weinig.
    Misschien helpt de volgende aanpak;
    1. Tel eerst het totale aantal valentie-elektronen.
    2. Delen door 2 geeft het aantal elektronenparen, bindend of niet bindend.
    3. Zet het zwavelatoom in het midden en bindt daarmee de 3 zuurstofatomen met een streepje,
    4. Zet er nu zoveel streepjes bij tot ieder atoom een octet(8 elektronen, 4 paren) heeft.
    5. Kijk daarna welke lading ieder atoom heeft.
    Van zwaveltrioxide zijn 3 zinnige grensstructuren te tekenen; de werkelijkheid is een gemiddelde van deze 3.

    Ik verwacht dat je hiermee wel verder kunt. Zo niet, stel dan een vervolgvraag.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    • Deze reactie is gewijzigd 2 jaren, 4 maanden geleden door Jan Wim Peters.
    In reactie op: vraag over atoommassa berekenen #2342

    Hallo Pip,

    Docent Dick heeft gereageerd, maar zijn antwoord is niet doorgekomen. Ik doe mijn best.
    Als wat je opschrijft echt de hele opgave is, vind ik dat een rommelige vraag. Ik snap dan dat je er niet uitkomt.
    Ook verbaast het me dat je wel een reactievergelijking kunt opschrijven, maar nog niet met de wet van massabehoud hebt gewerkt.
    Deze wet is zeer eenvoudig: de totale massa van de stoffen blijft gelijk, voor en na de reactie. Als je dan begint met 1,0 kg waterstof en je krijgt 9,0 kg water, weet je hoeveel kg zuurstof heeft gereageerd. Je weet nu dus ook de massaverhouding H en O.
    De massa van een H atoom moet gegeven zijn. Die is gesteld op 1 atomaire massaeenheid, 1 u.
    Als je naar de vergelijking kijkt, zie je dat 4 H atomen met 2 O atomen reageren. Of 2 H met 1 O.
    Wat zeggen deze twee zaken dan over de massa van een O atoom? ( je weet dus dat de massa van een H atoom 1 u is)
    Ik hoop dat je zo een eind verder komt. Zo niet dan stuur je maar een volgende vraag.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    • Deze reactie is gewijzigd 2 jaren, 4 maanden geleden door Jan Wim Peters.
    In reactie op: Oplossen of reageren zouten #2306

    Hallo Keet,

    Je laat je bij de berekening in de war brengen door de dichtheid van zoutzuur. Bij een chemische berekening doe je zoveel mogelijk met het aantal mol van de stoffen. Alleen als dat toevallig nodig is, reken je met massa. Hier is dat niet nodig, want je weet het aantal mL bariumhydroxideoplossing, het aantal mL zoutzuur en de molariteit(mmol/mL) van het zoutzuur. Zo kun je vrij vlot de molariteit(mol/L) van bariumhydroxide in de oplossing uitrekenen.
    Ik denk dat je er zo wel uitkomt. Kijk ook even in BINAS 45B voor de tabelwaarde van de oplosbaarheid van bariumhydroxide.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Oplossen of reageren zouten #2305

    Hallo Keet,

    Een gedeelte van je verhaal heb ik overgenomen en van commentaar voorzien. Het antwoord is zo gek nog niet, maar je maakt een aantal fouten.

    De verhouding H+ : Cl- is 1:1. Eerst bereken je de massa van 19,2 milliliter zoutzuur met de volgende berekening:
    1,002 x 19,2 x 103 = 1,9238 x 104 kg = 1,9238 x 10 1 g DIT IS NIET JUIST; JE VERMENIGVULDIGT ML MET KG/L, DIE MACHTEN VAN 10 ZIJN NEGATIEF, DUS MIN 3 EN MIN 4(EIGENLIJK -2)
    Er is dus 19,238 gram zoutzuur. De molaire massa van zoutzuur is 36,46 g/mol. Het aantal mol zoutzuur kun je krijgen met de volgende berekening:
    1,9238 x 101 / 36,46 = 5,2766 x 10-1 mol DIT MAG JE NIET DOEN; ZOUTZUUR IS EEN OPLOSSING, DUS NIET HCL

    Om vervolgens het aantal mol waterstofionen te bepalen doe je de volgende berekening:
    5,2766 x 10-1 / 2 = 2,6383 x 10-1 mol waterstofionen. WAAROM DELEN DOOR 2? UITEINDELIJK WEL GOED OMDAT HET GAAT OM BA(OH)2

    De verhouding van waterstofionen : hydroxide-ionen kun je afleiden uit reactievergelijking (2) en dit is 1:1.
    Er waren dus ook 2,6383 x 10-1 mol hydroxide-ionen aanwezig in de oplossing.
    Het volume van de bariumhydroxide-oplossing was 25,00 milliliter, ook wel 0,025 liter. De concentratie van de hydroxide-ionen bereken je door:
    2,6383 x 10-1 / 0,025 = 10,553 mol/L

    Ik zoek even iets op en kom bij je terug.

    Groet,

    Jan Wim Peters

    • Deze reactie is gewijzigd 2 jaren, 4 maanden geleden door Jan Wim Peters.
    In reactie op: Oplossen of reageren zouten #2264

    Aanvulling:
    De naam waterstofoxide zou verwarring kunnen geven met de STOF (di)waterstofoxide(water) H2O. Voor een ION gebruiken we dus een ander soort naam, hier dus hydroxide.

    In reactie op: Oplossen of reageren zouten #2263

    Hallo Tim,

    De naam hydroxide is al vrij oud. In die tijd ging alles in het Latijn. Zuurstof is dan oxygenium( komt uit het Grieks Oxús=zuur en gennãn=scheppen) en waterstof is hydrogenium( hydro=water). Om daar een compact woord van te maken, gebruiken we de uitgang -ide. Je zult nog meer van dat soort samentrekkingen tegenkomen. Denk aan nitriet, sulfaat en fosfaat.
    Wij willen natuurlijk graag allerlei vragen beantwoorden, maar bedenk wel dat je zelf veel op internet kunt vinden. Ik vond bijvoorbeeld onder etymologie oxygenium de oorsprong van de naam ZUURstof( oxús=zuur). Nooit geweten.

    Succes verder en kom maar met een volgende vraag,
    groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Chemisch rekenen #2229

    Hallo MS,

    De antwoorden zijn op zich juist, afgezien van de significantie. Bij a. maak je o.a. gebruik van 37 m%, dus 2 sign. cijfers. Het antwoord op a. is dan 10 mL.
    Bij b. ga je uit van 250 mM als enige gegeven rekenwaarde , dus 3 significante cijfers, de pH wordt dan 0,602(3 decimalen, dus).
    Als je er meer over wilt weten, dan meld je je maar.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Chemisch rekenen -> gram/tabletten #2156

    Hallo farmaciestudentje,

    Je maakt een denkfout. Als je 2,20 . 10^-3 mol Fe2O3 hebt, betekent dat 2 maal zoveel mol Fe. Dus 244,82 mg, dus 244,82/25 is 9,75, dat betekent 10 tabletten.

    Groet,
    Jan Wim Peters

    In reactie op: ontledingsreactie #2082

    Hallo Jay,

    Om te beginnen is dit geen reactie; het is gewoon mengen. Alle ioncombinaties zijn goed oplosbaar, dus er gebeurt verder niets. Je moet een [Na+] van 1,00 M krijgen door aan 1,00 L 2,00 M natriumhydroxideoplossing een bepaald volume( x L) 0,500 M natriumchlorideoplossing toe te voegen. Je krijgt dan een nieuw volume met een nieuwe [Na+].
    Handig is om het toegevoegde volume x te stellen. Je krijgt dan een nieuw volume 1,00 + x L.
    De hoeveelheid Na+ is 1,00 * 0,500 en x * 2,00. Als je de nieuwe [Na+] nu uitrekent, moet er 1,00 uitkomen. Volgens mij moet je hier wiskundig uit kunnen komen.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: chemische reacties #2081

    Hallo Noah,

    Het begrip oxidatiegetal hoef je in Nederland niet te kennen. Nu weet ik niet waar jij op school zit? Maar ondanks dat kan ik je wel helpen. Het oxidatiegetal betekent hier de lading van het positieve ion in het zout. Thallium heeft als symbool Tl.( ik zie ook Ti staan; zal een vergissing zijn)
    Uitgaande van het massapercentage Tl kun je voor bijvoorbeeld 100 gram Thalliumoxide uitrekenen hoeveel gram Tl en hoeveel gram O daar in zit.
    Vervolgens reken je uit hoeveel mol l en hoeveel mol O er in zit. Dan heb je de molverhouding Tl : O en die vereenvoudig je. Bijvoorbeeld( niet juist natuurlijk) Tl : O = 1 : 3 Dan is de formule TlO3 en omdat O hier een lading van 2- heeft zou de lading van Tl dus 6+ zijn.
    Probeer dit maar eens en laat het me weten.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

15 berichten aan het bekijken - 181 tot 195 (van in totaal 273)

Inloggen voor experts