Berekenen hoeveelheid verdwenen HCL
topicOver de vraagbaak

Vraagbaak scheikunde

Berekenen hoeveelheid verdwenen HCL

13 berichten aan het bekijken - 1 tot 13 (van in totaal 13)
  • Auteur
    Berichten
  • #157885 Reageer
    Fenne
    Gast

    Hoi,

    Ik heb een practicum gedaan voor scheikunde over conductometrie. Hierbij had ik 25 mililiter natronloog (ca. 0,1M) gepipeteerd en in een bekerglas gedaan waar twee elektroden inzaten. Ik heb dit beker glas bijgevuld met gedestilleerd water, zodat de elektroden het metaal van de elektroden helemaal onder water stonden. Doormiddel van een buret voegde ik telkens circa 5 mililiter verdund zwavelzuur toe aan het bekerglas. Bij elke keer dat ik 5 milimeter er bij toevoegde meette ik de stroomsterkte.

    Nu is de vraag: Bereken hoeveel mmol HCL verdwijnt door 5,0 minuten en 38 seconden bij een stroomsterkte van 39mA te elektrolyseren.

    Kunt u mij hierbij helpen?

     

    #157886 Reageer
    docent Dick
    Expert

    Beste Fenne,

    Bij de eerste proef die je beschrijft, titreer je natronloog met een zwavelzuuroplossing. Je meet tijdens de titratie de geleidbaarheid. Vervolgens heb je een grafiek gemaakt, waarin de geleidbaarheid hebt uitgezet tegen het aantal toegevoegde mL zwavelzuuroplossing. Je hebt hier geen vraag geformuleerd!

    Vervolgens vraag je hoeveel mmol HCl verdwijnt er door een oplossing van zoutzuur (?) gedurende 5 minuten en 38 seconden te elektrolyseren.

    De stroomsterkte is 38 mA.

    38 mA = 35 mC/s.

    Je kunt dus uitrekenen hoeveel lading in Coulomb er is gepasseerd.

    Als je weet hoeveel coulomb, dan kun je uitrekenen hoeveel mol elektronen dat zijn.

    Welke elektrolysereactie treedt er op?

    Kun je  nu uitrekenen hoeveel mol HCl er wordt omgezet?

    Ik zie je antwoorden graag tegemoet.

    Als je nog vervolgvragen hebt, dan zien we die ook wel verschijnen.

    Succes.

    Dick

     

     

    #157929 Reageer
    Isa
    Gast

    Hoi Dick,

    Kun je een voorbeeldje geven, want ik snap het nog niet helemaal. Ik weet niet of je het nodig hebt, maar de molariteit van het zwavelzuur is 0,0497M. en een stroom sterkte van 39mA. en een tijd van 5 minuten en 38 seconden.

    ik heb ook een conductometrie proef gedaan waarbij ik koolstofdioxide inleidde in kalkwater. Ik weet niet of de vraag misschien bij die proef hoort of bij de proef met het zwavelzuur.

    kunt u mij helpen?

    mvg,

    Isa

    #157930 Reageer
    docent Dick
    Expert

    Beste Isa/Fenne,

    Zullen we eerst de titratie van natronloog met zwavelzuuropl. bekijken en daarna kalkwater met CO2?

    Je schreef eerder:

    Ik heb een practicum gedaan voor scheikunde over conductometrie. Hierbij had ik 25 mL natronloog (ca. 0,1M) gepipeteerd en in een bekerglas gedaan waar twee elektroden inzaten. Ik heb dit beker glas bijgevuld met gedestilleerd water, zodat de elektroden het metaal van de elektroden helemaal onder water stonden. Doormiddel van een buret voegde ik telkens circa 5 mL verdund zwavelzuur toe aan het bekerglas. Bij elke keer dat ik 5 mL er bij toevoegde meette ik de stroomsterkte.

    later: de Molariteit van de zwavelzuur was 0,0497.

    Je hebt dus na elke 5 mL zwavelzuuropl. de stroomsterkte gemeten.

    Waarschijnlijk heb je deze gemeten stroomsterkte uitgezet tegen het aan mL zwavelzuuroplossing.

    Kun  je aangeven welke grafiek je krijgt en hoe je dan het eind van de titratie bepaalt?

    Na hoeveel mL had je volgens jou het eindpunt van de titratie?

    Dick

    #157938 Reageer
    Isa
    Gast

    Hoi Dick,

    ik heb inderdaad een grafiek gemaakt met op de de verticale as de stroomsterke (mA) en op de horizontale as de hoeveelheid zwavelzuur (ml).

    De grafiek begint hoog, gaat dan naar beneden en gaat uiteindelijk weer omhoog. ik heb de proef 4 keer uitgevoerd dus ik heb ook 4 verschillende resultaten. Moet ik van deze 4 het gemiddelde nemen of gewoon 1 grafiek kiezen.

    Ik denk dat het einde van de titratie is op het punt dat de grafiek op het laagste is in de grafiek, dus zeg maar het punt waar de grafiek niet meer naar beneden gaat maar weer omhoog begint te gaan.
    Als ik kijk bij een 1 van de 4 grafieken, dan zie ik dat op dat punt er 21,1 ml zwavelzuur is toegevoegd en daarbij is 27mA stroomsterkte gemeten.

    dus na 21,1ml was het eindpunt van de titratie?

     

    #157944 Reageer
    docent Dick
    Expert

    Beste Isa,

    Hartelijk dank voor je antwoord.

    Je hebt nu ook 4 verschillende aantal ml toegevoegd zwavelzuur bepaald uit uit de 4 grafieken, dat is prima!

    We nemen even die van 21,1 mL.

    Je had 25,0 mL natronloog  en hebt 21,1 ml 0,0497 M zwavelzuur toegevoegd.

    Kun  je nu uitrekenen hoeveel mol H3O+ je hebt toegevoegd?

    Zo ja, Kun je nu nu de molariteit van de natronloog uitrekenen?

    Groeten,

    Dick

    #157947 Reageer
    Daan
    Gast

    Hoi,

    Bedankt voor je reactie!
    Even een kleine correctie ik zie nu dat het 21,2 ml zwavelzuur is. Dus ik ga daar mee verder.

    om de hoeveelheid toegevoegde H3O+ te bepalen doe je:
    21,2 x 0,0,497 x 2,00 = 2,11 mmol OH-ionen.
    molariteit van natronloog is: 2,11 x 25,0 = 0,0843 M

    en nu?

    groetjes

     

    #157953 Reageer
    Isa
    Gast

    Hoi,

    Hoe moet ik nu verder om de hoeveelheid verdwenen mmol HCl, door 338 seconden bij een stroomsterkte van 39mA te elektrolyseren, berekenen?

    mvg,

    Isa

    #157955 Reageer
    docent Dick
    Expert

    Beste Isa,

    Kun je aangeven welke halfreacties er optreden en wat de totaal reactie is bij deze elektrolyse?

    Je kent de stroomsterkte en de tijd dat je stroom hebt doorgeleid. Kun je nu berekenen hoeveel mol elektronen er gebruikt zijn?

    Zie je antwoorden graag tegemoet.

    Dick

    #157958 Reageer
    Isa
    Gast

    De halfreacties zijn:

    2H+ + 2e –> H2

    2Cl –> Cl2 + 2e

    De totaal reactie is dan:

    2HCl –> H2 (g) + Cl2(g)

    de molverhouding is dus 2:1:1

    Het aantal mol HCl kan worden berekend met de formule:
    (stroomsterkte x tijd) / (2 x F)
    Waar bij F een constante is van: 9,64853365×104 C/mol
    invullen geeft:

    (0,039 x 338) / (2 x 9,64853365×104) = 6,831089821×10-5 mol HCl

    dit keer 1000 want het moet in mmol geeft: 0,06831089821mmol HCl

    Klopt dit?

    Dan heb ik nog een laatste vraag wat te maken heeft met deze berekening en dat is:

    als we aanemen dat de proef wordt uitgevoerd met 25ml 0,10Mzoutzuur. is de berekende hoeveelheid bij de vorige vraag dan groot genoeg omhet eindresultaat van de titratie significant te beïnvloeden?

    groeten,

    Isa

    #157959 Reageer
    docent Dick
    Expert

    Beste Isa,

    Berekening is helemaal juist!

    Let echte wel op de siginificantie!

    Antwoord is 0,068 mmol HCl

    Tweede deel van je vraag:

    hoeveel mmol HCl is aanwezig in 25,0 mL 0,1 M zoutzuur?

    Kun je uitrekenen hoeveel % van de HCl je verliest met bij de elektrolyse?

    Ik begrijp nu dat je deze oplossing geelektrolyseerd hebt tijdens de titratie met natronloog. Klopt dat.

    Ik heb nog een paar gegevens nodig:

    Exacte molariteit van de zoutzuur of van de natronloog.

    aantal mL toegevoegde natronloog

    Dick

     

    #157960 Reageer
    Isa
    Gast

    Hoi,

    Bedankt voor uw reactie

    oke ik heb even geprobeerd om de tweede vraag te beantwoorden. Kunt u kijken of dit klopt?

    De verhouding tussen het geëlektrolyseerde HCl en het totale HCl moet worden bepaald.
    Er is 25ml zoutzuur = 0,025liter zoutzuur.
    Om de hoeveelheid mol HCl in het totale volume te bepalen kun je de volgende formule gebruiken: volume * molariteit

    Volume= 0,025L
    molariteit = 0,10M
    De hoeveelheid mol HCl is: 0,025 * 0,10 = 0,0025mol HCl
    0,0025*1000 = 2,5 mmol HCl
    Bij de vorige vraag is berekend dat het geëlektrolyseerde HCl 0,068mmol is.
    Om de verhouding te bereken doen we het geëlektrolyseerd HCl/totaal HCl. Dat geeft:
    0,068/2,5 = 0,0272
    Dus het geëlektrolyseerde volume van de HCl is ongeveer 0,0272 keer kleiner dan het totale volume van de HCl in de titratie.
    Hieruit kun je concluderen dat de hoeveelheid geëlektrolyseerde HCl waarschijnlijk niet genoeg is om het eindresultaat van de titratie significant te beïnvloeden.

    groetjes.

    Isa

    #157961 Reageer
    docent Dick
    Expert

    Beste Isa,

    Goed berekend!!

    Je fout is 2,7 %

    Als je molariteit is gegeven als 0,10 dan 2,7% van 0,10 = 0,0027

    Inderdaad valt dat buiten de significantie van 0,10.

    Testvraag:

    Als de molariteit 0,10 M is. Tussen welke grenswaarde ligt deze molariteit dan?

    Dick

13 berichten aan het bekijken - 1 tot 13 (van in totaal 13)
Reageer op: Berekenen hoeveelheid verdwenen HCL
Je informatie:



vraagbaak icoon Zuur-basereacties
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
Zuur-basereacties
Beste, In een opdracht van een van jullie oefentoetsen stellen ze de zuur-basereactie op van natriumsulfide en zoutzuur: S2– + 2 H3O+ ⟶ H2S + 2 H2O Ik snap niet waarom ze uit zoutzuur, HCl, opeens H3O+ maken. Waarom pakken ze het H+ deeltje in HCl als het zuur in de reactie en hoe kan het dat […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Aminozuren
Scheikunde | Vwo | 6
Vraag
Aminozuren
Er staat een aminozuureenheid een nummer kan hebben. Waar kan ik die nummers vinden (BiNas) en wat staan die nummers ook, wat is het betekenis erachter.
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Meerwaardige zuren en basen
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
Meerwaardige zuren en basen
Ik vind het moeilijk om een meerwaardige zuur of base te herkennen. Is er een manier om dit te kunnen herkennen?
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon zuur-basereacties
Scheikunde | Vwo | 6
Vraag
zuur-basereacties
Bij een reactie van Barietwater en verdund zwavelzuur (opgave 38, blz:60, 5vwo boek chemieoveral ) staat Ba^2+ en OH^-aan de linkerkant van de pijl. Ik snap niet waarom Ba2+ daar staat. Barietwater = Ba(OH)2–> Ba^2+  + 2 OH^-. Bij de meeste gevallen zoals bij natronloog gebruik je de OH^- in de zuurbase reactie en negeer […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon zuur-basereacties
Scheikunde | Vwo | 6
Vraag
zuur-basereacties
<span data-teams="true"><span class="ui-provider a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z ab ac ae af ag ah ai aj ak" dir="ltr">Bij een reactie van Barietwater en verdund zwavelzuur (opgave 38, blz:60, 5vwo boek chemieoveral ) staat Ba^2+ […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon redoxreactie
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
redoxreactie
Hallo, ik snap bij de oefentoets deze vraag niet helemaal. Ik moet de reactie opstellen van Natriumjodide-oplossing en een aangezuurde kaliumdichromaat-oplossing. Dit is het antwoord: OX: Cr2O72- + 14 H+ + 6 e– → 2 Cr3+ + 7 H2O RED: 2 I– → I2 + 2 e– TOTAAL: Cr2O72- + 14 H+ + 6 I– […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon meerwaardig zuur
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
meerwaardig zuur
zwavelzuur is een sterk zuur, en kan 2 H+ afstaan fosforzuur is een zwak zuur, en kan in principe 3 H+ afstaan, alleen het is een zwak zuur dus het kan niet alle 3 H+ afstaan toch of wel? mijn vraag is dus kan fosforzuur, ondanks dat het een zwakke zuur alle 3 H+ afstaan of maar 1?, […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon groote proteine poeder
Scheikunde | Havo | 5
Vraag
groote proteine poeder
Beste scheikundige, Voor mijn profielwerkstuk ben ik bezig met het maken van eiwitpoeder uit koemelk. In mijn proces scheid ik de caseïne van de wei (whey) met behulp van microbieel stremsel. Mijn doel is om de overgebleven wei zo ver te zuiveren dat ik alleen hoogwaardige eiwitten overhoud. Het stappenplan dat ik op dit moment […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Newman projections
Scheikunde | Wo | 1
Vraag
Newman projections
Hoi, Waarom is de 3e Newman projectie juist?  
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon zuur en base
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
zuur en base
Hallo, ik snap volgende reactie ook niet: een overmaat van een oplossing van mierenzuur reageert met vast calciumcarbonaat. het antwoord is: 2 HCOOH + CaCO3 -> H2O + CO2 + 2 HCOO-  Ik snap niet hoe het kan dat er links wel Ca staat, maar rechts niet. ik had zelf namelijk 2 HCOOH + CaCO3 […]
Bekijk vraag & antwoord

Inloggen voor experts