stoichiometrische berekeningen
topicOver de vraagbaak

Vraagbaak scheikunde

stoichiometrische berekeningen

3 berichten aan het bekijken - 1 tot 3 (van in totaal 3)
  • Auteur
    Berichten
  • #2019 Reageer
    Timmy
    Gast

    Beste

    Men voegt 125 ml KCL-oplossing 0,350 mol/l bij 225 ml AgNO3-oplossing 0,270 mol/l.
    Bereken de massa AgCl die hierbij ontstaat.
    Bereken de massa AgNO3 en KCl die overblijft na de reactie.

    Reactie: KCl + AgNO3 -> AgCl + KNO3
    1 mol + 1 mol -> 1 mol + 1 mol
    0.0438 mol + 0.0438 mol -> 0.0438 mol + 0.0438 mol
    n(KCl)= 0,350 mol/l *0.125 l = 0.0438 mol
    n(AgNO3)= 0,270 mol/l * 0,255 l = 0,0608 mol

    0.0608 mol kan niet want we hebben maar 0.0438 mol KCl

    ik kom voor m (AgCl)= 0,0438 mol * 143,3 g/mol = 6,28 mol
    (0,0608 -0,0438) mol = 0.017 mol overmaat aan zilvernitraat.
    en dat komt overeen met 2,88 g

    Ik denk dat er geen 0 g KCl overblijft na de reactie

    Klopt dit?

    #2020 Reageer
    docent Dick
    Expert

    Hoi Timmy,

    Je vraag is gelezen.
    Het is etenstijd, dus reactie komt binnen 3 kwartier.

    #2021 Reageer

    Beste Timmy,

    Bedankt voor je vraag!

    Je hebt correct ingezien dat de KCl-oplossing de limiterende reactant is want daar is de minste hoeveelheid van aanwezig in de oplossing (0.04238 mol KCl tegenover 0.0608 mol AgNO3).

    De massa AgCl heb je ook juist berekend met de juiste molaire massa (143.3 g/mol). Let alleen nog wel op de eenheden. Als je het volgende berekent: [mol] * [g/mol] leidt tot [g] en niet tot [mol]. Dus het antwoord m (AgCl) moet zijn 6.28 g in plaats van 6.28 mol.

    Verder klopt de berekening voor de overgebleven massa ook. Je neemt goed het verschil tussen de beginhoeveelheid (0.0608 mol voor AgNO3) en de hoeveelheid die reageert (0.0438 mol). Vervolgens kom je uit op 2,88 g (of op 2.89 g als je een molaire massa van 169.87 g/mol voor AgNO3 gebruikt).

    Aangezien alle KCl gereageerd heeft, blijft er 0 g KCl over en dit wist je denk ik al vanaf het moment wanneer je zag dat KCl de limiterende reactant is.

    Tot slot nog waar op gelet wordt door docenten: je hebt goed op de significantie gelet (drie significante cijfers). Goed gedaan!

3 berichten aan het bekijken - 1 tot 3 (van in totaal 3)
Reageer op: stoichiometrische berekeningen
Je informatie:



vraagbaak icoon Zuur-basereacties
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
Zuur-basereacties
Beste, In een opdracht van een van jullie oefentoetsen stellen ze de zuur-basereactie op van natriumsulfide en zoutzuur: S2– + 2 H3O+ ⟶ H2S + 2 H2O Ik snap niet waarom ze uit zoutzuur, HCl, opeens H3O+ maken. Waarom pakken ze het H+ deeltje in HCl als het zuur in de reactie en hoe kan het dat […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Aminozuren
Scheikunde | Vwo | 6
Vraag
Aminozuren
Er staat een aminozuureenheid een nummer kan hebben. Waar kan ik die nummers vinden (BiNas) en wat staan die nummers ook, wat is het betekenis erachter.
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Meerwaardige zuren en basen
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
Meerwaardige zuren en basen
Ik vind het moeilijk om een meerwaardige zuur of base te herkennen. Is er een manier om dit te kunnen herkennen?
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon zuur-basereacties
Scheikunde | Vwo | 6
Vraag
zuur-basereacties
Bij een reactie van Barietwater en verdund zwavelzuur (opgave 38, blz:60, 5vwo boek chemieoveral ) staat Ba^2+ en OH^-aan de linkerkant van de pijl. Ik snap niet waarom Ba2+ daar staat. Barietwater = Ba(OH)2–> Ba^2+  + 2 OH^-. Bij de meeste gevallen zoals bij natronloog gebruik je de OH^- in de zuurbase reactie en negeer […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon zuur-basereacties
Scheikunde | Vwo | 6
Vraag
zuur-basereacties
<span data-teams="true"><span class="ui-provider a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z ab ac ae af ag ah ai aj ak" dir="ltr">Bij een reactie van Barietwater en verdund zwavelzuur (opgave 38, blz:60, 5vwo boek chemieoveral ) staat Ba^2+ […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon redoxreactie
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
redoxreactie
Hallo, ik snap bij de oefentoets deze vraag niet helemaal. Ik moet de reactie opstellen van Natriumjodide-oplossing en een aangezuurde kaliumdichromaat-oplossing. Dit is het antwoord: OX: Cr2O72- + 14 H+ + 6 e– → 2 Cr3+ + 7 H2O RED: 2 I– → I2 + 2 e– TOTAAL: Cr2O72- + 14 H+ + 6 I– […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon meerwaardig zuur
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
meerwaardig zuur
zwavelzuur is een sterk zuur, en kan 2 H+ afstaan fosforzuur is een zwak zuur, en kan in principe 3 H+ afstaan, alleen het is een zwak zuur dus het kan niet alle 3 H+ afstaan toch of wel? mijn vraag is dus kan fosforzuur, ondanks dat het een zwakke zuur alle 3 H+ afstaan of maar 1?, […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon groote proteine poeder
Scheikunde | Havo | 5
Vraag
groote proteine poeder
Beste scheikundige, Voor mijn profielwerkstuk ben ik bezig met het maken van eiwitpoeder uit koemelk. In mijn proces scheid ik de caseïne van de wei (whey) met behulp van microbieel stremsel. Mijn doel is om de overgebleven wei zo ver te zuiveren dat ik alleen hoogwaardige eiwitten overhoud. Het stappenplan dat ik op dit moment […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Newman projections
Scheikunde | Wo | 1
Vraag
Newman projections
Hoi, Waarom is de 3e Newman projectie juist?  
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon zuur en base
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
zuur en base
Hallo, ik snap volgende reactie ook niet: een overmaat van een oplossing van mierenzuur reageert met vast calciumcarbonaat. het antwoord is: 2 HCOOH + CaCO3 -> H2O + CO2 + 2 HCOO-  Ik snap niet hoe het kan dat er links wel Ca staat, maar rechts niet. ik had zelf namelijk 2 HCOOH + CaCO3 […]
Bekijk vraag & antwoord

Inloggen voor experts