Hallo Noah,
Dit is inderdaad een lastige vraag, want hij is vrij open, hoewel meerkeuze.
Allereerst moet je zien dat Cl2O een moleculaire stof is en dat de gevraagde producten zouten zijn. Verder zie je dat uit 1 Cl-verbinding
twee producten met Cl ontstaan. Cl2O treedt hier dus op zowel OX, als RED. We hebben te maken met een autoredoxreactie.
Ik doe alternatief A voor: er ontstaat dus ClO2(1-) en ClO3(1-) Je maakt de halfreactie kloppend:Eerst het centrale deeltje, dan O door H20 en
H door H+ en de lading door e-.
Cl2O + 3 H2O –> 2 ClO2(1-) + 6 H(1+) + 4 e- Hier is ClO2 dus de RED
Cl2O + 5 H2O –> 2 ClO3(1-) + 10 H(1+) + 8 e- Hier is ClO2 dus ook de RED
Dat betekent dat deze combinatie niet kan.
Je gaat nu verder met de andere alternatieven. Als je een OX en een RED vindt, gaat dat een redoxreactie opleveren.
Je hoeft je niet druk te maken over OH(1-) en H(1+) en de kaliumzouten; dat wordt niet gevraagd.
Als je er niet uitkomt of je wilt toch de totaalvergelijking laten controleren, dan merk ik dat wel.
Succes en groet,
Jan Wim Peters