Dag Tim
Het zou kunnen zijn dat je bijvoorbeeld in de derde klas of begin vierde geleerd hebt dat metaalverbindingen zouten zijn.
Op zich is dit correct, maar er zijn meer soorten zouten dan alleen de metaalverbindingen.
Als je naar metaalverbindingen als zouten kijkt, blijkt dat er in zo’n zout op microschaal positieve metaalionen voorkomen en negatieve niet-metaalionen.
Deze negatieve ionen kunnen ook zg samengestelde ionen zijn bivoorbeeld het sulfaation SO4(2-). In dit ion zijn de 4 zuurstofatomen met atoombindingen aan het S-atoom gebonden. Het geheel heeft dan een lading 2-.
Als je een zout oplost in water blijkt de binding tussen de positieve ionen en de negatieve ionen in het zout (de ionbinding) verbroken te worden.
Hetzelfde gebeurt bij het smelten van het zout. We zeggen dan dat het zout ioniseert bij bijvoorbeeld oplossen.
In de ionisatievergelijking kunnen we dat ioniseren weergeven bijv voor het oplossen van natriumsulfaat
Na2SO4(s) -> 2 Na(+) + SO4(2-):
Nu blijken er naast positieve metaalionen ook (samengestelde) andere positieve ionen te bestaan.
Het bekendste voorbeeld is het ammoniumion met formule NH4(+)
In dit ion zijn de waterstofatomen allen gebonden (via atoombindingen) aan het centrale N-atoom.
Met zulke ionen kun je ook zouten vormen bijvoorbeeld ammoniumsulfaat met formule (NH4)2SO4
Dit zout is goed oplosbaar in water en als het oplost wordt de ionbinding tussen de ammoniumionen en de sulfaationen verbroken.
De ionisatievergelijkinmg voor het oplossen wordt dan:
(NH4)2SO4 -> 2 NH4(+) + SO4(2-)
Kortom: ammoniumsulfaat gedraagt zich in water net als natriumsulfaat. Daarom wordt het een zout genoemd.
De meest algemene definitie van een zout is dan ook:
Een zout is een stof die op microschaal is opgebouwd uit ionen. Er hoeven dus geen metaalionen in voor te komen.
Mocht deze uitleg tot verdere vragen leiden, dan merk ik dat wel
Zo niet: Succes met de rest van de scheikunde
Groet
MUI