![Marijn](https://exactwatjezoekt.nl/wp-content/themes/iq-custom-theme/assets/images/patroon-lang-grijs-donkerder.png)
Marijn
Aangemaakte reacties
-
AuteurBerichten
-
Marijn
ExpertHoi Rountjee,
het totale ion heeft een lading 2-
Theoretisch, het is niet echt zo, kan je het Cr2O72- beschouwen als zijnde opgebouwd uit positieve en negatieve ionen dus O2- en de 2 positieve chroomionen (eigenlijk spreken we van oxidatiegetallen ipv ladingen)
Kom je er nu uit?
succes Marijn
Marijn
ExpertHoi Navneet,
je kan aan de naam van de hydraat zien hoeveel watermoleculen er per ‘zout-deeltje’ aanwezig is. Aan de hand van de naam kan je dan reactievergelijking opstellen.
Marijn
ExpertDag Anna,
Je hebt al eerder een vraag gesteld over een reactievergelijking over de verbranding van diesel.
als je die er nu eens bij pakt. Dan heb je een verband tussen de hoeveelheid diesel die verbrand wordt en de hoeveelheid CO2 die daarbij ontstaat. Dat verband haal je uit de reactievergelijking. en dan moet je nog het aantal liters diesel omrekenen naar de hoeveelheid die wordt verbrand.
Marijn
ExpertDag Tom,
Het is zoals je het beschrijft. De gehydrateerde barium-ionen zijn t.o.v. die van magnesium en koper het zwakst; de H+ komt minder gemakkelijk vrij. Voor de geleiding moet je inderdaad kijken naar de straal van het gehydrateerde ion.
Marijn
ExpertHoi Tom,
je bent goed grondig bezig. In feite heeft de zuurgraad niets te maken met de transportsnelheid. grootte en lading wel. dus beperk je daarbij. ik zou het woord ‘dingen’ vervangen door ‘effecten’.
ik heb gebruik gemaakt van trends in het periodiek systeem m.b.t. de zuurgraad volgens brønsted-lowry (Factors Affecting Bronsted-Lowry Acidity)
Marijn
ExpertDag Tom,
De zuursterkte neemt inderdaad toe met toenemende postieve lading van het metaal-ion en met afnemende ion-straal. Helaas is het voor Cu2+ en Sn2+ net weer anders. dat komt omdat er dan een covalente binding wordt gevormd tussen het ion en de achtergebleven OH-groep. De effectieve lading op het centrale metaal-ion neemt daardoor af. De zuursterkte neemt dan met toenemende atoommassa (neemt toe als je verder in de rij in het PS komt).
zo klaar met de les!
succes!
Marijn
ExpertHoi Tom,
Ba2+ en Mg2+ vertonen ook een soortgelijk ‘zuur-gedrag’ als Cu2+, maar de dissociatieconstante is ongeveer 10.000 keer kleiner, dus er splitsen veel minder H+ af bij Mg2+ dan bij Cu2+. te verwaarlozen dus.
kijk ook goed naar de hoeveelheden H3O+ (die er ontstaan t.g.v. het afstaan van een H+ door het gehydrateerd ion) t.o.v. de concentratie van andere ionen. zijn die hoeveelheden ook te verwaarlozen, zoals hiervoor?
Marijn
ExpertDag Tom,
Mooi verwoord. Je docent zou altijd nog de vraag kunnen stellen waarom die straal van het gehydrateerd ion kleiner bij het ene ion t.o.v. de andere. Dat is aan jou.
Er is natuurlijk nog een reden waarom de gehydrateerd ionen een bepaalde kant op worden ‘gestuurd’. En dat heeft iets te maken met het deeltje dat ontstaat als er een H3O+ wordt afgestaan.
succes!
Marijn
ExpertDag Tom,
Je zoekt aardig in de goede richting. De hint van je docent helpt je een eind op weg. In water worden ionen nu eenmaal omringd door watermoleculen. Je moet dus terug naar je oorspronkelijke hypothese. Wat moet er dus in zijn geheel bewegen als er geleiding plaatsvindt en hoe groot is dat dan ten opzichte van elkaar?
succes!
Marijn
Experteerst onze excuses. de website is nog niet officieel in gebruik en er zitten nog enkele bugs in. We zien pas nu dat je met een vraag komt. wel fijn dat de bug nu naar voren komt.
Dit is een leuke vraag. je wordt eerst op het verkeerde been gezet door het verhaal over de vetharding. Dat is geheel niet relevant. Ze bedoelen dat er niet gebeurt met de dubbele binding. behalve dat de configuratie van cis naar trans gaat.
je moet bij elke dubbele binding eerst goed kijken welke groepen er waar zitten. Maak het eenvoudiger: bv bij de C(10)=C(9) zitten er een R1H aan C10 en R2H aan C9. Wanneer spreke je dan van cis? en wanneer van trans? wat gebeurt er dus met de groepen? teken dat verder uit en zo ook voor de andere dubbele binding.
Marijn
ExpertBeste zonder naam,
Je vraag is te algemeen gesteld. dus ik kan je niet direct verder helpen.
wil je specifieker aangeven bij welke deelvraag je vastloopt en wat je dan moeilijk vindt om te beginnen?
bijvoorbeeld: Wat herken je wel of niet aan een vraag? wat weet je al m.b.t. dit onderwerp? kan je opzoeken wat je niet weet (bij het oefenen kan dat nog)?
dus als je specifieker bent kan ik je verder helpen.
de moderator
Marijn
ExpertHallo Jonas,
Dat klopt voor de zuurstofatomen, maar niet voor de chlooratomen. Er zit dus een fout in de vraag.
Belangrijker is jouw oorspronkelijke vraag: snap je nu hoe je zo’n vraag moet aanpakken?Groeten,
Wim
Marijn
ExpertHallo Jonas,
Dat kan natuurlijk, maar je mist één of meerdere gegevens om vast te stellen hoe groot die overmaat dan moet zijn.
Je enige andere gegeven is dat er 0,40 mol van het oxide van chloor is ontstaan.
Daarmee kan je vaststellen hoeveel atomen chloor en hoeveel atomen zuurstof er in één molecuul oxide van chloor zitten.
Je krijgt dan echter een formule die ik niet ken als een oxide van chloor. Daarom is jouw suggestie van een overmaat chloor wel waarschijnlijk. Heb je echt geen ander gegeven?Groeten,
Wim
Marijn
ExpertDag Jonas,
Bij deze het antwoord van onze expert Wim:
Hallo Jonas,
Heb je gezien dat deze reactie een vormingsreactie is? Je krijgt dan maar één reactieproduct, dus alle atomen van de beginstoffen komen in het reactieproduct: het oxide van chloor.
Begin eens met uit te rekenen hoeveel chlooratomen en zuurstofatomen je aan het begin hebt. Die komen in het product. Bedenk dat in een formule meestal de verhouding van de aantallen atomen staan.
Heb je hier genoeg aan om mee te beginnen?
Groeten,
Wim
Marijn
ExpertEen molecuul is een dipoolmolecuul als aan 2 voorwaarden is voldaan. Jij noemt al dat er polaire atoombindingen tussen de atomen in het molecuul aanwezig moeten zijn. De andere voorwaarde is dat het molecuul niet symmetrisch moet zijn. Je noemt zelf al de tetraëdrische structuur. Dat klopt want er is sprake van 4 omringing. Ik weet niet of dit al besproken is. Ga voor de genoemde moleculen na of ze wel of niet symmetrisch zijn. Een molecuul is symmetrisch als deze aan alle kanten hetzelfde eruit ziet.
Ik hoop dat je nu verder kunt met het vraagstuk. Succes ermee. -
AuteurBerichten