Jan Wim Peters

Jan Wim Peters

Aangemaakte reacties

15 berichten aan het bekijken - 1 tot 15 (van in totaal 270)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: evenwichtsvoorwaarde #181986

    Hallo Luci,

    In tegenstelling tot beide bovenstaande antwoorden is het heel simpel.                                                Als water het oplosmiddel is(dat is het meestal) komt het niet voor in de evenwichtsvoorwaarde.     Dus, omdat zuur-base-reacties altijd in waterige oplossing besproken worden, als het gaat over een berekening, NOOIT. De molariteit van het oplosmiddel H2O is zo groot ten opzichte van de opgeloste deeltjes, dat deze nauwelijks verandert; het is dus een constante. Bij een Kz of Kb is deze constante al verwerkt in de waarde die je vindt in BINAS 49.

    Als extra voorbeeld het waterevenwicht: H2O(l) + H2O(l) <=> H3O+(aq) + OH(aq)

    Kw = [H3O+(aq)]*[OH(aq)]= 1,0*10-14                      H2O(l) doet niet mee!

    Duidelijk zo? Anders verwacht ik een vervolgvraag van je.

    Groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: fasen van stoffen in een reactievergelijking #181945

    Hallo Emma,

    In de 3de klas heb je de formules van een aantal zuivere stoffen al geleerd; water, koolstofdioxide, ijzer, zuurstof; daar weet je ook de fase bij kamertemperatuur van. Handig om die formules plus fasen gewoon te kennen. Bij een zuur-base-reactie heb je meestal te maken met oplossingen of een combinatie van een oplossing met een vaste stof, meestal een zout. Bij een oplossing van een zuur (verdund salpeterzuur bijvoorbeeld) moet je weten of het een sterk dan wel een zwak zuur is. Een sterk zuur is in oplossing geïoniseerd: H3O+(aq) + NO3(aq). Een zwak zuur wordt niet geïoniseerd: CH3COOH(aq). Maar je ziet, beide opgelost, dus (aq). Bij zouten moet je opzoeken of het een goed oplosbaar zout is(BINAS 45A). Een goed oplosbaar zout lost op in losse ionen: NH4+(aq) + NO3(aq). Als een zout niet opgelost is, dus vast, noteer je dat met een (s): Cu(OH)2(s). Vaak zie je in de omschrijving dat er bijvoorbeeld een neerslag ontstaat(s) of een gas(g). Alleen als je te maken hebt met een- zuivere- vloeistof, noteer je (l); dat gebeurt met water, als het ontstaat bij een reactie. Het is dan niet ècht zuiver maar dat beetje opgeloste stof vergeet je dan even.  Het is trouwens geen ramp als je de fase niet noteert; als het niet duidelijk gevraagd wordt, is dat niet verplicht.

    Heb je hier wat aan? Anders stuur je maar een vervolgvraag.

    Groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Halfreacties #181331

    Hallo Anna,

    Alle combinaties zijn mogelijk. Meestal moet je er 1 zelf opstellen en de andere vinden in BINAS 48. Dat moet je zelf in de vraag kunnen lezen.

    Zo, duidelijk?

     

    Groet,

     

    Jan Wim Peters

    In reactie op: H-bruggen en dipoolbindingen #180854

    Dag Sam,

    Jazeker, dat zou je kunnen zeggen. Maar dit is een behoorlijk sterke interactie tussen 2 dipolen, daarom worden waterstofbruggen apart behandeld.

    Groet,

    Jan Wim Peters

     

    In reactie op: Exacte concentratie berekenen in ppm #180024

    Hallo Esther,

    Om de vraag te beantwoorden, moet ik wel meer gegevens van je krijgen. Je moet echt meer informatie hebben over sulfiet in knolselderij. Kun je de hele vraag insturen?

     

    Groet,

     

    Jan Wim Peters

    In reactie op: eiwit #177909

    Hallo Ekrem,

    Zelf heb ik daar geen ervaring mee, maar de methode lijkt mij geschikt om de meelwormen volledig op te lossen. Dus is er weinig verschil met alleen proteïne. Ik ben benieuwd naar je resultaten.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

     

    In reactie op: pH #177650

    Hallo Sophie,

    Wat is je vraag? Bedenk eerst eens een reactievergelijking. Dat is meestal het begin van chemisch rekenen. Als je dan niet verder kunt, stel je mij een vraag.

    Succes en groet,

     

    Jan Wim Peters

     

    In reactie op: structuurformules #172887

    Hallo Nathalie,

    Als benzeen redelijk kleine groepen draagt, wordt het beschouwd als hoofdgroep. Als een benzeengroep aan een langere koolstofketen zit, noemen we het een fenylgroep. Dus je praat over ethylbenzeen en 2-fenylbutaan. Als zowel een fluoratoom als benzeengroep aan een koolstofketen zitten, dan plaats je ze in de naam in alfabetische volgorde; dus eerst fenyl-, dan fluor-. Je nummert zó dat de som zo laag mogelijk is. Kom je er zo uit? Je mag altijd voorbeelden sturen om jezelf te controleren.

    Succes en groet,

     

    Jan Wim Peters

     

    In reactie op: gemiddelde reactie snelheid berekenen #172803

    Dag Louise,

    Maar waarom deel je hier door 400? Wat is het tijdsinterval?

    Let ook op de laatste.

     

    Groet,

     

    Jan Wim

     

    In reactie op: redoxreactie/zoutreactie #172788

    Hallo Jinte,

    Je kunt stoffen indelen in 3 groepen: metalen, zouten en moleculaire stoffen. Je moet altijd eerst weten tot welke groep een stof behoort. Je weet vast dat Ag(s) een metaal is , Cl2(g) een moleculaire stof en AgCl(s) een zout. Je hebt dat zo geleerd en onthouden, hoop ik. Nu bestaat een metaal uit enkel metaalatomen, die zijn ongeladen. Een molecuul bestaat uit niet-metaalatomen die ongeladen zijn. Een zout bestaat uit positieve en negatieve IONEN; met, uiteraard, een lading. Ook deze ladingen heb je moeten leren. Nu zie je dus dat een ongeladen Ag-atoom is veranderd in een geladen Ag+-ion. Hetzelfde kun je zeggen over chloor. Er is dus sprake van een elektronenoverdracht van zilveratomen naar chlooratomen. Ik weet niet in welke klas/groep je zit, maar dit noemen we een REDOX-reactie.

    Is dit duidelijk zo?

    Groet,

     

    Jan Wim Peters

    In reactie op: gemiddelde reactie snelheid berekenen #172780

    Ik vind het trouwens wel vreemd dat bij tijdstip 300 het interval hoort 100-300. Je zou verwachten dat je dan voor het tijdstip het midden pakt, 200 s.

    In reactie op: gemiddelde reactie snelheid berekenen #172779

    Hallo Louise,

    Dit verduidelijkt voor mij een hoop. Bij de gemiddelde reactiesnelheid tijdens een bepaald tijdstraject, kijk je naar de molariteitsverandering van een stof per seconde. Dus voor de tweede: (6,6-3,0)/(300-100)/4= 4,5 * 10-3 Mol/Ls. Die factor 4 heeft hier waarschijnlijk te maken met het uitdrukken in de zuurstofmolariteit, Je kijkt naar de verandering van de molariteit van een bepaalde stof. Hier: òf N2O5, of NO2, of O2.

    Duidelijk?

    Groet,

     

    Jan Wim Peters

    In reactie op: gemiddelde reactie snelheid berekenen #172774

    Hallo Louise,

    Heb je wel alle informatie gegeven bij deze vraag? Is de molariteit van NOecht 6,6 mol/L ? Is er misschien ook een diagram bij gegeven waarop je de molariteitverandering kunt aflezen? Ik kijk er nog even naar, of ik het zo begrijp.

    Groet,

     

    Jan Wim Peters

     

     

    In reactie op: Heterogene/homogene katalysator #171985

    Hallo Anna,

    Je zegt het precies goed. De katalysator is hier een vaste stof( aan de wand van de buisreactor) dat betekent dat de reactie alleen aan het grensoppervlak plaatsvindt. Bij een homogene katalyse zijn de reagerende stoffen en ook de katalysator opgelost en dus volledig gemengd: moleculair verdeeld.. Dan vindt de reactie in het hele vloeistofmengsel plaats.

    Groet,

     

    Jan Wim Peters

     

    In reactie op: Energie #171106

    Hallo Anna,

    Je bent misschien op de verkeerde weg. Reaktiewarmten bereken je met vormingsenergieën, zoals die staan in de gegeven tabel en in BINAS. Je kunt je beter niet bezighouden met de fasen. In deze vergelijkingen staat meestal(g), in de tabel (l). Voorbeeld:

    Delta E1 = – Hv(cyclohexanol) – Hv(HNO3) + Hv(cyclohexanon) + Hv(HNO2) + Hv(H2O)

    Denk daarbij aan plusjes en minnetjes.

     

    Succes en groet,

     

    Jan Wim Peters

     

15 berichten aan het bekijken - 1 tot 15 (van in totaal 270)

Inloggen voor experts