Jan Wim Peters

Jan Wim Peters

Aangemaakte reacties

15 berichten aan het bekijken - 121 tot 135 (van in totaal 273)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: Rekenen zuren en basen #3498

    Beste Sven,

    Een korte aanvulling op het antwoord van Yvette.
    Er is dus 6,24 . 10^-3 mol CO3 2- aanwezig. Daaraan wordt toegevoegd 1,0 . 10^-3 mol H3O +(10 mL x 0,10 M)

    BOE schema
    ——- CO3 2- + H3O + –>HCO3 – + H2O (aflopende reactie, want sterk zuur)
    B 0,00624……..0,0010………… 0
    O – 0,0010……..- 0,0010…………+ 0,0010
    E ?……………………0……………………?
    Hierna reken je de nieuwe molariteiten uit; denk aan totale volume. Deze molariteiten vul je in in de evenwichtsvoorwaarde(die je eerder gebruikte). Om de nieuwe pH te berekenen ga je ervanuit dat de veranderingen aan [CO3 2-] en [ HCO3 -] bij het opnieuw instellen van het evenwicht te verwaarlozen zijn.
    Verwacht je een hogere of een lagere pH?

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: polair/apolair #3487

    Hallo Ed,

    Je hebt de vraag tweemaal gesteld, dus ik zie een mogelijkheid om ook een antwoord te geven. Malonzuurmoleculen hebben wel degelijk een dipoolmoment. Door het middelste C atoom liggen de 2 COOH groepen niet in elkaars verlengde. Maar afgezien daarvan, een dizuur-molecuul met 1 C atoom minder, oxaalzuur, HOOC-COOH , is net als CO2 geen dipoolmolecuul, maar oxaalzuur lost wel prima op in water. Als er sprake kan zijn van H-bruggen, is dat een belangrijke reden voor een goede oplosbaarheid in water.
    Ik hoop dat deze aanvullende informatie je verder helpt.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Reactievergelijking redoxtitratie #3434

    Dag Tom,

    Fijn dat je het begrijpt.
    Geen dank, graag gedaan.

    Groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Reactievergelijking redoxtitratie #3432

    hallo Tom,

    Nog even; je noteert oxaalzuur als C2H2O4. Dan moet je dus goed zoeken in BINAS 48.

    In reactie op: Reactievergelijking redoxtitratie #3431

    Hallo Tom,

    Je bent heel aardig op weg. Maar je hebt niet de sterkste oxidator gekozen. En dat beantwoordt tevens jouw tweede vraag. Dus nog even zoeken.
    Let er ook op dat H+ en OH- natuurlijk niet samen in 1 oplossing kunnen blijven, maar reageren en streep links en rechts tegen elkaar weg.
    Je bent er bijna.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Reactievergelijking maken #3380

    Dag Geertje,

    Dat komt een heel eind in de goede richting, alleen zie geen ladingen van de ionen en hij is niet kloppend.
    Verander dat even. Ik zie het tegemoet.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Reactievergelijking maken #3375

    Hallo Geertje,

    In een reactievergelijking staan de stoffen deeltjes) die verbruikt worden links en de stoffen die ontstaan rechts; vóór en ná de pijl. Als een stof in overmaat is zie je dat NIET in de vergelijking. Nou, jij weet welke stoffen worden verbruikt. Welke stoffen(deeltjes) ontstaan is wat lastiger. Je weet in ieder geval dat koolstofdioxide ontstaat. Zou je nu een poging kunnen doen om de- kloppende- vergelijking op te stellen? Hint: er ontstaat een stof, die je zelf moet bedenken en ook opgeloste ionen.
    Overigens, voor het uitvoeren van de berekening is de molverhouding calciumcarbonaat en koolstofdiode voldoende.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    • Deze reactie is gewijzigd 2 jaren, 4 maanden geleden door Jan Wim Peters.
    • Deze reactie is gewijzigd 2 jaren, 4 maanden geleden door Jan Wim Peters.
    In reactie op: Reactievergelijking maken #3374

    Hallo Geertje,

    Vanavond zal ik antwoorden, als ik weer thuis ben.

    Groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: HN03 in salpeterzuur #3372

    Hallo Bob,

    Je hebt blijkbaar begrepen hoe je het aantal gram(=de massa) van HNO3 in deze salpeterzuuroplossing kunt berekenen. En je weet vast ook hoe je die massa moet omrekenen naar mol HNO3. Wat heb je daarvoor nodig?
    Dan is de laatste stap het berekenen van het aantal mol per liter. En het volume ken je toch….?
    Probeer dit maar eens en meld je als je vastloopt. Eerst proberen hè; tussen jouw vragen zaten slechts 17 minuten.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Zoutzuur en NAOH #3367

    Hallo Melissa,

    Allereerst wat verbeteringen in de vraagstelling. Heb je die zo gekregen?
    1. Maak 1 liter zoutzuur waarbij de concentratie van HCl 0,1 mol/L is. De uitgangsoplossing die je gaat gebruiken is een fles met een concentratie van HCl van 4 mol/L.

    2. Maak een 500 mL NaOH-oplossing waarbij de concentratie van NaOH 0,1 mol/L is. De uitgangstof is vast natronhydroxide(NaOH).

    Eerst 1. : Je moet de concentratie veranderen van 4 naar 0,1 mol/L. Wat is dan de verdunningsfactor? Als je die hebt, kun je verder met het volume, dat je nodig hebt.

    Dan 2. Je weet het volume van NaOH-oplossing, die je moet maken en de concentratie daarvan. Hoeveel mol NaOH heb je dan nodig? Vervolgens moet je dat nog omrekenen naar het aantal gram vast NaOH.
    Kom je er zo uit? Anders stuur je maar de volgende vraag.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    • Deze reactie is gewijzigd 2 jaren, 4 maanden geleden door Jan Wim Peters.
    • Deze reactie is gewijzigd 2 jaren, 4 maanden geleden door Jan Wim Peters.
    In reactie op: Zuur-base evenwicht #3364

    Hallo Lonneke,

    Het is je dus blijkbaar gelukt de berekening uit te voeren. Dat vind ik knap, want je had duidelijk moeite om te begrijpen wat er aan de hand is. Je hebt dus de zuurconstante van acetylsalicylzuur gekregen of ergens gevonden?!( Die stond niet in de opgave)
    Bij die berekening maak je gebruik van het door jou gegeven evenwicht(1).
    Dat evenwicht(1) wordt naar rechts verschoven doordat H3O+ reageert met HCO3 -. De CO2 die daarbij ontstaat lost op in de oplossing en het teveel ontwijkt als gas. Er stelt zich OOK een evenwicht in tussen HCO3 – en CO2 in de oplossing. De reactievergelijking mag je zo noteren:
    (CO2 + H2O) + H2O <- -> HCO3 – + H3O + ( evenwicht 2)
    { ik schrijf CO2 + H2O tussen haken om duidelijk te maken dat het gaat om het zuur H2CO3}
    Dit proces gaat door tot BEIDE evenwichten zijn ingesteld. ( de verhouding tussen [HCO3 -] en [CO2] bepaalt wat de pH wordt. ( Er ontstaat een buffermengsel van die 2 deeltjes)
    Je schrijft al die deeltjes niet allemaal in 1 vergelijking, want het zijn 2 verschillende evenwichtsreacties.
    Maar, bovenstaand verhaal heb je niet nodig om de vraag te beantwoorden; dat heb je al gedaan. Hopelijk snap je nu beter wat er speelt.
    Mocht je nog vragen hebben, morgen verder.

    Groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: verhard water met Duitse hardheid #3346

    Hallo Luuk,

    Met die tribune-ionen heb je niets te maken; het gaat over Ca2+ en CO3 2-.
    Het was wel lastig om jouw verhaal te begrijpen, maar [Ca2+] is 3,9 . 10^-4 mol/L Min dus.
    Van dat harde water heb je 100 L dus hoeveel Ca2+ moet je dan kwijt?
    Ik denk dat je zo wel verder kunt. Laat maar weten.

    Groet,
    Jan Wim Peters

    In reactie op: lewisstuucturen #3296

    Hallo Puck,

    Jij beschrijft netjes hoe jouw Lewisstructuur er uit ziet. Je praat echter niet over de formele ladingen. Kun je die alsnog invullen? Misschien vind je dan de structuur uit het antwoordenboekje beter. Op zich is jouw structuur zeker een grensstructuur; welke het meest voor de hand ligt, is maar de vraag. Kijk op wikipedia( https://nl.wikipedia.org/wiki/Thiocyaanzuur) naar thiocyaanzuur en isothiocyaanzuur. Hier wordt zelfs gesproken over een evenwicht tussen beide deeltjes(structuren). Jij kunt dus niet weten wat hier de juiste Lewis structuur is.
    Laat maar weten waar die formele lading zit en of je nog een aanvullende vraag hebt.

    Groet,

    Jan Wim Peters

    • Deze reactie is gewijzigd 2 jaren, 4 maanden geleden door Jan Wim Peters.
    In reactie op: Mesomerie #3292

    Hallo Cecilia,

    Om te beginnen met jouw voorbeeld. Cyclohexanol is niet zuur, omdat het cyclohexanolaation(het zuurrestion) niet wordt gestabiliseerd door mesomerie(door grensstructuren) Dit in tegenstelling tot fenol, waarbij het fenolaation meerdere grensstructuren kent.
    Ik zou hierbij niet de termen elektrofiel en nucleofofiel gebruiken; duidelijker is het om over zuren en basen te spreken.
    Een deeltje zal als base optreden als het geconjugeerde zuur wordt gestabiliseerd door meerdere grensstructuren. Zo zal pyridine( zoek de formule zo nodig op) als het een proton opneemt, veranderen in een positief geladen ion met 4 mogelijke grensstructuren. Daarom is piperidine een sterkere base dan bijvoorbeeld piperidine. ( ik realiseer me dat ik wel exotische voorbeelden moet gebruiken)
    Om jouw vraag te beantwoorden; dit geldt voor veel meer gevallen dan cyclohexanol.

    Hopelijk helpt dit je verder. Heb je nog een vraag, dan merk ik dat wel.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    • Deze reactie is gewijzigd 2 jaren, 4 maanden geleden door Jan Wim Peters.
    In reactie op: Mol #3260

    Hallo Merle,

    Bij mijn weten is het geen 3VWO-stof, waar je naar vraagt. Maar je gebruikt het begrip “mol”, dus je weet er meer van.
    Mol is een eenheid van hoeveelheid deeltjes. Deze eenheid is zo gekozen dat 1 mol waterstofatomen(het kleinste atoom) precies 1 gram aan massa heeft. Het precieze aantal kun je vinden als het getal van Avogadro. Dat is ongeveer 6,02 x 10^23.
    Nu bestaat stikstofgas uit moleculen N2. Een stikstofatoom heeft een 14 maal grotere massa(zoek naar atoommassa’s) dan een waterstofatoom ; wat betekent dat een molecuul N2 een 28 maal grotere massa heeft. Dus 28 gram stikstofgas komt overeen met precies 1 mol aan moleculen.
    Hoeveel stikstofatomen zitten daar dus in?
    Misschien heb je nog meer vragen; stel ze gerust.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

15 berichten aan het bekijken - 121 tot 135 (van in totaal 273)

Inloggen voor experts