Wim Wessel

Wim Wessel

Aangemaakte reacties

15 berichten aan het bekijken - 16 tot 30 (van in totaal 48)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: Titratie PO Hulp Gezocht #165805
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Einstein2.0,

    Je maakt in je haast twee foutjes:

    1. één mol ammoniumsulfaat levert 2 mol NH4+, dus van je moet het aantal mol NH4+ delen door 2 om het aantal mol ammoniumsulfaat te krijgen;

    2. bij de omrekening naar het aantal liter is je massa opeens 10x kleiner.

    Als je op deze twee punten corrigeert, zou je op 6,9 g/ L moeten uitkomen. Ik vind dat niet zo’n slechte uitkomst voor deze hele proef.

     

    Groeten,

     

    Wim Wessel

    In reactie op: Titratie PO Hulp Gezocht #165800
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Einstein2.0,

    Het probleem zit in het begrijpen van je opdracht. Je hebt een oplossing gekregen met ongeveer 8 g/ L ammoniumsulfaat en jouw opdracht is om het gehalte d.m.v. een titratie precies te bepalen. Het getal van 8 g/ L is dus onzeker en daarmee kan je je berekening niet starten, wat jij wel gedaan hebt.

    Bij een titratieberekening begin je meestal met je meetgegevens: het gemeten volume en de gegeven molariteit, dus bij jou de 14,60 mL en 0,04973 M. Kijk uit dat de molariteit van de zwavelzuur is, niet van de H3O+. Zwavelzuur is een tweewaardig zuur (= kan 2 H+ ionen per molecuul afstaan), dus voor H3O+ moet je rekenen met een molariteit van 2 * 0,04973 = 0,09946 M.

    Volgens de formule n = c * v heb je dus 14,60·10-3 * 0,09946 = 1,452·10-3 mol H3O+ gebruikt bij de titratie. Je zag dat de molverhouding H3O+ : OH  1 : 1 is, dus er was 1,452·10-3 mol OH over.

    Jij had al berekend dat er 2,492·10-3 mol OH totaal was toegevoegd, dus voor de eerste reactie is (2,492 – 1,452)·10-3  = 1,040·10-3 mol OH verbruikt. In de eerste reactie is de molverhouding NH4+ : OH  1 : 1 , dus in jouw erlenmeyer zat 1,040·10-3 mol NH4+  (dus hoeveel mol ammoniumsulfaat?). Deze hoeveelheid zat in de 10 mL, die je hebt gepipetteerd.

    Jij moet dan alleen nog de chemische hoeveelheid omrekenen naar de massa en die massa (per 10 mL) naar een massa per liter. Ik heb het alvast doorgerekend en ik denk dat je een knappe uitvoering hebt gedaan.

     

    Groeten,

     

    Wim Wessel

    In reactie op: Titratie PO Hulp Gezocht #165742
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Einstein2.0,

    Ik heb de formule van ammoniumsulfaat is mijn laatste reactie genoemd. Vergelijk die eens met wat je zelf hebt geschreven.

    Ik werd door een collega op een denkfout gewezen, die ik even over het hoofd heb gezien. Sorry daarvoor.

    Je titratie is een terugtitratie. Ik neem aan dat je weet wat dat is. Je hebt een overmaat aan natronloog toegevoegd aan je ammoniumsulfaatoplossing. Na die eerste reactie is er dus nog OH over. Die titreer je met de zwavelzuur: H3O+ + OH –> 2 H2O.

    Je weet hoeveel zwavelzuur je hebt toegevoegd, dus dan weet je hoeveel OH er over was.

    Je weet hoeveel OH je totaal hebt gepipetteerd, dus dan weet je hoeveel OH er met  ammonium weggereageerd is.

    Daarmee weet je tenslotte met hoeveel NH4+ de OH heeft gereageerd. Je moet die hoeveelheid nog wel omrekenen naar g/ L. Je kunt deze stappen ook in een BOE tabel uitwerken.

    Ik hoop dat je er hiermee uit komt.

    Groeten,

     

    Wim Wessel

    In reactie op: Titratie PO Hulp Gezocht #165739
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Einstein2.0,

    Volgens mij klopt je berekening. Je formule van ammoniumsulfaat klopt echter (nog steeds) niet, maar ik denk dat je een tabelwaarde voor de molaire massa hebt gebruikt, dus je komt ermee weg 😉 .

    Jouw laatste stap is echter niet logisch: waarom wil je het aantal mol HSO4 weten? Kijk naar je onderzoeksvraag: het gehalte ammoniumsulfaat in de oplossing. Dus het lijkt me beter om het aantal mol gereageerde SO42- te berekenen. Als je dat weet, weet je daarna direct het aantal mol (NH4)2SO4 , waar de sulfaationen uit kwamen.

    Om je antwoord af te ronden moet je nog twee dingen doen. Je onderzoeksvraag vraagt om een gehalte in g/ L. Je moet dus het aantal mol omrekenen in het aantal gram. Het tweede is: in welk volume zat dit aantal mol (NH4)2SO4? Dat moet je nog omrekenen naar de hoeveelheid per liter.

    Succes.

     

    Groeten,

     

    Wim Wessel

    In reactie op: Titratie PO Hulp Gezocht #165735
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Einstein2.0,

    Dat ziet er heel goed uit. Nog twee verbeterpunten: ik mis de lading van het ammoniumion en de eerste vergelijking moet je nog vereenvoudigen, dus alle coëfficiënten delen door 2. Dit laatste maakt voor je berekening niets uit, maar op een examen kost het niet vereenvoudigen je een punt (beetje zonde, toch 😉 ). Verder heb je alles goed !

     

    Groeten,

     

    Wim Wessel

    In reactie op: Titratie PO Hulp Gezocht #165733
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Einstein2.0,

    Ik wil je helpen de reactievergelijkingen op te stellen, maar daarvoor wil ik weten welk(e) stukje(s) je niet (helemaal) begrijpt. Kan je concreet aanwijzen welk stukje uitleg ik nog moet toelichten?

     

    Groeten,

     

    Wim Wessel

    In reactie op: Titratie PO Hulp Gezocht #165731
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Einstein2.0,

    Ik zie dat je herkend hebt dat het ammoniumion in ammoniumsulfaat het zuur is, dat met de base uit natronloog moet reageren. Je reactievergelijking moet wel aangepast worden. Kijk onder andere steeds goed of je te maken hebt met een zout of een moleculaire stof.

    1. Ammoniumsulfaat is een zout, dus in oplossing heb je alleen losse ammonium- en sulfaationen.

    2. Het ammoniumion reageert met de base in natronloog (de lading van het hydroxide-ion ontbreekt nog); je hebt goed gezien dat hierbij ammoniak ontstaat, maar dat is een moleculaire stof en bindt zich niet aan de sulfaationen; de sulfaationen zijn in deze reactie tribune-ionen (en schrijf je dus niet op).

    3. In de tweede vergelijking heb je de goede reagerende deeltjes voor de pijl staan, hoewel de ladingen ook hier ontbreken. Echter, het sulfaation kan in oplossing slechts één H+ ion opnemen. Daarmee ontstaat dan het waterstofsulfaation: HSO4. In Binas tabel 49 kan je zien dat dit het zuurrestion van een sterk zuur ofwel een zeer zwakke base is. Dit betekent dat dit ion in water te zwak is om nog een H+ ion op te nemen.

    N.B.: je moet je titratie uitvoeren met zwavelzuur maar je schrijft HCL. Aangezien zowel zwavelzuur als HCl sterke zuren zijn, maakt dat gelukkig voor je notatie niets uit.

    Je was al aardig ver gekomen. Ik hoop dat je hiermee verder kunt. Laat het me weten als je nog andere vragen hebt.

     

    Groeten,

    Wim Wessel

    In reactie op: elektrolysecel #157965
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Pieter,

    Met de constante van Faraday kan je uitrekenen hoeveel mol elektronen je (per seconde) hebt. Ik zie dat ik in het vorige antwoord slordig ben geweest met de eenheid, die moet zijn: coulomb per mol elektronen (C mol-1). Daarna gebruik je de molverhouding tussen het aantal elektronen en het aantal tinionen (maakt niet uit welke).

    Lukt het zo?

    Groeten,

    Wim

    In reactie op: elektrolysecel #157963
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Pieter,

    Probeer het verband te zien tussen alle gegevens. 1 ampère (A) = 1 coulomb per seconde (C s-1). 1 mol elektronen heeft een lading van 9,65·104 C (constante van Faraday; zie ook Binas tabel 7).

    Om hoeveel elektronen gaat het als je Sn2+ oxideert tot Sn4+? Leg daarmee het verband met bovenstaande gegevens. Dan moet je eruit kunnen komen.

    Groeten,

    Wim

    In reactie op: ascorbinezuur #157952
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Mattie,

    Ik neem het even over van Dick.

    Vraag 1: Zodra jood ontstaat uit jodide, reageert dit onmiddellijk weg met vitamine C. Pas als alle vitamine C op is, blijft het jood in de oplossing en kan met zetmeel reageren.

    Vraag 2: zuur-base en coulometrie is een vreemde combinatie: je bent dan met twee soorten reacties (zuur-base van de titratie en redox van de coulometrie) bezig. Je voegt dan oplossing toe vanuit de buret en tegelijkertijd voer je elektrolyse uit? Je hebt dan tenminste twee variabelen, waarmee volgens mij niet te rekenen valt. Ik kan me zo’n meting moeilijk voorstellen. Maar wat je vraag betreft: als je op het oog het eindpunt moet bepalen, gaat dat meestal met kleurverandering. Als de stoffen daar zelf niet voor zorgen, moet je een indicator gebruiken.

    Groeten,

    Wim

    In reactie op: reactievergelijkingen #157950
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Daan,

    Dat klopt helemaal.

    Voor mij blijft wel de vraag hoe je dat zelf had moeten weten gezien het feit dat je het onderwerp redoxreacties nog niet hebt gehad (toch?). Voor jou is dat ook belangrijk, want anders zou je een onmaakbare opdracht hebben gehad. Ga daar dus achteraan.

    Groeten,

    Wim

    In reactie op: reactievergelijkingen #157946
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Daan,

    Bij de elektrolyse van zowel kalkwater als natronloog ontleedt water. Als je elektrolyse van een oplossing doet, kunnen er nooit metalen uit groep 1 of 2 (zoals Na en Ca) van het Periodiek Systeem ontstaan.

    Als uitsluitend water ontleedt, wat gebeurt er dan in de oplossing met de deeltjes, die de elektrische stroom moeten dragen?

    Groeten,

    Wim

    In reactie op: reactievergelijkingen #157942
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Daan,

    Welke gegevens heb je over de reactieproducten? Het antwoord op jouw vraag vind je bij de redoxreacties, maar als je nog in 4 vwo zit heb je die (waarschijnlijk) nog niet gehad.

    Als je elektrolyse van kalkwater of natronloog uitvoert, reageert de opgeloste stof (netto) niet, maar wordt het oplosmiddel water ontleed.

    Kan je hier iets mee?

    Groeten,

    Wim

    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Esther,

    Ik reageer in plaats van Rob.

    Je berekening lijkt mij in orde. Je zit er in je eindantwoord alleen één significant cijfer naast. De gegevens 25 m2, 70 cm, 0,35 cm per jaar en 0,78·103 kg m-3 hebben allemaal twee significante cijfers.

    Groeten,

    Wim

    In reactie op: stroomsterkte als maat van de geleidbaarheid #157927
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Isa,

    In de laatste zin van je laatste alinea gaat het niet helemaal goed. Je hoeft geen conclusie te trekken over de stroomsterkte, want die meet je. Volgens mij bedoelde je docent de stroomsterkte als maat voor de concentratie/ geleidbaarheid van de ionen, maar dat weet je pas zeker als je dat bij je docent hebt nagevraagd. In dat geval zeg je dus dat de stroomsterkte niet alleen van de concentratie afhangt. Voor de rest lijkt het mij dat je antwoord klopt.

    Groeten,

    Wim

15 berichten aan het bekijken - 16 tot 30 (van in totaal 48)

Inloggen voor experts