Vraagbaak scheikunde
chemisch rekenen
Vak
Scheikunde
Niveau
Vwo
Onderwerp
Chemisch rekenen
Leerjaar
6
- Dit onderwerp bevat 1 reactie, 1 deelnemer, en is laatst geüpdatet op 2 jaren, 10 maanden geleden door Kees.
-
AuteurBerichten
-
AishaGast
Hoi,
Ik heb een vraagje. Is mijn uitwerking van de vragen goed?
Vraag a: de molariteit van een geconcentreerde ammonia-oplossing is 13,3M. Hoeveel milliliters van dit reagens moet verdund worden tot 1,000l om een oplossing van 0,100 M NH3 te maken?
Ik deed:
c1 x v1 = c2 x v2;
13,3 x a = 0,1 x 1.
a= 0,1/13 = 0,00751879 l
oftewel 7,52 ml (siginificantie).Vraag b: Martijn pipetteert 5,00 ml van een 0,1M HCl oplossing in een 100,0 ml maatkolf en vult de maatkolf aan tot de streep met demiwater. Wat is de concentratie zoutzuur in de oplossing?
Ik deed:
c1 x v1 = c2 x v2
0,1 x 0,005 = a x0,1
a= 0,1×0,005/0,1 = 0,005 Mc: Welke pH heeft de oplossing die bij opgave b wordt gemaakt?
Ik dacht om die 0,005 M te nemen. Dus dan: pH= -log(0,005) = 2,3….
in 1 significante cijfer dus pH= 2.Bij voorbaat heel erg bedankt, dit zou superveel helpen!
Aisha
KeesExpertHallo Aisha,
Vragen a en b: netjes uitgewerkt, ook m.b.t. sigificante cijfers.
Vraag c: daar moet je nog even naar kijken. Logaritmes zijn wat verraderlijk m.b.t. significante cijfers.
Neem inderdaad die 0,005 M maar.
Als je dat zo opschrijft, dan betekent het dat de echte waarde ergens tussen de 0,0045 en 0,0055 M ligt.
Reken eens uit: -log(0,0045), -log(0.0050) en -log(0,0055).
Laat even weten hoe je de pH-waarde zou opschrijven.Groeten,
Kees
-
AuteurBerichten
Bekijk ook eens