Titratie PO Hulp Gezocht
topicOver de vraagbaak

Vraagbaak scheikunde

Titratie PO Hulp Gezocht

5 berichten aan het bekijken - 16 tot 20 (van in totaal 20)
  • Auteur
    Berichten
  • #165806 Reageer
    EINSTEIN2.0
    Gast

    Beste Wessel,

    Bedankt dat u ons uit de brand heeft geholpen. Wordt erg gewaardeerd.

    Ik heb nog 1 laatste vraag: is dit ongeveer wat u bedoelde?

     

     

    Om het precieze gehalte ammoniumsulfaat in g/L te berekenen in een ammoniumsulfaat-oplossing, gaan we als volgt te werk. Om het precieze gehalte te berekenen moeten wij kijken hoeveel OH heeft gereageerd met (NH4)2SO4. Daarmee kunnen wij weer berekenen wat het gehalte was.

    Vooraf zijn er al een paar dingen gegeven:

    NaOH:

    v = 25 mL = 0,025 L

    c = 0,09969 M. Deze was gegeven op het bord.

     

    (NH4)2SO4:

    v = 10,0 mL = 0,0100 L

     

    H2SO4:

    c = 0,04973 M. Ook deze was gegeven op het bord.

    v =  afhankelijk welke meting(1,2 of 3) je gebruikt.

     

     

    Bij stap 2 in de methode vind er een reactie plaats tussen ammoniumsulfaat en een overmaat aan natronloog. Deze is als volgt: NH4+ + OH → NH3 + H2O. Hierbij blijft er nog OH over. Deze OH reageert weer met zwavelzuur tijdens de titratie. Deze is als volgt:  H3O+ + OH → 2H2O. Om aantal mol zwavelzuur in deze vergelijking te berekenen gaan we als volgt te werk:

    Voor het totaal gebruikte aantal mol zwavelzuur te berekenen gebruiken we de formule: n = c * v. Bij de c vullen wij  0,09946 M in, want zwavelzuur is een tweewaardig zuur. Hij kan dus 2 H+ ionen afstaan. Dus met H3O+ moet je rekenen met een molariteit van 2 * 0,04973 M =  0,09946 M . Bij de v gebruiken wij het aantal ml bij meting 1. 14,60 ml = 0,01460 L. Invullen geeft  n = 1,452116 * 10-3 mol zwavelzuur. De verhouding tussen H3O+ en OH is 1 : 1. Het aantal mol OH in deze reactie is dus het aantal mol H3O+ dat is dus 1,452116 * 10-3 mol.

    Het totale aantal OH moeten we nu berekenen. Dit doen we als volgt: we gebruiken de formule

    n = c * v.

    Voor de c hebben wij 0,09969 M gebruikt en voor de v hebben wij 0,025 L gebruikt.

    n = 0,00249225 mol

    Het aantal mol OH dat gebruikt is voor de eerste reactie is dus: 2,49225 * 10-3 – 1,452116 * 10-3 = 1,040134 * 10-3 mol. De verhouding tussen NH4+ en OH is 1:1 dus het aantal mol is 1,040134 * 10-3 mol.

    Nu moeten wij nog uitrekenen hoeveel mol (NH4)2SO4  we hadden in de 10 ml. Eén mol (NH4)2SO4 levert 2 mol NH4+ op. Dus één mol (NH4)2SO4  is dus 1,040134 * 10-3 / 2 = 5,20067 * 10-4 mol.

    Om de massa te berekenen van één mol (NH4)2SO4  gebruiken wij de formule m = n * M. Voor de M vullen wij in 132,14 en voor de n 5,20067 * 10-4 . dit geeft m = 0,0687216534 g.

    Nu moeten wij dit nog omrekenen naar g/l. We gebruiken de formule  = m / v. Voor v vullen wij 10 ml in en voor de m 0,0687216534 g. Dit geeft  =  0,0068721653 g/10ml. Om hier liters van te maken doen wij dit getal * 100 en dat geeft: 6,872165338 g/l = 6,9 g/l

     

    MVG,

    EINSTEIN2.0

    #165807 Reageer
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Einstein2.0,

    Dat is hem.

    In je voorlaatste alinea staat nog iets wat niet (helemaal) klopt: je rekent de massa van ammoniumsulfaat uit, niet van één mol ammoniumsulfaat. Maar dat maakte voor je berekening niets uit. Trouwens: ben je zelf tevreden met de uitkomst van je titratie?

    Als ik je nog een tip mag geven: neem eens een blanco blad en probeer deze berekening nog eens te doen. Deze opdracht bevat heel wat vaardigheden die je uiteindelijk allemaal moet beheersen.

     

    Groeten,

     

    Wim Wessel

    #165808 Reageer
    EINSTEIN2.0
    Gast

    Goedenavond,

    Ik zal het aanpassen. Zelf ben ik redelijk tevreden met de gehalte. Hij is alleen niet zo dicht bij de 8, maar dat komt denk ik door verschillende dingen, zoals het aflezen bij het pipteren etc.

    Ik ga het zeker nog een keer op papier doen. Bedankt voor uw hulp en de tip!!!

    Ik wens u nog een fijne avond toe!

    MVG,

     

    EINSTEIN2.0

    #165962 Reageer
    Jade
    Gast

    Hoi,

    wanneer heb je bij een zuur/base reactie dat je bijvoorbeeld 2H3O+ krijgt ipv H3O+. Is dat alleen als er iets in overmaat is, en heeft u een voorbeeld?

    groetjes

    #165964 Reageer
    mui
    Gast

    Dag Jade

    De hoeveelheid H3O+ in de vergelijking wordt door twee dingen bepaald nl

    1) De waardigheid van de base:

    Als je een eenwaardige base hebt, dan kan H3O+ alleen in molverhouding 1 : 1 met die base reageren (ook al heb je een grote overmaat H3O+ bijv als H3)+ – ionen reageren met OH- – ionen wordt de vergelijking

    H3O+   +   OH-    ->    2 H2O

     

    Heb je een tweewaardige base, bijv. het carbonaation, en je hebt voldoende H3O+, dan komt in de vergelijking 2 H3O+ te staan en wordt de vergelijking

    2 H3O+   +   CO3(2-)   ->   “H2CO3”  +   2 H2O

    Dit H2CO3 valt uiteen in H2O en CO2

     

    2De hoeveelheid H3O+ doet er dus ook toe.

    Als je bij het laatste voorbeeld een ondermaat H3O+ hebt (en dus een overmaat carbonaationen) dan is er niet genoeg zuur voor de vorming van CO2 en H2O

    Omdat zuur-basereacties altijd in (elkaar zeer snel opvolgende) stappen verlopen zal er niet genoeg H3O+ zijn om de tweede stap te laten verlopen.

    Als je 1 mol H3O+ aan 1 mol CO3(2-) toevoegt dan reageren deze twee ionen in molverhouding 1:1 met elkaar volgens

    H3O+   +   CO3(2-)   ->    HCO3(-)

    Je moet dan wel heel langzaam toevoegen en goed roeren om een plaatselijke overmaat te vermijden (waardoor er toch een beetje CO2 zou ontstaan)

     

    Ik hoop dat je wat aan deze reactie hebt

     

    Vragen? Stel ze

     

    Groet

    MUI

     

     

5 berichten aan het bekijken - 16 tot 20 (van in totaal 20)
Reageer op: Titratie PO Hulp Gezocht
Je informatie:



vraagbaak icoon fasen van stoffen in een reactievergelijking
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
fasen van stoffen in een reactievergelijking
Goedemiddag. Ik ben momenteel bezig met zuur-basereacties. Ik loop alleen ergens tegenaan; hoe weet ik bij het opstellen van zo’n reactie in welke fase zo’n beginstof zich bevindt, kan ik dat in Binas vinden of moet ik dat gewoon weten? Soms schrijf ik (aq) op, maar is het (l), of andersom. Heel af en toe […]
Bekijk vraag & antwoord
studiehulp icoon 10 tips om uitlegvideo’s effectief te gebruiken
Vwo | Havo | Vmbo
Leertip
10 tips om uitlegvideo’s effectief te gebruiken
Haal meer uit het kijken van uitlegvideo's met deze tips.
Bekijk de tip
vraagbaak icoon Zuren en basen
Scheikunde | Vwo | 4
Vraag
Zuren en basen
Hallo, Ik moet bij deze opdracht een reactievergelijking opstellen, maar ik snap het niet helemaal. Ik moet de reactievergelijking geven als bariumoxide en verdund azijnzuur bij elkaar worden gevoegd. Ik dacht dat het antwoord CH3COOH (aq) + BaO (aq) -> Ba 2+ (aq) + CH3COO-. Het antwoord moest BaO + 2CH3COOH -> Ba2+ + H2O […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon azijnzuur en zuur-base
Scheikunde | Vwo | 4
Vraag
azijnzuur en zuur-base
Hallo, Bij een reactievergelijking van een zuur-base reactie moet ik de scheikundige naam weten van azijnzuur. Volgens Binas is dit ethaanzuur. Ethaan is C2H6 en zuur is H3O+, maar het antwoordenboekje geeft CH3COOH aan. Is dit een zuur waarvan je de naam gewoon uit je hoofd moet leren? Want ik snap de naamgeving niet helemaal. […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Uitleg vraag 22 van scheikunde examen 2023 eerste tijdvak.
Scheikunde | Vwo | 6
Vraag
Uitleg vraag 22 van scheikunde examen 2023 eerste tijdvak.
Hoi, ik begrijp vraag 22 niet helemaal, in het correctievoorschrift staat dat er 4 atoombindingen zijn, zou u aub willen uitleggen hoe ze daarop komen? Alvast bedankt!
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Zuur-Base en redox
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
Zuur-Base en redox
Hallo, Ik heb binnenkort een toets over zuur-base en redoxreacties. Wij krijgen dan twee stoffen en dan moeten wij zelf bepalen of het een redox of ZuBa reactie is. Ik heb echter geen idee hoe dit moet. Kan iemand helpen? Dit zijn een aantal voorbeelden van de oefenvragen: 1. Zink + zoutzuur 2. zinknitraatoplossing + […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Halfreacties
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
Halfreacties
Hoi hoi, ik heb een vraagje. Als ik een totaal vergelijking moet opstellen van een redoxreactie, kan het dan zijn dat een halfreactie wel in de binas staat en de ander niet? Of is het altijd zo dat ze er of allebei wel in staan of allebei niet? Dankjewel alvast.  
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Zuren en basen
Scheikunde | Vwo | 4
Vraag
Zuren en basen
Hallo, Ik snap niet helemaal hoe je nu precies een reactie vergelijking moet opstellen voor een zuur en base reactie. bijvoorbeeld bij een opdracht moet ik de juiste notatie van de oplossing HCIO2 noteren. Ik dacht dat dat dan CIO2- (aq) + H3O+ was. Maar volgens het antwoordenboekje is het alleen HCIO2. Maar HCIO2 is […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon hydrofiel of hydrofoob?
Scheikunde | Mbo 2 | 1
Vraag
hydrofiel of hydrofoob?
Beste, Hormonen die derivaten zijn van aminozuren, zijn die hydrofiel en hydrofoob? En de peptidehormonen zijn die hydrofiel of hydrofoob? groetjes Lore
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Buffer rekenen vwo 2021-1 vraag 15
Scheikunde | Vwo | 6
Vraag
Buffer rekenen vwo 2021-1 vraag 15
Hallo, ik heb morgen examen en nog 1 vraagje. bij examen vwo 2021-1 vraag 15 stellen ze een BOE tabel op, maar hoezo moet je opeens al die concentraties invullen? Ik heb altijd gewoon de stoffen en dan bijv 0,100-x, concentratie h3o+ is c en de laatste stof is ook x, waaruit dan x2/0,100=KZ uitkomt, […]
Bekijk vraag & antwoord

Inloggen voor experts