Batterij
topicOver de vraagbaak

Vraagbaak scheikunde

Batterij

6 berichten aan het bekijken - 1 tot 6 (van in totaal 6)
  • Auteur
    Berichten
  • #154722 Reageer
    Tim
    Gast

    Er is een elektrochemische cel met twee halfcellen A en B.
    In halfcel A met oplossingen van ijzer(III)chloride en ijzer(II) chloride vindt de volgende reactie plaats:

    Fe3+ + e− → Fe 2+

    Leg uit of de elektrode in deze halfcel een positieve of negatieve elektrode is.

    Juiste antwoord: positief

    Er worden elektronen opgenomen, waardoor de elektrode positief wordt.

     

    Er is een elektrochemische cel met twee halfcellen A en B.

    In halfcel A met oplossingen van ijzer(III)chloride en ijzer(II) chloride vindt de volgende reactie plaats:
    Fe3++ e− → Fe2+
    Deze halfcel is met een zoutbrug met halfcel B verbonden.

    De zoutbrug bevat een oplossing van natriumchloride.

    Geef voor beide ionen in de zoutbrug aan in welke richting ze bewegen.

    Juiste antwoord
    In de halfcel A verdwijnt positieve lading. Dus de Na+‑ionen bewegen naar A en de Cl‑ionen bewegen de andere kant op.

     

    Er is een elektrochemische cel met twee halfcellen A en B.

    In halfcel A met oplossingen van ijzer(III)chloride en ijzer(II) chloride vindt de volgende reactie plaats:

    Deze halfcel is met een zoutbrug met halfcel B verbonden.

    De zoutbrug bevat een oplossing van natriumchloride.

    In halfcel B bevindt zich een ijzeren staaf als elektrode in een keukenzoutoplossing. Op de elektrochemische cel is een lampje aangesloten dat brandt.

    Geef de vergelijking voor de reactie in halfcel B en geef ook de vergelijking van de totale reactie.

    Juiste antwoord

    ””

     

    Er is een elektrochemische cel met twee halfcellen A en B.

    In halfcel A met oplossingen van ijzer(III)chloride en ijzer(II) chloride vindt de volgende reactie plaats:
    Fe3+ + e− → Fe2+

    Deze halfcel is met een zoutbrug met halfcel B verbonden.

    De zoutbrug bevat een oplossing van natriumchloride.

    In halfcel B bevindt zich een ijzeren staaf als elektrode in een keukenzoutoplossing. Op de elektrochemische cel is een lampje aangesloten dat brandt.

    Teken de complete elektrochemische cel. Geef hierin aan wat de positieve en wat de negatieve elektrode is. Geef ook de richting van de elektronenstroom aan.

    Juiste antwoord

    Zie figuur 18.1.””

     

     

    Er is een elektrochemische cel met twee halfcellen A en B.

    In halfcel A met oplossingen van ijzer(III)chloride en ijzer(II) chloride vindt de volgende reactie plaats:

    Fe3+ + e− → Fe2+

    Deze halfcel is met een zoutbrug met halfcel B verbonden.

    De zoutbrug bevat een oplossing van natriumchloride.
    In halfcel B bevindt zich een ijzeren staaf als elektrode in een keukenzoutoplossing. Op de elektrochemische cel is een lampje aangesloten dat brandt.

    Wat is de functie van het natriumchloride in halfcel B?

    Juiste antwoord: In halfcel B moet de vloeistof de stroom ook geleiden. Het natriumchloride is hier dus elektrolyt, onderdeel van de zoutbrug.

     

    Er is een elektrochemische cel met twee halfcellen A en B.

    In halfcel A met oplossingen van ijzer(III)chloride en ijzer(II) chloride vindt de volgende reactie plaats:

    Fe3+ + e− → Fe2+

    Deze halfcel is met een zoutbrug met halfcel B verbonden.

    De zoutbrug bevat een oplossing van natriumchloride.
    In halfcel B bevindt zich een ijzeren staaf als elektrode in een keukenzoutoplossing. Op de elektrochemische cel is een lampje aangesloten dat brandt.

    Bereken de bronspanning van deze elektrochemische cel.

    Juiste antwoord

    De bronspanning bij standaardomstandigheden is:
    ΔV0 = V0(Fe3+/Fe2+) − V0 (Fe2+/Fe) = 0,77 − (−0,45) = 1,22 V

     

    Je wilt de zoutbrug vervangen door een membraan.

    Leg uit welke ionen het membraan wel en welke ionen het membraan niet door mag laten.

    De oxidator Fe3+ mag niet worden doorgelaten. De reductor is de vaste stof ijzer, dus die komt niet van zijn plaats. Fe2+ kan beter ook worden tegengehouden. Dit ion reageert niet, maar zal naar halfcel A gaan en daar het evenwicht van Fe3+ en Fe2+ongunstig beïnvloeden. Na+‑ionen en Cl‑ionen mogen er wel door. Na+‑ionen gaan er al naartoe en Cl‑ionen gaan er niet naartoe omdat dit een overschot aan negatieve lading zou geven.

     

    Dit is een vraag uit mijn boek met de antwoorden. Nu vroeg ik mij af zeg je bij vraag G altijd als een ipv een zoutbrug een membraan plaatst dat niks doorgelaten mag worden muv de ionen uit de zoutbrug?

     

    #154723 Reageer
    Tim
    Gast

    Je wilt de zoutbrug vervangen door een membraan.

    Leg uit welke ionen het membraan wel en welke ionen het membraan niet door mag laten.
    De oxidator Fe3+ mag niet worden doorgelaten. De reductor is de vaste stof ijzer, dus die komt niet van zijn plaats. Fe2+ kan beter ook worden tegengehouden. Dit ion reageert niet, maar zal naar halfcel A gaan en daar het evenwicht van Fe3+ en Fe2+ ongunstig beïnvloeden. Na+‑ionen en Cl‑ionen mogen er wel door. Na+‑ionen gaan er al naartoe en Cl‑ionen gaan er niet naartoe omdat dit een overschot aan negatieve lading zou geven.<

     

    #154724 Reageer
    Susanne C3
    Expert

    Tim, Omdat je de vraag kopieert uit je boek, krijg je die rare tekens erbij. Ik ga kijken of ik ze weg kan halen.

    Susanne (moderator)

    #154736 Reageer

    Hallo Tim,

    Wat een hoop tekst. Kon dat niet anders?

    Even wat opmerkingen over de opgave.

    Volgens het eerste schema wordt er stroom geleverd. Dan moet er geen Voltmeter worden geschakeld(laat geen stroom door), maar een Ampèremeter. En er is geen Cl- getekend in cel A. Verwarrend want daarom denk je dat Cl alleen in cel B zit.
    Je hebt de molariteiten van de reagerende deeltjes nodig om de bronspanning te berekenen. In cel B zit zelfs geen Fe2+ ( niet genoemd in ieder geval) dus niet te berekenen. Of zijn ze allemaal 1 Molair?
    Membraan. De Cl ionen gaan bij stroomlevering van A naar B door het membraan.

    Kun je hier verder mee?

    Groet,

     

    Jan Wim Peters

    #154737 Reageer

    Nog even over de laatste vraag: het membraan mag inderdaad alleen ionen doorlaten die niet bij de reacties betrokken zijn. Dat had je dus helemaal bij het juiste eind.

    gr. Jan Wim

    #154738 Reageer
    Tim
    Gast

    Dan begrijp ik het dankuwel. Als ik nog ooit een vraag heb zal ik minder tekst doen 🙂

6 berichten aan het bekijken - 1 tot 6 (van in totaal 6)
Reageer op: Batterij
Je informatie:



vraagbaak icoon fasen van stoffen in een reactievergelijking
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
fasen van stoffen in een reactievergelijking
Goedemiddag. Ik ben momenteel bezig met zuur-basereacties. Ik loop alleen ergens tegenaan; hoe weet ik bij het opstellen van zo’n reactie in welke fase zo’n beginstof zich bevindt, kan ik dat in Binas vinden of moet ik dat gewoon weten? Soms schrijf ik (aq) op, maar is het (l), of andersom. Heel af en toe […]
Bekijk vraag & antwoord
studiehulp icoon 10 tips om uitlegvideo’s effectief te gebruiken
Vwo | Havo | Vmbo
Leertip
10 tips om uitlegvideo’s effectief te gebruiken
Haal meer uit het kijken van uitlegvideo's met deze tips.
Bekijk de tip
vraagbaak icoon Zuren en basen
Scheikunde | Vwo | 4
Vraag
Zuren en basen
Hallo, Ik moet bij deze opdracht een reactievergelijking opstellen, maar ik snap het niet helemaal. Ik moet de reactievergelijking geven als bariumoxide en verdund azijnzuur bij elkaar worden gevoegd. Ik dacht dat het antwoord CH3COOH (aq) + BaO (aq) -> Ba 2+ (aq) + CH3COO-. Het antwoord moest BaO + 2CH3COOH -> Ba2+ + H2O […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon azijnzuur en zuur-base
Scheikunde | Vwo | 4
Vraag
azijnzuur en zuur-base
Hallo, Bij een reactievergelijking van een zuur-base reactie moet ik de scheikundige naam weten van azijnzuur. Volgens Binas is dit ethaanzuur. Ethaan is C2H6 en zuur is H3O+, maar het antwoordenboekje geeft CH3COOH aan. Is dit een zuur waarvan je de naam gewoon uit je hoofd moet leren? Want ik snap de naamgeving niet helemaal. […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Uitleg vraag 22 van scheikunde examen 2023 eerste tijdvak.
Scheikunde | Vwo | 6
Vraag
Uitleg vraag 22 van scheikunde examen 2023 eerste tijdvak.
Hoi, ik begrijp vraag 22 niet helemaal, in het correctievoorschrift staat dat er 4 atoombindingen zijn, zou u aub willen uitleggen hoe ze daarop komen? Alvast bedankt!
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Zuur-Base en redox
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
Zuur-Base en redox
Hallo, Ik heb binnenkort een toets over zuur-base en redoxreacties. Wij krijgen dan twee stoffen en dan moeten wij zelf bepalen of het een redox of ZuBa reactie is. Ik heb echter geen idee hoe dit moet. Kan iemand helpen? Dit zijn een aantal voorbeelden van de oefenvragen: 1. Zink + zoutzuur 2. zinknitraatoplossing + […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Halfreacties
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
Halfreacties
Hoi hoi, ik heb een vraagje. Als ik een totaal vergelijking moet opstellen van een redoxreactie, kan het dan zijn dat een halfreactie wel in de binas staat en de ander niet? Of is het altijd zo dat ze er of allebei wel in staan of allebei niet? Dankjewel alvast.  
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Zuren en basen
Scheikunde | Vwo | 4
Vraag
Zuren en basen
Hallo, Ik snap niet helemaal hoe je nu precies een reactie vergelijking moet opstellen voor een zuur en base reactie. bijvoorbeeld bij een opdracht moet ik de juiste notatie van de oplossing HCIO2 noteren. Ik dacht dat dat dan CIO2- (aq) + H3O+ was. Maar volgens het antwoordenboekje is het alleen HCIO2. Maar HCIO2 is […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon hydrofiel of hydrofoob?
Scheikunde | Mbo 2 | 1
Vraag
hydrofiel of hydrofoob?
Beste, Hormonen die derivaten zijn van aminozuren, zijn die hydrofiel en hydrofoob? En de peptidehormonen zijn die hydrofiel of hydrofoob? groetjes Lore
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Buffer rekenen vwo 2021-1 vraag 15
Scheikunde | Vwo | 6
Vraag
Buffer rekenen vwo 2021-1 vraag 15
Hallo, ik heb morgen examen en nog 1 vraagje. bij examen vwo 2021-1 vraag 15 stellen ze een BOE tabel op, maar hoezo moet je opeens al die concentraties invullen? Ik heb altijd gewoon de stoffen en dan bijv 0,100-x, concentratie h3o+ is c en de laatste stof is ook x, waaruit dan x2/0,100=KZ uitkomt, […]
Bekijk vraag & antwoord

Inloggen voor experts