docent Dick

docent Dick

Aangemaakte reacties

15 berichten aan het bekijken - 61 tot 75 (van in totaal 196)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: Berekenen hoeveelheid verdwenen HCL #157930
    docent Dick
    Expert

    Beste Isa/Fenne,

    Zullen we eerst de titratie van natronloog met zwavelzuuropl. bekijken en daarna kalkwater met CO2?

    Je schreef eerder:

    Ik heb een practicum gedaan voor scheikunde over conductometrie. Hierbij had ik 25 mL natronloog (ca. 0,1M) gepipeteerd en in een bekerglas gedaan waar twee elektroden inzaten. Ik heb dit beker glas bijgevuld met gedestilleerd water, zodat de elektroden het metaal van de elektroden helemaal onder water stonden. Doormiddel van een buret voegde ik telkens circa 5 mL verdund zwavelzuur toe aan het bekerglas. Bij elke keer dat ik 5 mL er bij toevoegde meette ik de stroomsterkte.

    later: de Molariteit van de zwavelzuur was 0,0497.

    Je hebt dus na elke 5 mL zwavelzuuropl. de stroomsterkte gemeten.

    Waarschijnlijk heb je deze gemeten stroomsterkte uitgezet tegen het aan mL zwavelzuuroplossing.

    Kun  je aangeven welke grafiek je krijgt en hoe je dan het eind van de titratie bepaalt?

    Na hoeveel mL had je volgens jou het eindpunt van de titratie?

    Dick

    In reactie op: Molariteit berekenen uit de geleidbaarheid? #157928
    docent Dick
    Expert

    Beste Jaap,

     

    Helemaal goed!

    Bij het opschrijven van het antwoord raad ik je aan een goede structuur aan te houden.

    eerst: Hoeveelheid zuur: 19,9 * 0,0497 *2 = 1,789 mmol H3O+

    de natronloog bevatte dus: 1,789 mmol OH

    etc.

    Met vriendelijke groet,

    Dick

     

     

    In reactie op: Waar moet dit afval heen? #157925
    docent Dick
    Expert

    Beste Jaap,

    Reactiemengsel van kalkwater en CO2 ook in het riool.

    Bij de reactie tussen kalkwater en CO2 is calciumcarbonaat ontstaan, een onoplosbaar zout.

    Groeten,

    Dick

     

    In reactie op: Waar moet dit afval heen? #157920
    docent Dick
    Expert

    Beste Jaap,

    In je boek of internet kun je opzoeken welke metalen tot de zware metalen gerekend worden.

    Zo ook wat we onder een organische stof verstaan.

    Zware metalen worden zwaar genoemd omdat ze een hoge atoommassa bevatten. Daarnaast worden metalen die zwaarder zijn dan ijzer ook zware metalen genoemd. Dit houdt in dat de soortelijke massa van een metaal groter moet zijn dan 4,0 of 5,0 g/cm3 om tot de zware metalen te behoren. Over het algemeen bedoelt men met zware metalen vooral de giftige metalen die onder de zware metalen vallen, zoals cadmium, chroom, kobalt, koper, kwik, lood, mangaan, nikkel en zink. 

    De organische chemie of koolstofchemie is de tak van de scheikunde die zich bezighoudt met organische verbindingen; dat wil zeggen chemische verbindingen die koolstof- en, bijna altijd, waterstof-atomen bevatten. De term <i>organisch</i> stamt uit de tijd (voor 1828) dat deze moleculen alleen uit levende wezens (organismen) bekend waren.

    Kun je nu bedenken in welk afvalpot je de verschillende stoffen moet doen?

    Groeten,

    Dick

    In reactie op: Molariteit berekenen uit de geleidbaarheid? #157912
    docent Dick
    Expert

    Beste Jaap,

    Als je 25,0 ml natronloog pipetteert in een erlenmeyer en je voegt daarna nog wat water in de erlenmeyer dan verandert het aantal mmol OH niet!!!

    Groeten,

    Dick

    In reactie op: Molariteit berekenen uit de geleidbaarheid? #157906
    docent Dick
    Expert

    Beste Jaap,

    Je schreef:

    Het equivalentiepunt is 19,8 mL
    De proef begon met 25 mL natronloog van 0,4487 M, dit is: 25 * 0,4487 * 2 = 22,44 mmol OH–ionen.

    Deze zijn allemaal op gereageerd bij een toevoeging van 19,8 mL zwavelzuur.

    Nu is dus even spraakverwarring!

    Je zegt dat je de molariteit van de natronloog moet berekenen.

    Dat betekent dat je uitgegaan bent van 25,0 mL natronloog waaraan je 19,8 mL 0,4487 M zwavelzuur aan hebt toegevoegd?

    In dat geval: 19,8 * 0,4487 * 2 mmol H3O+ = 17,77 mmol H3O+

    Dan bevat 25,0 mL natronloog 17,77 mmol OH.

    Molariteit van de natronloog is        17,77/25,0 = 0,711

    Laat mij even weten of ik het nu goed heb begrepen.

    Groeten,

    Dick

     

    In reactie op: Molariteit berekenen uit de geleidbaarheid? #157901
    docent Dick
    Expert

    Beste Jaap,

    25,0 ml 0,4487 M natronloog bevat 25,0*0,4487 mmol OH = 11,22 mmol OH

    Bij het eindpunt van de titratie heb je dus 11,22 mmol H3O+ toegevoegd.

    11,22 mmol H3O+ komt overeen met 11,22/2 mmol H2SO4 = 5,61 mmol H2SO4 !!!

    5,61 mmol H2SO4 in 19,8 mL

    de molariteit van de zwavelzuur oplossing is dus: 5,61/19,8 = 0,283

    Is deze uitleg voldoende duidelijk?

    Groeten,

    Dick

     

    In reactie op: Molariteit berekenen uit de geleidbaarheid? #157895
    docent Dick
    Expert

    Beste Jaap,

    Prima.

    Groeten,

    Dick

    In reactie op: Molariteit berekenen uit de geleidbaarheid? #157893
    docent Dick
    Expert

    Beste Jaap,

    In het equivalentiepunt (of eindpunt van de titratie): heeft alle H3O+ reageert met OH. Vandaar dat ik aangeef:

    Als de oplossing 10,0 mmol H3O+ bevatte, heb je 10,0 mmol OH moeten toevoegen om het eindpunt van de titratie te bereiken.

    Bij het eindpunt van de titratie is er geen zuur meer.

    Bij het eindpunt van de titratie van een sterk zuur (zwavelzuur) met een sterke base ( natronloog) is de pH dan 7,0.

    Voor je de titratie begon bevatte de opl. H3O+ , SO42-, H2O.

    Tijdens de titratie daalt de hoeveelheid H3O+ en komt er Na+ in de oplossing doordat je Naen OH toevoegt.

    In het eindpunt van de titratie bevat de oplossing Na+(aq) en SO42-(aq) en H2O

    Ik hoop dat ik je vragen goed heb beantwoord.

    Molariteit is inderdaad mmol/mL of mol/L

    Groeten,

    Dick

    In reactie op: Zuur-base titratie coulometrisch uitvoeren. #157891
    docent Dick
    Expert

    Beste Sem,

    Zoals mijn collega al aangaf:  bij een coulometrische titratie:

    • titreer je met een titrant die aan de elektrode wordt gegenereerd.
    • je hoeft geen titrant in voorraad te houden.
    • je hoeft de sterkte (molariteit) niet te bepalen.
    • Je meet (het apparaat doet dit voor je) de stoomsterkte (I) en de tijd (t)

    Ik heb je tekst even van commentaar voorzien.

    Schept dat duidelijkheid?

    Groeten,

    Dick

    Beste Sem,

    Bij de eerste wordt een oplossing van de te bepalen stof bij een constante spanning geelektrolyseerd. Door de elektrolyse wordt de te bepalen stof omgezet en daardoor verandert de geleidbaarheid van de oplossing. De verandering van geleidbaarheid kan worden gevolgd door de stroomsterkte te meten. Volgens de wet van Ohm geldt: U=I x R, waarin U de spanning in volt, I de stroomsterkte in ampère en R de weerstand in ohm is. Omdat de weerstand van een oplossing omgekeerd evenredig is met de geleidbaarheid kun je afleiden dat wanneer je de spanning constant houdt de geleidbaarheid rechtevenredig is met de gemeten stroomsterkte. Het eindpunt van de bepaling is bereikt wanneer (nagenoeg) alle te bepalen stof is omgezet en de stroomsterkte, dus de geleidbaarheid naar nul nadert. De totale hoeveelheid lading die tijdens de elektrolyse door de oplossing is gegaan is nu een maat voor de hoeveelheid geëlektrolyseerde stof.

    Dit betreft een elektrolyse van een oplossing, Bijvoorbeeld elektrolyse van zoutzuur.

    Positieve pool:  2 Cl –> Cl2 + 2e

    Negatieve pool: 2 H+ + 2e-  –> H2

    Als je weet hoeveel lading door de oplossing is gegaan, kun je uitrekenen hoeveel mol HCl oorspronkelijk in je oplossing aanwezig was.

    (Tijdens de elektrolyse daalt hier het aantal ionen in de oplossing. De geleidbaarheid neemt af.)

    Bij de tweede techniek wordt een oplossing van de te bepalen stof niet bij constante spanning maar juist bij constante stroomsterkte geëlektrolyseerd. Er zijn nu twee mogelijkheden. De te bepalen stof reageert net als bij de eerste techniek aan één van de elektroden of de te bepalen stof wordt omgezet door uit een buret een oplossing toe te voegen, ermee reageert. Omdat er een titrant (titreervloeistof) wordt toegevoegd, wordt deze laatste methode ook wel coulometrisch titreren genoemd.

    Vitamine C ook wel ascorbinezuur genoemd, is een witte vaste stof met molecuulformule C6H8O6 en massa 176,13 μ, die goed oplost in water en alcohol. Bij deze bepaling wordt een oplossing van vitamine C en kaliumjodide geëlektrolyseerd. Daarbij wordt aan de anode jood gevormd. Zolang er ascorbinezuur in de oplossing aanwezig is reageert het gevormde jood onmiddellijk met het ascorbine- zuur dat daarbij wordt geoxideerd tot dehydro-ascorbinezuur, C6H6O6(s). Om het eindpunt van de titratie vast te stellen wordt aan de oplossing een zetmeeloplossing toegevoegd. Op het moment dat alle ascorbinezuur is omgezet kan het gevormde jood niet meer reageren en kleurt donker door reactie met zetmeel.

    De hoeveelheid gevormde I2 hangt af van de tijd en de stroomsterkte. Als je weet hoelang je een constante stroomsterkte hebt doorgeleid, dan kun je uitrekenen hoeveel I2 is ontstaan. Hiermee kun je de hoeveelheid vitamine C berekenen.

    Groeten,

    Dick

    docent Dick
    Expert

    Beste Fenne,

     

    Kijk eens welke deeltjes je in het begin hebt: Ca2+(aq) en OH(aq)

    Tijdens de proef: H2CO3 + 2 OH —> CO32- + 2 H2)

    Ca2++ CO32- —> CaCO3(s)

    Begrijp je nu waarom de geleidbaarheid tijdens de proef afneemt en na het equivalentiepunt toeneemt?

    Groeten,

    Dick

    In reactie op: stroomsterkte als maat van de geleidbaarheid #157889
    docent Dick
    Expert

    Beste Fenne,

    Er is iets vreemd in je vraag.

    Wat gebeurt er als je zoutzuur elektrolyseert?

    Zoutzuur elektrolyseren en gelijktijdig titreren met natronloog vind ik vreemd.

    Als je zoutzuur titreert met natronloog en je meet de geleidbaarheid dan kun je het eindpunt van de titratie bepalen.

     

    Graag even verheldering van de je vraag.

    Groeten,

    Dick

    docent Dick
    Expert

    Beste Fenne,

    Welke reactie treedt er op tussen kalkwater en CO2?

    Kun kijken met welke deeltjes je in de oplossing begint?

    Welke verandering er optreedt tijdens het inleiden van CO2 ?

    Welke deeltjes heb je bij het eindpunt van de proef?

    Helpt dit bij het formuleren van een antwoord?

    Stel gerust je vervolgvraag.

    Dick

    In reactie op: Berekenen hoeveelheid verdwenen HCL #157886
    docent Dick
    Expert

    Beste Fenne,

    Bij de eerste proef die je beschrijft, titreer je natronloog met een zwavelzuuroplossing. Je meet tijdens de titratie de geleidbaarheid. Vervolgens heb je een grafiek gemaakt, waarin de geleidbaarheid hebt uitgezet tegen het aantal toegevoegde mL zwavelzuuroplossing. Je hebt hier geen vraag geformuleerd!

    Vervolgens vraag je hoeveel mmol HCl verdwijnt er door een oplossing van zoutzuur (?) gedurende 5 minuten en 38 seconden te elektrolyseren.

    De stroomsterkte is 38 mA.

    38 mA = 35 mC/s.

    Je kunt dus uitrekenen hoeveel lading in Coulomb er is gepasseerd.

    Als je weet hoeveel coulomb, dan kun je uitrekenen hoeveel mol elektronen dat zijn.

    Welke elektrolysereactie treedt er op?

    Kun je  nu uitrekenen hoeveel mol HCl er wordt omgezet?

    Ik zie je antwoorden graag tegemoet.

    Als je nog vervolgvragen hebt, dan zien we die ook wel verschijnen.

    Succes.

    Dick

     

     

    In reactie op: ascorbinezuur #157876
    docent Dick
    Expert

    Beste Mattie,

    Ik heb jullie berekening na gelopen en die is helemaal goed!

    Mijn enige opmerking opmerking betreft de significantie.

    Meetwaarde met de kleinste significantie is de tijd: 461 s.

    (Ik neem aan dat jullie de 25 mL hebben gepipetteerd met een volpipet: 25,00 mL.

    De maatkolf is 100,0 mL)

    Dus moet je je antwoord in drie cijfers significant geven: 170 mg ascorbinezuur per tablet.

    Met vriendelijke groet,

    Dick

15 berichten aan het bekijken - 61 tot 75 (van in totaal 196)

Inloggen voor experts