Molariteit berekenen uit de geleidbaarheid?
topicOver de vraagbaak

Vraagbaak scheikunde

Molariteit berekenen uit de geleidbaarheid?

15 berichten aan het bekijken - 1 tot 15 (van in totaal 28)
  • Auteur
    Berichten
  • #157866 Reageer
    Jaap
    Gast

    Goedeavond,

    Ik heb een vraagje over een opdracht die ik moet uitvoeren voor mijn practicum verslag. In mijn practicum heb ik eerst de stroomsterkte moeten meten van een oplossing kalkwater waar co2 ingeleid wordt. Vervolgens de stroomsterkte van een oplossing natronloog waar zwavelzuur aan toe wordt gevoegd. Nu is de opdracht om de molariteit van de onderzochte natronloog te berekenen. De molariteit van de gebruikte zwavelzuur is gegeven en voor de rest weet ik de volgende gegevens:
    – Equivalentiepunt van proef 2 (natronloog waar zwavelzuur aan toe wordt gevoegd)
    – 25 mL natronloog (hoeveel water erbij is niet bekend)
    – Ook heb ik een grafiek van het verloop van proef 1 (kalkwater waar co2 in wordt geleid)
    het zou kunnen dat ik gegevens over het hoofd zie.

    Wat trouwens proef 1 met proef 2 te maken heeft blijft mij onbekend.

    Kunnen jullie mij helpen met het berekenen van de molariteit van de onderzochte natronloog?

    Mvg, Jaap

    #157867 Reageer
    docent Dick
    Expert

    Beste Jaap,

    Ik begrijp het volgende:

    – je hebt waarschijnlijk de geleidbaarheid gemeten van een kalkwateroplossing waarin CO2 werd geleid.

    – daarna de geleidbaarheid gemeten bij een titratie  van een zwavelzuuroplossing met natronloog.

    Bij deze proef heb je vermoedelijk een grafiek gemaakt: geleidbaarheid uitgezet tegen het aantal ml toegevoegde natronloog. Uit deze grafiek kun je het eindpunt van de titratie bepalen.

    Lukt dat?

    Je weet met hoeveel ml zwavelzuuroplossing van een bekende Molariteit je bent begonnen.

    Kun je uitrekenen hoeveel (m)mol zwavelzuur je in het begin had?

    Bij het eindpunt van de titratie geldt: (m)mol H3O+ = (m)mol OH

    Als je weet na hoeveel ml natronloog toevoegen het eindpunt van de titratie was., kun je nu uitrekenen wat de molariteit van de natronloog was.

    Er is volgens mij geen direct verband tussen proef 1 en proef 2.

    Wel kun je zien dat de grafieken van de beide proeven niet dezelfde vorm hebben.

    Kom je er nu uit?

    Zo niet, deel dan even al je gegevens en stel je vervolgvraag.

    Groeten,

    Dick

    #157868 Reageer
    Jaap
    Gast

    Beste Dick,

    Ik heb inderdaad de geleidbaarheid gemeten van eerst een oplossing van kalkwater waar CO2 in geleid werd en vervolgens van een oplossing van natronloog waar zwavelzuur aan toegevoegd werd.

    De grafiek van de natronloog-zwavelzuurproef ziet eruit in de vorm van:

    Conductometrie als alternatief voor zuur-basetitraties | Wetenschap:  Scheikunde

    Hier is dus uit te halen wat het equivalentie punt is, maar hoe haal ik hier dan de molariteit van natronloog uit?

    Mvg, Jaap

    #157869 Reageer
    docent Dick
    Expert

    Beste Jaap,

    Prima, goede grafiek.

    Stel dat je 25,0 mL 0,200 M zwavelzuur had.

    25,0 * 0,200 * 2  mmol H3O+ = 10,0 mmol H3O+

    Stel eindpunt van de titratie na toevoegen van 15,5 ml natronloog

    10,0 mmol H3O+ = 10,0 mmol OH

    Molariteit natronloog: 10,0 mmol/15,5 mL = 0,645

    Is de aanpak je nu duidelijk?

    Zo nee, dan zie ik je vervolgvraag wel weer.

    #157892 Reageer
    Jaap
    Gast

    Beste Dick,

    Kunt u mij uitleggen waarom de concentratie H3O+ en OH- op het equivalentiepunt gelijk zijn?

    En nog een vraagje in uw voorbeeld is de eenheid van de molariteit toch mmol/ml dus ook wel mol/l (wat het gebruikelijke is).

    Mvg, Frederique Roele

    #157893 Reageer
    docent Dick
    Expert

    Beste Jaap,

    In het equivalentiepunt (of eindpunt van de titratie): heeft alle H3O+ reageert met OH. Vandaar dat ik aangeef:

    Als de oplossing 10,0 mmol H3O+ bevatte, heb je 10,0 mmol OH moeten toevoegen om het eindpunt van de titratie te bereiken.

    Bij het eindpunt van de titratie is er geen zuur meer.

    Bij het eindpunt van de titratie van een sterk zuur (zwavelzuur) met een sterke base ( natronloog) is de pH dan 7,0.

    Voor je de titratie begon bevatte de opl. H3O+ , SO42-, H2O.

    Tijdens de titratie daalt de hoeveelheid H3O+ en komt er Na+ in de oplossing doordat je Naen OH toevoegt.

    In het eindpunt van de titratie bevat de oplossing Na+(aq) en SO42-(aq) en H2O

    Ik hoop dat ik je vragen goed heb beantwoord.

    Molariteit is inderdaad mmol/mL of mol/L

    Groeten,

    Dick

    #157894 Reageer
    Jaap
    Gast

    Beste Dick,

    ik begrijp hem nu denk ik. Echter wordt er zwavelzuur aan natronloog toegevoegd en niet andersom, maar dit maakt voor de rest geen verschil uit. Ik ga het nu proberen uit te rekenen met mijn eigen waardes, hopelijk lukt dit. Lukt dit niet, dan zal ik u nog een appje sturen. Bedankt alvast!

    Mvg, jaap

    #157895 Reageer
    docent Dick
    Expert

    Beste Jaap,

    Prima.

    Groeten,

    Dick

    #157898 Reageer
    Jaap
    Gast

    Beste Dick,

    Dit heb ik nu staan:

    <span class=”TextRun SCXW178070871 BCX0″ lang=”NL-NL” xml:lang=”NL-NL” data-contrast=”none”><span class=”NormalTextRun SCXW178070871 BCX0″>In grafiek 2 is er een equivalentiepunt op een toegevoegde hoeveelheid zwavelzuur van 19,8 mL. </span></span><span class=”LineBreakBlob BlobObject DragDrop SCXW178070871 BCX0″><span class=”SCXW178070871 BCX0″> </span><br class=”SCXW178070871 BCX0″ /></span><span class=”TextRun SCXW178070871 BCX0″ lang=”NL-NL” xml:lang=”NL-NL” data-contrast=”none”><span class=”NormalTextRun SCXW178070871 BCX0″>De proef begon met 25 mL natronloog (0,4487 M), dit is: 25 * 0,4487 * 2 = 22,44 mmol OH</span></span><span class=”TextRun SCXW178070871 BCX0″ lang=”NL-NL” xml:lang=”NL-NL” data-contrast=”none”><span class=”NormalTextRun Superscript SCXW178070871 BCX0″ data-fontsize=”11″>-</span> </span><span class=”TextRun SCXW178070871 BCX0″ lang=”NL-NL” xml:lang=”NL-NL” data-contrast=”none”><span class=”NormalTextRun SCXW178070871 BCX0″>-</span><span class=”NormalTextRun SCXW178070871 BCX0″>ionen</span><span class=”NormalTextRun SCXW178070871 BCX0″>. </span><span class=”NormalTextRun SCXW178070871 BCX0″>Deze zijn allemaal op gereageerd bij een toevoeging van 19,8 mL zwavelzuur. Dus de molariteit van de onderzochte nat</span><span class=”NormalTextRun SCXW178070871 BCX0″>ronloog is </span><span class=”NormalTextRun SCXW178070871 BCX0″>22,44/19,8 = 1,13 Mol/L</span><span class=”NormalTextRun SCXW178070871 BCX0″>.</span></span><span class=”EOP SCXW178070871 BCX0″ data-ccp-props=”{"201341983":0,"335559739":160,"335559740":259}”> </span>

    Klopt dit, het was even verwarrend dat het ging om natronloog waar zwavelzuur aan toegevoegd werd en niet andersom, daarom ben ik benieuwd of het wel klopt.

    Mvg, Jaap

    #157899 Reageer
    Jaap
    Gast

    Pardon er is iets fout gegaan.

    <span class=”LineBreakBlob BlobObject DragDrop SCXW178070871 BCX0″><span class=”SCXW178070871 BCX0″>Het equivalentiepunt is 19,8 mL
    De proef begon met 25 mL natronloog van 0,4487 M, dit is: 25 * 0,4487 * 2 = 22,44 mmol OH–ionen. Deze zijn allemaal op gereageerd bij een toevoeging van 19,8 mL zwavelzuur. Dus de molariteit van de onderzochte natronloog is 22,44/19,8 = 1,13 Mol/L
    </span></span>

    Klopt dit?

    Mvg, Jaap

    #157900 Reageer
    Jaap
    Gast

    Het lukt me niet om het anders te versturen, hopelijk kunt u het toch lezen.

    #157901 Reageer
    docent Dick
    Expert

    Beste Jaap,

    25,0 ml 0,4487 M natronloog bevat 25,0*0,4487 mmol OH = 11,22 mmol OH

    Bij het eindpunt van de titratie heb je dus 11,22 mmol H3O+ toegevoegd.

    11,22 mmol H3O+ komt overeen met 11,22/2 mmol H2SO4 = 5,61 mmol H2SO4 !!!

    5,61 mmol H2SO4 in 19,8 mL

    de molariteit van de zwavelzuur oplossing is dus: 5,61/19,8 = 0,283

    Is deze uitleg voldoende duidelijk?

    Groeten,

    Dick

     

    #157904 Reageer
    Jaap
    Gast

    Beste Dick,

    Ik moet de molariteit van natronloog weten, niet die van zwavelzuur

    Mvg,
    Jaap

    #157906 Reageer
    docent Dick
    Expert

    Beste Jaap,

    Je schreef:

    Het equivalentiepunt is 19,8 mL
    De proef begon met 25 mL natronloog van 0,4487 M, dit is: 25 * 0,4487 * 2 = 22,44 mmol OH–ionen.

    Deze zijn allemaal op gereageerd bij een toevoeging van 19,8 mL zwavelzuur.

    Nu is dus even spraakverwarring!

    Je zegt dat je de molariteit van de natronloog moet berekenen.

    Dat betekent dat je uitgegaan bent van 25,0 mL natronloog waaraan je 19,8 mL 0,4487 M zwavelzuur aan hebt toegevoegd?

    In dat geval: 19,8 * 0,4487 * 2 mmol H3O+ = 17,77 mmol H3O+

    Dan bevat 25,0 mL natronloog 17,77 mmol OH.

    Molariteit van de natronloog is        17,77/25,0 = 0,711

    Laat mij even weten of ik het nu goed heb begrepen.

    Groeten,

    Dick

     

    #157910 Reageer
    Jaap
    Gast

    Beste Dick,

    Ik ben vergeten te vertellen dat het gaat om een oplossing van 25 mL natronloog met daarbij een bepaalde hoeveelheid gedestilleerd water, die onbekend is.

    Mvg, Jaap

15 berichten aan het bekijken - 1 tot 15 (van in totaal 28)
Reageer op: Molariteit berekenen uit de geleidbaarheid?
Je informatie:



vraagbaak icoon fasen van stoffen in een reactievergelijking
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
fasen van stoffen in een reactievergelijking
Goedemiddag. Ik ben momenteel bezig met zuur-basereacties. Ik loop alleen ergens tegenaan; hoe weet ik bij het opstellen van zo’n reactie in welke fase zo’n beginstof zich bevindt, kan ik dat in Binas vinden of moet ik dat gewoon weten? Soms schrijf ik (aq) op, maar is het (l), of andersom. Heel af en toe […]
Bekijk vraag & antwoord
studiehulp icoon 10 tips om uitlegvideo’s effectief te gebruiken
Vwo | Havo | Vmbo
Leertip
10 tips om uitlegvideo’s effectief te gebruiken
Haal meer uit het kijken van uitlegvideo's met deze tips.
Bekijk de tip
vraagbaak icoon Zuren en basen
Scheikunde | Vwo | 4
Vraag
Zuren en basen
Hallo, Ik moet bij deze opdracht een reactievergelijking opstellen, maar ik snap het niet helemaal. Ik moet de reactievergelijking geven als bariumoxide en verdund azijnzuur bij elkaar worden gevoegd. Ik dacht dat het antwoord CH3COOH (aq) + BaO (aq) -> Ba 2+ (aq) + CH3COO-. Het antwoord moest BaO + 2CH3COOH -> Ba2+ + H2O […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon azijnzuur en zuur-base
Scheikunde | Vwo | 4
Vraag
azijnzuur en zuur-base
Hallo, Bij een reactievergelijking van een zuur-base reactie moet ik de scheikundige naam weten van azijnzuur. Volgens Binas is dit ethaanzuur. Ethaan is C2H6 en zuur is H3O+, maar het antwoordenboekje geeft CH3COOH aan. Is dit een zuur waarvan je de naam gewoon uit je hoofd moet leren? Want ik snap de naamgeving niet helemaal. […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Uitleg vraag 22 van scheikunde examen 2023 eerste tijdvak.
Scheikunde | Vwo | 6
Vraag
Uitleg vraag 22 van scheikunde examen 2023 eerste tijdvak.
Hoi, ik begrijp vraag 22 niet helemaal, in het correctievoorschrift staat dat er 4 atoombindingen zijn, zou u aub willen uitleggen hoe ze daarop komen? Alvast bedankt!
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Zuur-Base en redox
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
Zuur-Base en redox
Hallo, Ik heb binnenkort een toets over zuur-base en redoxreacties. Wij krijgen dan twee stoffen en dan moeten wij zelf bepalen of het een redox of ZuBa reactie is. Ik heb echter geen idee hoe dit moet. Kan iemand helpen? Dit zijn een aantal voorbeelden van de oefenvragen: 1. Zink + zoutzuur 2. zinknitraatoplossing + […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Halfreacties
Scheikunde | Vwo | 5
Vraag
Halfreacties
Hoi hoi, ik heb een vraagje. Als ik een totaal vergelijking moet opstellen van een redoxreactie, kan het dan zijn dat een halfreactie wel in de binas staat en de ander niet? Of is het altijd zo dat ze er of allebei wel in staan of allebei niet? Dankjewel alvast.  
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Zuren en basen
Scheikunde | Vwo | 4
Vraag
Zuren en basen
Hallo, Ik snap niet helemaal hoe je nu precies een reactie vergelijking moet opstellen voor een zuur en base reactie. bijvoorbeeld bij een opdracht moet ik de juiste notatie van de oplossing HCIO2 noteren. Ik dacht dat dat dan CIO2- (aq) + H3O+ was. Maar volgens het antwoordenboekje is het alleen HCIO2. Maar HCIO2 is […]
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon hydrofiel of hydrofoob?
Scheikunde | Mbo 2 | 1
Vraag
hydrofiel of hydrofoob?
Beste, Hormonen die derivaten zijn van aminozuren, zijn die hydrofiel en hydrofoob? En de peptidehormonen zijn die hydrofiel of hydrofoob? groetjes Lore
Bekijk vraag & antwoord
vraagbaak icoon Buffer rekenen vwo 2021-1 vraag 15
Scheikunde | Vwo | 6
Vraag
Buffer rekenen vwo 2021-1 vraag 15
Hallo, ik heb morgen examen en nog 1 vraagje. bij examen vwo 2021-1 vraag 15 stellen ze een BOE tabel op, maar hoezo moet je opeens al die concentraties invullen? Ik heb altijd gewoon de stoffen en dan bijv 0,100-x, concentratie h3o+ is c en de laatste stof is ook x, waaruit dan x2/0,100=KZ uitkomt, […]
Bekijk vraag & antwoord

Inloggen voor experts