Vraag 23 (1 punt)

Helaas. Het antwoord is niet juist. Probeer het nog een keer!

Klopt! Het gegeven antwoord is juist.

1. In Binas tabel 42 kun je opzoeken dat zoutzuur een oplossing is van waterstofchloride. Het bestaat dus uit water, waterstofionen en chloride-ionen.

Vraag 24 (1 punt)

1. Er zijn meerdere juiste antwoorden mogelijk. Deze antwoorden zijn allemaal correct:

   • Er kwamen steeds minder (gas)belletjes (in de erlenmeyer/maatcilinder).
   • Het volume gas boven de vloeistof in de maatcilinder nam steeds minder snel toe.
   • Er werd steeds langzamer gas gevormd./Er ontstond steeds minder gas (per minuut in de maatcilinder).
   • De vloeistof in de maatcilinder daalt steeds langzamer.
   • De gasbelletjes werden steeds kleiner.

    

   Toelichting puntenscore:

   Maximumscore voor een correct antwoord = 1 punt.

Vraag 25 (1 punt)

1. Er zijn meerdere juiste mogelijkheden. Deze antwoorden zijn allemaal correct:

   • Er zal gas ontsnappen (wanneer het stopje later wordt geplaatst en dan is de uitkomst van Quinty’s berekening te laag).
   • (De uitkomst is te laag,) omdat niet al het gas door het buisje in de maatcilinder terechtkomt.

    

Vraag 26 (2 punten)

1. Er zijn meerdere juiste berekeningen. Deze berekeningen zijn allemaal correct:

   1. In de gegevens staat dat 1,00 mL CO₂ een massa heeft van 1,98 mg.
       
      In de tekst staat dat na afloop van de reactie 75,9 mL koolstofdioxide is gevormd. Er is dus 75,9 ^. 1,98 = 150,282 mg koolstofdioxide ontstaan.
       
      In de gegevens staat dat de massaverhouding bij de reactie MgCO₃ : CO₂ = 84,3 : 44,0 is. Met een kruisvermenigvuldiging kunnen we erachter komen hoeveel magnesiumcarbonaat heeft gereageerd: 150,282 x 84,3 / 44,0 = 287,9 ≈ 288 mg.
        
      Deze berekening in het kort: 75,9 x 1,98 x 84,3 / 44,0 = 288 (mg). Quinty haar berekening klopt dus.
   2. In de gegevens staat dat de massaverhouding bij de reactie MgCO₃ : CO₂ = 84,3 : 44,0 is.
       
      Met een kruisvermenigvuldiging kunnen we erachter komen hoeveel koolstofdioxide heeft gereageerd: 288 x 44,0 / 84,3 = 150,32 mg.
       
      In de gegevens staat dat 1,00 mL CO₂ een massa heeft van 1,98 mg. Hiermee kunnen we de hoeveelheid gevormde koolstofdioxide berekenen in mL.
       
      Er is dus 150,32 / 1,98 =  75,92 ≈ 75.9 mL koolstofdioxide gevormd.
       
      Deze berekening in het kort: (288 x 44,0 / 84,3) / 1,98 = 75,9 (mL).
       
      In de tekst staat dat na afloop van de reactie 75,9 mL koolstofdioxide is gevormd. Dit getal komt overeen dus Quinty haar berekening klopt.

    

   Toelichting puntenscore:

   Berekening 1

   • Berekening van de massa CO₂ die ontstaat:
     75,9 (mL) vermenigvuldigen met 1,98 (mg mL–1) = 1 punt.
   • Berekening van de massa magnesiumcarbonaat:
     de berekende massa CO₂ vermenigvuldigen met 84,3 en delen door 44,0 = 1 punt.

    

   Berekening 2

   • Berekening van de massa CO2 die maximaal kan ontstaan:
     288 (mg) vermenigvuldigen met 44,0 en delen door 84,3 = 1 punt.
   • Berekening van het volume CO2:
     de berekende massa CO2 delen door 1,98 (mg mL–1) = 1 punt.

    

   De significantie wordt bij deze berekening niet beoordeelt.

Vraag 27 (3 punten)

1. 2 H⁺ + MgO → Mg²⁺ + H₂O

   Toelichting antwoord:

   Uit het periodiek systeem, Binas tabel 34, kun je afleiden dat de formule voor magnesiumoxide MgO is. Uit Binas tabel 42 kun je afleiden dat zoutzuur een oplossing van waterstofchloride in water is. Dit betekent dus dat er H⁺– en Cl^–-ionen aanwezig zijn.

   De H⁺ ionen zullen in dit geval reageren met de magnesiumoxide: H⁺ + MgO → …

   De zuurstof in de magnesiumoxide zal hier optreden als base en de H+-ionen opnemen. Magnesium zal daardoor als vrij ion voorkomen:

   H⁺ + MgO → Mg²⁺ + OH^–

   Omdat deze reactie optreed in oplossing zal OH^– reageren als een base en de vrij beschikbare H⁺-ionen opnemen. De volledige formule ziet er dan als volgt uit:

   H⁺ + MgO → Mg²⁺ + OH^–
   Mg²⁺ + OH^– + H⁺  → Mg²⁺ + H₂O  
   2 H⁺ + MgO → Mg²⁺ + H₂O

   Toelichting puntenscore:

   • Uitsluitend H⁺ en MgO voor de pijl = 1 punt.
   • Uitsluitend Mg 2+ en H 2 O na de pijl = 1 punt.
   • Het aantal deeltjes van elk element voor en na de pijl gelijk en de coëfficiënten weergegeven in zo klein mogelijke gehele getallen = 1 punt.

    

   Indien de vergelijking:

   • 2 H⁺ + O^2– → H₂O is gegeven = 2 punten.
   • 2 HCl + MgO → H₂O + Mg²⁺ + 2 Cl^– is gegeven = 2 punten.
   • 2 HCl + MgO → H₂O + MgCl₂ is gegeven = 1 punt.

    

   Opmerking
   Wanneer het antwoord ‘H⁺ + MgO → Mg²⁺ + OH^–‘ is gegeven, wordt dit goed gerekend.

Vraag 28 (2 punten)

1. 

   Toelichting antwoord:

   • I: dit is juist, als er geen overmaat is kan het zijn dat niet alle magnesiumcarbonaat reageert. Als niet alles reageert zal er minder koolstofdioxide ontstaan en zal de berekening om de hoeveelheid magnesiumcarbonaat te bepalen lager uitkomen dan de juiste uitkomst.
   • II: dit is juist, bij een overmaat zal al het magnesiumcarbonaat reageren waardoor er een maximale hoeveelheid koolstofdioxide ontstaat. Alleen met de maximale hoeveelheid kan de juiste uitkomst berekend worden.
   • III: dit is onjuist, de vorm waarin het turnmagnesium zich bevind heeft geen invloed op de berekening.

    

   Toelichting puntenscore:

   • Indien drie regels juist = 2 punten.
   • Indien twee regels juist = 1 punt.
   • Indien één of geen regel juist = 0 punt.

    

Vraag 29 (1 punt)

1. Doordat zoutzuur ook met magnesiumoxide/oxide-ionen reageert, is meer zoutzuur nodig (en wordt de berekende hoeveelheid magnesiumcarbonaat te hoog).