Wim Wessel

Wim Wessel

Aangemaakte reacties

15 berichten aan het bekijken - 31 tot 45 (van in totaal 48)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: Molariteit berekenen uit de geleidbaarheid? #157917
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Jaap,

    Ik neem even waar voor mijn collega. Wat Dick bedoelde is dat de hoeveelheid opgeloste stof (de NaOH) niet verandert als je water toevoegt. De concentratie/ molariteit verandert wel, want door het toevoegen van het water wordt de opgeloste stof verdeeld over een groter volume: de oplossing wordt verdund. Dat is bij een titratie niet erg, want je weet dat de hoeveelheid opgeloste stof, die nu in de erlenmeyer zit, afkomstig is uit de 25,00 mL gepipetteerde oplossing. Bovendien, doordat de hoeveelheid opgeloste stof niet is veranderd, zal je dezelfde hoeveelheid titrant nodig hebben om te regeren. De uitkomst van je meting blijft dus dezelfde.

    Je mag dus rustig water toevoegen. Dat is maar goed ook, want tijdens de titratie moet je af en toe de wand van de erlenmeyer afspoelen om opgespatte vloeistof terug naar de bodem te spoelen. Maar ik neem aan dat je dat weet.

    Groeten,

    Wim

    In reactie op: titraties #157911
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Daan,

    De nauwkeurigheid van je methode hangt samen met de nauwkeurigheid van je meetinstrumenten. Kijk daarom eens goed naar je materialen: wat gebruik je voor conductometrie? Wat gebruik je voor titrimetrie? Ga per instrument na hoe nauwkeurig/ betrouwbaar je daarmee kunt meten. Ik denk dat je snel kunt zien welke methode nauwkeuriger is.

    Groeten,

    Wim

    In reactie op: stroomsterkte als maat van de geleidbaarheid #157907
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Isa,

    Zolang je de bronspanning constant houdt, is de stroomsterkte volgens de wet van Ohm een maat voor de weerstand en dus voor de geleidbaarheid van de oplossing.

    Maar misschien gaat de vraagstelling over de geleidbaarheid van de ionen (maar die staat niet in je vraag) en daarmee de koppeling van de geleidbaarheid aan de molariteit. Dan moet je eraan denken dat de elektrische energie deels gebruikt wordt voor de chemische reactie van de elektrolyse en deels voor het aansturen van de (sterkte van de) elektrische stroom. Ik heb het gevoel dat de vraagsteller in deze richting denkt, maar ik kan dat niet uit de vraagstelling halen.

    Groeten,

    Wim

    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Fenne,

    Ziet er goed uit.

    Aanvulling: ik werd er door collega Dick op gewezen dat jij in je proef bij het doorleiden van CO2 de troebeling al had gezien. Ik dacht dat dat moment het einde van je proef was, maar Dick wees me erop dat je nog verder bent gegaan met doorleiden van CO2. Dan zal de extra CO2 (de ‘overmaat’) met de neergeslagen CaCO3 verder reageren volgens:

    CaCO3 (s) + H2CO3 (aq) –>  Ca2+(aq) + 2 HCO3 (aq), dus de troebeling zou weer verdwijnen. Heb jij dat ook gezien?

    Dan heb je aan het einde weer een zoutoplossing. In je meting zou je tijdens het verdwijnen van de troebeling weer een toename van de geleidbaarheid hebben moeten zien.

    Ik hoop dat je het nog kunt bijhouden. Daarom samengevat:

    CO2 doorleiden, beide genoemde reacties samen:  H2CO3 (aq) + 2 OH (aq) –> CO32- (aq) + 2 H2O (l)

    Vervolgens slaat CO32-  neer met Ca2+, die ook in het kalkwater zat: Ca2+ (aq) + CO32-(aq) –> CaCO3(s)  (troebeling)

    Als je daarna verder gaat met CO2 doorleiden: CaCO3(s) + H2CO3(aq) –> Ca2+(aq) + 2 HCO3(aq).

    Stel gerust nog een vraag als iets hierin niet duidelijk is.

     

    Groeten,

    Wim

     

    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Fenne,

    Je vraagt naar formulering. Daarom: kalkwater bestaat niet alleen uit calcium- en hydroxide-ionen, maar omdat het zout is opgelost, zijn deze ionen ook nog eens vrij (daarom kan de oplossing elektrische stroom geleiden).

    In het begin is de CO2 nog niet in overmaat. Het reactieproduct klopt, maar ook dit zout is in oplossing, dus: Ca2+(aq) + 2 HCO3 (aq). De ionen waren al vrij in het kalkwater en blijven nu vrij (formulering: “valt uit elkaar” suggereert dat je eerst weer een vaste stof had gekregen).

    Daarna gaat je formulering niet goed. Dat zit in de term “overmaat”. Je hebt hier te maken met een reactie in twee stappen; ik noteer de combinatie H2O (l) + CO2 (aq) als H2CO3 (aq): deze notatie kan je ook in je Binas zien en ik hoop dat die iets duidelijker maakt wat er gebeurt:

    H2CO3 (aq) + OH (aq) –> HCO3 (aq) + H2O (l). Als alle H2CO3 op is, komt de tweede stap:

    HCO3 (aq) + OH  (aq) –>  CO32- (aq) + H2O (l). Het gevormde carbonaation slaat vervolgens neer met de calciumionen, die nog in de oplossing zaten. Je noemt zelf al het slecht oplosbare CaCO3(s).

    Tenslotte: ik mis in de verhaal wat je grafiek doet tussen het begin van de meting en het moment van vorming van het vaste CaCO3 (dus de periode waarin HCO3 wordt gevormd).

    Heb je hier voldoende houvast aan?

    Groeten,

    Wim Wessel

    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Fenne,

    Weet je welke reactie er optreedt als je CO2 in kalkwater leidt?

    Je vermeldt niet of je zoveel CO2 door kalkwater leidt totdat je een troebeling ziet.

    Zo ja, achterhaal wat die troebeling veroorzaakt en wat dat met de ionen in de oplossing te maken heeft.

    Zo nee, ga na welke ionen je voor de reactie en na de reactie in de oplossing hebt. Verschillende ionen geleiden met verschillende sterkten.

    Kijk eens of je hiermee iets kunt.

    Vriendelijke groeten,

     

    Wim Wessel

     

    In reactie op: Zuur-base titratie coulometrisch uitvoeren. #157880
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Sem,

    Ik vind dit een vreemde combinatie. Bij coulometrie bepaal je de hoeveelheid elektrische lading, die voor een omzetting nodig is, om vervolgens via het aantal (mol) elektronen de hoeveelheid stof kunt bepalen. Per definitie een redoxreactie.

    Heb je misschien iets concretere informatie voor deze opdracht?

    Met vriendelijke groet,

    Wim Wessel

    In reactie op: titratie #154759
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Marjolein,

    Dit is een hele open opdracht. Je beschrijft niet wat voor monster je hebt of waar dat vandaan komt.

    Als je geen houvast hebt, zal je dat proefondervindelijk moeten ontdekken. Meet bijvoorbeeld 10 mL monster af (hoeft niet zo nauwkeurig, dus kan met een maatcilinder). Voeg enkele druppels van een geschikte indicator toe.

    Bij een titratie gebruik je doorgaans geen molariteiten hoger dan 0,1 M. Begin daarom met 0,1 M zoutzuur en voeg dat in stappen van bv. 1 mL toe aan je monster. Als de fosfaatconcentratie heel laag is, zie je heel snel een kleurverandering van de indicator. Verdun dan je zoutzuur tot 0,01 M. Meet opnieuw 10 mL monster af en herhaal de procedure.

    Als je fosfaatconcentratie hoog is, zal de kleurverandering bij een groter volume zoutzuur optreden. Volgens mij kan je de molariteit dan op 0,1 M houden.

    Je hebt nu een idee van de molariteit van de fosfaat. Bij een titratie moet je proberen het volume titrant (= buretvloeistof) tussen de 10 en 25 mL te houden. Daarmee kan je dan bepalen hoeveel fosfaatoplossing je moet pipetteren.

    Groeten,

    Wim Wessel

    In reactie op: Geleiding verschillende 2+ ionen #154330
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Tom,

    Het lijkt me onwaarschijnlijk dat watermoleculen uit de watermantel rond het bariumion een significante hoeveelheid H+ kunnen afstaan. Niet alleen zijn gehydrateerde ionen zwakke zuren (dus een minimale afsplitsing van H+), maar als je in Binas de zuursterkten van de gehydrateerde ionen vergelijkt, kun je zien dat de sterkste zuren onder de gehydrateerde ionen metaalionen met (relatief) lage atoomnummers zijn en de sterkste rond het midden van het blok ‘overgangsmetalen’ in het Periodiek Systeem liggen. Barium ligt daar ver vanaf, dus waarschijnlijk zijn de gehydrateerde watermoleculen heel zwakke zuren. Ik heb echter geen zuurconstante kunnen vinden om dit ook echt te laten zien.

    Groeten,

    Wim Wessel

    In reactie op: Geleiding verschillende 2+ ionen #154296
    Wim Wessel
    Expert

    Binas heeft inderdaad zo’n tabel. Zoek die op via je register op trefwoord (niet via de inhoudsopgave). Het koperion staat daar overigens niet in. Op internet kan je beste in het Engels zoeken op limiting ion conductivity in water.

    In reactie op: Geleiding verschillende 2+ ionen #154293
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Tom,

    De waarde van de geleidbaarheid hangt van meerdere grootheden af. Zoals je zelf aangeeft heeft het bariumion de grootste massa, wat tegenstrijdig lijkt. Wat echter ook meespeelt, is de mate van hydratatie (je noemt alleen de zouten; je zegt niets over de oplossing of oplosmiddel, maar ik neem aan dat je waterige oplossingen gebruikt), de mate waarin een zout in zijn losse ionen splitst (ook een goed oplosbaar zout !!!) en een ioneigenschap, die de molaire iongeleidbaarheid heet. Deze laatste eigenschap zit niet in je examenprogramma, maar je zou het een deeltjeseigenschap kunnen noemen. Als je een tabel met deze molaire iongeleidbaarheden zou opzoeken, zou je zien dat die precies jouw resultaten volgen. Grofweg kan je zeggen dat als je de elementen in een groep van het Periodiek Systeem naar beneden volgt, de molaire iongeleidbaarheid toeneemt.

    Ik wil je wel waarschuwen dat de precieze uitkomst altijd het resultaat is van alle effecten bij elkaar.

    Groeten,

    Wim Wessel

    In reactie op: Titratie #154287
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Carmen,

    In jouw eerste vraag heb je de juiste reagerende stoffen. Er mankeert wel wat aan je notaties (formules van zwavelzuur en ammoniumsulfaat in oplossing …). Als je een zuur-basereactie doet met een sterk zuur en/ of een sterke base , ligt een eventueel evenwicht zo ver aan de rechter kant, dat je de reactie als aflopend mag beschouwen.

    Jouw tweede vraag: je hebt wel verdund, maar als ik jouw beschrijving mag geloven (wat ik nu even niet doe 😉 ), gebruik je de hele oplossing om te titreren. Dat is niet logisch, want de hoeveelheid opgeloste stof is door het verdunnen niet veranderd. Daardoor heb je dus nog net zo veel buretvloeistof nodig. Kijk daarom nog eens in je voorschrift. Volgend mij moet je een deel van de verdunde oplossing pipetteren.

    Jouw laatste vraag: het splitsen van zwavelzuur in water gaat in twee aparte stappen. Ga voor beide stappen na of ze sterk of zwak zijn.

    Groeten,

    Wim Wessel

    In reactie op: Titratie #154282
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Pien,

    Ik mis iets in de informatie. Ik zie wel dat je een verdunning moet maken, maar hoeveel mL van die verdunning gebruik je dan?

    Verder met jouw vraag: stel dat je de ammonia niet zou verdunnen, hoeveel titrant (= buretvloeistof) denk je dat je dan nodig zou hebben?

    Groeten,

    Wim Wessel

    In reactie op: Titratie #154280
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Carmen,

    Ik neem het even over.

    Blijf logisch denken: je gebruikt een zuur-base reactie voor je titratie. H3O+ is het zuur, dus dat moet reageren met een base. NH3 is een base, NH4+ is een zuur.

    Ik denk dat je struikelt over namen in de vraagstelling. Ammonia is inderdaad opgeloste ammoniak, maar nog steeds dezelfde stof: NH3. NH4+ is het ammoniumion.

    Hiermee moet het goed komen met je reactievergelijking. Maar nog één dingetje: de molariteit die je hebt is die van zwavelzuur, niet die van H3O+. Hoeveel H3O+ levert zwavelzuur of anders gevraagd: wat is de molverhouding tussen zwavelzuur en H3O+?

    Heb je hier genoeg aan?

    Groeten,

    Wim Wessel

    In reactie op: titratie van adipinezuur en kaliumhydroxide #152287
    Wim Wessel
    Expert

    Hallo Sam,

    Als aanvulling op de reactie van Luuk: je kunt ook via de getallen tot het antwoord komen (wat volgens mij de bedoeling van de opgave is).

    Je hebt het aantal mol adipinezuur al uitgerekend. Als je ook het aantal mol KOH uitrekent, weet je wat de molverhouding tussen adipinezuur en KOH is. Aangezien OH maar één H+ kan opnemen, weet je door de molverhouding hoeveel H+ adipinezuur kan afstaan.

    Volgens mij moet je de opgave hiermee kunnen uitwerken.

15 berichten aan het bekijken - 31 tot 45 (van in totaal 48)

Inloggen voor experts