
Vraagbaakscheikunde.nl
Reactiewarmte en vormingswarmte
Vak
Scheikunde
Niveau
Havo
Onderwerp
Chemisch rekenen
Leerjaar
5
- Dit onderwerp bevat 1 reactie, 1 deelnemer, en is laatst geüpdatet op 3 jaren, 1 maand geleden door
C3 JongerenCommunicatie.
-
AuteurBerichten
-
Eline
GastOpdracht:
De vorming van zwaveltrioxide is een evenwichtsreactie: 2 SO2(g) + O2(g) ⇆ 2 SO3(g). Is deze reactie exotherm of endotherm?Mijn antwoord:
∆E= -0,99 ∙ 10⁵, dus exothermAntwoord nakijkboek:
∆E= -1,98 10⁵, dus exothermIk heb op het einde nog :2 gedaan, want ik dacht het moet hoe dan ook :2, want voor beide ‘belangrijke’ stoffen staat het coëfficiënt 2. Maar dit klopt dus niet en ik snap niet waarom. Eigenlijk zitten er dus twee vragen in deze vraag:
1) Hoe weet je of je ∆E van SO2 of SO3 moet berekenen? Oftwel als er meerdere coëfficiënten in een reactievergelijking staan, hoe weet je dan door welke je moet delen?
2) Hoezo klopt het niet dat ik door 2 heb gedeeld?Ik heb veel filmpjes gekeken om deze vraag te kunnen beantwoorden, maar het lukt me echt niet. Misschien komt het omdat ik reactiewarmte en vormingswarmte door elkaar haal. Ik dacht het volgende:
Als ze om de reactiewarmte vragen hoef je door geen coëfficiënt te delen en als ze de vormingswarmte, ontledingswarmte of verbrandingswarmte vragen, dan moet je door het coëfficiënt delen en in de opdracht MOET dan altijd duidelijk gemaakt worden van welke stof ze het willen weten, zodat je het coëfficiënt kan uitzoeken, klopt dit?Nu ik dit zo opschrijf denk ik dat ik het al snap, maar ik laat alles even staan, zodat u mijn denkproces kunt zien en kunt bevestigen of ik het zo goed in mijn hoofd heb zitten of toch niet. Ik had niet :2 moeten doen, omdat ze vragen of de reactie exotherm of endotherm is, oftewel ze vragen om de reactiewarmte en dan moet je NOOIT delen door een coëfficiënt. Vandaar dat ik ook niet begreep of ik het coëfficiënt van SO2 of SO3 moest pakken. Klopt dit?
Nog een ander vraagje die bij dit onderwerp past:
Ik snap niet dat je ontledings- en vormingswarmte kan omdraaien, dus bijvoorbeeld ontledingswarmte is +2,55 en vormingswarmte is -2,55, maar dat dit niet kan bij verbrandingswarmte. Dat je dan de hele reactievergelijking moet opstellen en ∆E moet berekenen en daarna ook nog delen door het juiste coëfficiënt. Want volgens mij is de reactiewarmte van een verbranding hetzelfde als de verbrandingswarmte en dan moet je dus opeens wel met coëfficiënten werken bij het berekenen van de reactiewarmte of is dit een uitzondering en alleen bij verbrandingsreacties of heb ik dit verkeerd in mijn hoofd?C3 JongerenCommunicatie
SleutelbeheerderHallo Eline,
Je zit inderdaad op de goede weg. Het is hier heel belangrijk om de vraag goed te lezen. Wordt er gevraagd wat de vormingswarmte is van de ‘reactie’ of wordt de reactiewarmte per mol van een specifiek product gevraagd.
In het eerste geval moet je delta-E uitrekenen en dus niet delen door de coëfficiënt.
In het geval de vormingswarmte wordt genoemd van een specifiek product of reactant, moet je ook delta-E uitrekenen maar dan wel delen door de coëfficiënt.Vraag 2: Als atomen samengaan bij het vormen van nieuwe moleculen komt energie vrij. Vandaar dat vormingswarmte van elk molecuul negatief is . Als je die moleculen vervolgens weer ontleedt in de afzonderlijke elementen (atomen of de tweeling stoffen H2, O2, F2, Cl2, Br2, I2) dan kost dat energie (ontledingsenergie). Deze 2 waardes zijn tegengesteld.
Een verbrandingsreaktie is geen ontleding. Uit 2 stoffen (zuurstof en de te verbanden stof) worden twee andere stoffen gevormd (CO2 en H2O) en deze stoffen zijn niet de afzonderlijke elementen. Dus moet je de delta-E van de reaktie berekenen.
Ik hoop dat je hier wat aan hebt. -
AuteurBerichten
Bekijk ook eens


Vraag
Analysetechnieken (spectroscopie)


Vraag
Het gaat over berekenen van massa


Vraag
Het gaat over berekenen van massa


Vraag
Formele ladingen bij grensstructuren


Vraag
zuur-base: deeltjes (in dit geval aminozuren) in basische en zure milieus




Eindexamen
Koper uit malachiet




Eindexamen
Fehlingsreagens

