akyvanderbeek

akyvanderbeek

Aangemaakte reacties

13 berichten aan het bekijken - 16 tot 28 (van in totaal 28)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: Aantonen Fe3+ en Fe2+ m.b.v binas tabel 48 #168577

    Beste Sara,

    Om je vraag te beantwoorden, is het goed om de onderstaande stappen te zetten.

    Welke ionen zijn aanwezig in de ijzer(II)chloride en ijzer(III)chloride? Het verschil in de oplossingen is de lading van het ijzer-ion. Deze ionen zoek je op in tabel 48. Zijn de ionen een oxidator of een reductor?

    Om een onderscheid te maken tussen de oplossingen, zoek je een stof die wel met het ene ion reageert, maar niet of nauwelijks met het andere ion. Als de ionen oxidatoren zijn, zoek je een geschikte reductor en omgekeerd.

    Een reactie tussen een oxidator en een reductor verloopt goed als de oxidator in tabel 48 boven de reductor staat. Hoe groter de afstand hoe beter de reactie verloopt. Maar omdat het andere ijzer-ion niet mag reageren is er een reductor nodig die boven het andere ijzer-ion staat. De stof moet wel aanwezig zijn op school om de proef uit te kunnen voeren.

    Als het experiment uitgevoerd is, kun je, als controle, nog gebruik van het verschil in kleur van de oplossingen, zie tabel 65.

    Ik hoop, dat je met bovenstaande stappen, de vraag kunt beantwoorden. Als je nog vragen hebt, dan hoor ik het graag.

    Succes,

    Aky

    Hallo Bob,

    Ik begin meet een aantal algemene opmerkingen:

    * Bij sommige experimenten heb je na de waarnemingen van je eerste buis vermeld, dus de reactie van Mg met zoutzuur. Daarom kan ik niet controleren of je waarnemingen juist zijn.

    * bij een somreactie van oxidator en reductor worden de deeltjes die niet reageren niet vermeld. Als voorbeeld gebruik ik je reactie uit je eerste buis:  Reactie tussen magnesium en zoutzuur: Mg (s) + 2 HCl (aq) → MgCl2 (aq) + H2 (g)

    Zoutzuur is een sterk zuur, dus in je oplossing is dit volledig in ionen gesplitst. Voor de pijl wordt daarom alleen 2 H+ aq vermeld. Het gevormde MgCl2 ( in jouw vergelijking) is goed oplosbaar en dus in ionen gesplitst: Mg 2+aq en 2 Cl-aq. Dat betekent dat in de somreactie 2 Cl-aq vervalt, want links en rechts van de pijl mogen niet dezelfde deeltjes staan. Als je voor de pijl 2 H+aq zet ( ipc HCl) wordt Cl-aq rechts van de pijl ook niet vermeld.

    Het bovenstaande kun je op een aantal somreacties van jou toepassen. Kaliumzouten zijn allemaal goed oplosbaar en komen daarom niet voor in de somreactie (het zijn de tribune ionen).

    Buis 1: In de opdracht staat dat je H2(g) moet aantonen. Hoe heb je dat gedaan? reactievergelijking?

    waarneming over oplossen van HCl. HCl is al opgelost voor de reactie met Mg. Heb je bij deze reactie nog een temperatuurverandering in de buis gevoeld?

    Buis 2: waarneming van Mg en zoutzuur vermeld. Kleurverandering door de reactie nog waargenomen? Verliep de reactie spontaan?

    Buis 3: Verliep deze reactie wel? zie tabel 48

    Buis 4: Hoe heb je Cl2 toegevoegd?

    Buis 5 en buis 6: waarnemingen van proef 1 vermeld

    Proef 7 Totaalreactie: K2Cr2O7 + 3 Na2SO3 + H2SO4 → Cr2(SO4)3 + K2SO4 + 3 Na2SO4 + H2O

    Voor deze totaalvergelijking geldt mijn opmerking over de tribune ionen. Het gebruikte zwavelzuur is volledig in ionen gesplitst, net als de Na en K zouten. Waarnemingen van proef 1 vermeld.

    Ik hoop, dat bovenstaande opmerkingen je helpen om je verslag verder te verbeteren.

    Als je nog vragen hebt, laat het dan weten.

    Succes ermee,

    Aky

    Beste D. Luffy,

    Er staan al een aantal tips in de opdracht.

    – bekijk de zouten en noteer de kleur

    –  Los een beetje van de zouten op in een beetje gedest. water. Bekijk en noteer of er een heldere/troebele, kleurloze/gekleurde  oplossing/suspensie gevormd wordt. Ontstond er een gas bij het oplossen? Geur en kleur noteren. Gebruik tabellen uit Binas voor oplosbaarheid en kleur

    – misschien is er nu al een selectie te maken.

    – Bepaal de pH van de gemaakte oplossingen, met pH papier

    – misschien kun je nu nog verder een selectie maken.

    – In Binas tabel 48 en 49 kun je nagaan welke ionen als zuur, base, oxidator of reductor reageren.  Daar kun je je onderzoek mee voortzetten.

    Bij een dergelijk practicum is het belangrijk om overzichtelijk te werken en je waarnemingen overzichtelijke en direct te noteren.

    Succes met de voorbereidingen en de uitvoering van dit practicum.

     

    In reactie op: Dipool lewisstructur HF #156792

    Hallo Tim,

    De structuur van HF is  lineair. Uit de Lewisstructuur blijkt dat er één binding is tussen het H en F atoom. F heeft 3 vrije elektronenparen, maar  omdat er maar 2 atomen zijn is de structuur lineair. HF heeft wel een hoog dipoolmoment, omdat er 3 vrije elektronenparen zijn en F een hoge elektronegativiteit heeft. zie tabel 55 binas.

    Ik hoop, dat je vraag hiermee voldoende beantwoord is.

    Aky

    In reactie op: het vinden van de sterkste oxidator en reductor #156476

    Beste Tasmien,

    FeBr3 en KI zijn zouten die goed oplosbaar zijn in water, zie tabel 45. In de oplossing zijn deze zouten gespitst in ionen. Deze ionen schrijf je op. In een oplossing is ook altijd H20 aanwezig. Die hoort ook bij de aanwezige deeltjes te staan. Je zoekt dan de sterkste aanwezig oxidator op door links bovenaan te beginnen en de tabel naar beneden te volgen tot je een deeltje vindt dat aanwezig is. Let op er is Br-aq aanwezig en niet Br2 !  Hetzelfde doe je met de reductor, dus rechts onderaan beginnen. Let ook hier op. Is er K of K+ aanwezig?  Daarna volg je het stappenplan uit mijn eerste antwoord.

    Succes weer.

    Groeten, Aky

    In reactie op: halfreactie #156475

    Hallo Tasniem,

    De halfreactie die door jou gevraagd wordt, staat niet in binas. Met de gegevens die jij hebt, kun je die wel opstellen. Links van de pijl staat de stof waar je mee begint, dus HPbO2. Rechts van de pijl staat de stof die ontstaat, Pb. Er ontstaat een basische oplossing. Welk deeltje is dan aanwezig? Dit deeltje staat ook rechts van de pijl. De vergelijking is nu niet kloppend, dat doe je door coëfficiënten te plaatsen. Bij een halfreactie moet de lading links en rechts van de pijl ook gelijk zijn. Dat doe je door elektronen links of rechts van de pijl te plaatsen. Nu weet je ook of de halfreactie van een oxidator of reductor is. De andere halfreactie kan opgesteld worden aan de hand van de aanwezige deeltjes.

    Succes met deze opdracht.

    Groeten, Aky

     

    In reactie op: het vinden van de sterkste oxidator en reductor #156472

    Hallo Tasniem,

    Je hebt gelijk dat je bij het opstellen van een redoxreactie eerst alle deeltjes moet opschrijven die aanwezig zijn. Hierbij moet je letten of bv zuren gesplitst zijn (de sterke zuren) of niet. Dit geldt ook voor een zoutoplossing.

    In tabel 48 is F2(g) de sterkste oxidator, dus links bovenin de tabel. Li (s) is de sterkste reductor dus rechts onderin de tabel.

    De sterkste aanwezige reductor reageert met de sterkst aanwezige oxidator.  Deze reactievergelijkingen schrijf je onder elkaar. Bij de reductor moet de reagerende stof links van de pijl staan. Het aantal elektronen dat afgegeven wordt (door de reductor) moet gelijk worden aan het aantal elektronen dat opgenomen wordt (door de oxidator). Daarvoor moet soms een van de 2 vergelijkingen met een factor vermenigvuldigd worden. Daarna tel je de vergelijkingen bij elkaar op.

    Controleer daarna of de reactievergelijking kloppend is. Lins en recht van de pijl mogen niet dezelfde deeltjes staan. Soms is dat met H2O of H+ het geval. Weet je wat je dan moet doen?

    Ik hoop dat je met bovenstaande uitleg verder kunt.

    Succes, Aky

     

     

     

     

    In reactie op: Berekenen m% #3449

    Hallo Jonas,
    Dat antwoord had ik ook. Goed gedaan!

    In reactie op: Berekenen m% #3447

    ,
    Hallo Jonas,
    Wat je doorgaf klopt. 1,0 mol CaO is aanwezig. Hoeveel gram is dat? In het begin hebben we gezegd dat 100 gram mengsel 40,0 gram Ca bevat. Je hebt uitgerekend hoeveel gram CaO aanwezig is, hoeveel gram MgO is er dan aanwezig? Als je weet hoeveel gram CaO en MgO aanwezig is, kun je dan uitrekenen hoeveel gram O aanwezig is in 100 gram mengsel? Dan weet je ook het massa%. Als laatste nagaan in hoeveel cijfers significant je antwoord gegeven moet worden.
    Ik hoop, dat je nu verder kunt. Anders hoor ik het wel. Succes ermee

    In reactie op: Berekenen m% #3445

    Hallo Jonas,
    Bedankt dat je doorgaf dat er 40,0 massa % Ca aanwezig is. 100 g mengsel bevat 40,0 g Ca. Je kunt dan uitrekenen hoeveel mol Ca dat is. Kun je uit de formule van CaO dan afleiden hoeveel mol CaO en hoeveel mol O aanwezig is? Kun je nu zelf verder rekenen hoeveel MgO aanwezig is?
    Succes hiermee.

    In reactie op: Berekenen m% #3443

    Hallo Jonas,
    Is het gegeven dat het mengsel 40,0 massa % Ca bevat of 40,0 massa% CaO.
    Ik ga even uit van dat laatste. Als je een mengsel hebt van 100 gram CaO en MgO. Hoeveel gram CaO en hoeveel gram MgO is er dan aanwezig?
    De volgende stap is om dan uit te rekenen hoeveel gram O aanwezig is in de aanwezige hoeveelheid CaO en MgO. Hiervoor heb je de atoommassa’s nodig.
    Ik hoop, dat je met deze stappen verder kunt komen. Als dat niet zo is, laat het dan weten.
    Succes hiermee.

    In reactie op: Zuur-base evenwicht #3356

    Hallo Lonneke,

    Het zuur base evenwicht van het HAz heb je goed weergegeven. Welke verbindingen zijn aanwezig in dit evenwicht? Welke kan reageren met het HCO3- om na een reactie CO2 te geven? Deze reactie is aflopend. Na deze reactie blijft in de oplossing alleen het evenwicht van het zwakke zuur HAz gelden. Ga na welke voorwaarde dan geldt. De pH is gegeven. Welke concentratie kun je dan uitrekenen? Kun je de uitgerekende concentratie invullen in de opgestelde voorwaarde ? Dan kun je de verhouding HAz en Az- uitrekenen. Kun je nu zelf uitrekenen hoeveel procent omgezet is?
    Ik hoop dat je nu verder kunt met deze vraag. Zo nee, laat het dan weten. Succes.

    In reactie op: Dipolen #3354

    Hallo Lonneke,
    Fijn dat je het begrijpt.
    Zoals je aangeeft is een molecuul SiCl4 symmetrisch en de andere moleculen niet. Daarom kunnen die moleculen voorgesteld worden met een kant die een beetje positief is en een kant die een beetje negatief is (bij het atoom dat het meest elektronegatief is). Vandaar de naam dipool, di = 2 dus 2 kanten.

13 berichten aan het bekijken - 16 tot 28 (van in totaal 28)

Inloggen voor experts