wmoene

wmoene

Aangemaakte reacties

15 berichten aan het bekijken - 1 tot 15 (van in totaal 25)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: Joodgetal #178425
    wmoene
    Expert

    Beste Merin,

    Het joodgetal is een wat ouderwetse methode waarmee je van een (plantaardig) vet of olie kan bepalen hoeveel onverzadigingen (dubbele C=C bindingen) het bevat. Aan iedere dubbele C=C binding kan één molecuul I2 binden via een additiereactie.

    Het joodgetal geeft aan hoeveel gram jood I2 er met 100 g vet kan reageren en is dus een maat voor het aantal onverzadigingen. En dat is interessant om te weten want meervoudig onverzadigde vetten zijn beter voor de gezondheid.

    Je zou kunnen bepalen hoeveel gram jood gereageerd heeft door een bekende hoeveelheid joodwater te nemen en dan te bepalen met een geschikte titratie hoeveel jood er over is.

    Dit in z’n algemeenheid over het joodgetal, specifieke rekenvragen kun je ook stellen maar hopelijk heb je aan deze antwoorden voldoende om verder te komen.

    Met vriendelijke groet, Wim Moene

    In reactie op: redoxreactie #177291
    wmoene
    Expert

    Beste Vera,

    Bij het beantwoorden van deze vragen moet je gebruik maken van BiNaS tabel 48, waar je de relevante halfreacties kunt vinden.

    Je begint met het maken van een deeltjesinventarisatie, dus bijvoorbeeld in het tweede geval hebben we MnO2, H+ (want aangezuurd, dus zuur milieu, dus bij redox H+), Fe(s), én bij redox ook altijd water H2O.

    Dan kijken we in BiNaS tabel 48 wat de sterkste oxidator is (in dit geval MnOmet H+, standaardelektrodepotentiaal +1,22 V) en wat de sterkste reductor is (Fe, standaardelektrodepotentiaal -0,45 V). De reductor levert in dit geval 2 e aan de oxidator, die er volgens de BiNaS ook 2 nodig heeft.

    Je kunt deze twee halfreacties gewoon overnemen uit de BiNaS en 1 op 1 optellen, want ’t aantal elektronen is gelijk. In de totale reactievergelijking mogen geen elektronen meer staan.

    Zo kun je de 1e vraag ook aanpakken. Lukt het je om daar de inventarisatie te maken en de halfreacties te vinden? Ze staan ook in de BiNaS, en je hebt fosforigzuur dus ook weer een zuur milieu!

    Succes!

    Met vriendelijke groet, Wim Moene

    In reactie op: Batterijen en elektrochemische cellen. (redoxchemie) #170900
    wmoene
    Expert

    Beste Tom,

    Voor het theoretische kader, zoals je zo mooi omschrijft, kun je het beste een lijst van halfreacties gebruiken zoals bijvoorbeeld BiNaS tabel 48.

    Nu is het zaak een inventarisatie te maken van de aanwezige deeltjes, en dan te bedenken wat de sterkste reductor en de sterkste oxidator is. Die twee halfreacties vormen dan samen de complete verlopende redoxreactie.

    Het punt met de klassieke koper-zink batterij, de zuil van Volta, is dat de reductor wel duidelijk is, namelijk zinkmetaal. Volgend BiNaS tabel 48 is dat de sterkste reductor. Maar wat is de oxidator? Geen Cu2+ want dat is er niet. Wat dan wel? Daarvoor moet je die deeltjesinventarisatie doen. Wat is er nog meer aanwezig?

    In ieder geval water én H+-ionen wegens het aanwezige zuur. Kun je die als oxidator gebruiken? Gebruik BiNaS tabel 48!

    Hopelijk helpt dit je op weg.

    Met vriendelijke groet, Wim Moene

    In reactie op: Evenwichtsconstante bij een temperatuur #169095
    wmoene
    Expert

    Beste Julie,

    Om de concentraties Hen N2 te berekenen kun je werken met een BOE-tabel (Beginhoeveelheid-Omgezet-Eindhoeveelheid/Evenwicht). Je hebt op het eind 1 mol NH3, en in het begin 0 mol. Om 1 mol NHte maken heb je 0,5 mol Nnodig en 1,5 mol H2. Dat gaat van de beginhoeveelheden van die stoffen af. Je eindigt dan dus met in het geval van waterstof met 4 mol waterstof H2. Zo kun je ook de eindhoeveelheid stikstof bepalen, en dus makkelijk de concentraties van alles als er evenwicht is ingesteld.

    Daarna is het uitrekenen van K een koud kunstje.

    Heb je hieraan voldoende?

    Met vriendelijke groet, Wim Moene

    In reactie op: pH #169091
    wmoene
    Expert

    Beste Karel,

    Ik begrijp heel goed dat de AI geen redelijk antwoord kan geven, want er ontbreekt één gegeven. Een oplossing met een pH van 3 (oftewel een concentratie [H3O+] van 1 x 10-3 mol L-1) is een zure oplossing, maar daar kan een sterk of een zwak zuur in zijn opgelost.

    Als ik een oplossing met een sterk zuur met een pH van 3 (alle zuur is gesplitst) 10 x verdun met zuiver water dan stijgt de pH naar 4. [H3O+] gaat van 10-3 naar 10-4 mol L-1.

    Bij een zwak zuur ligt dat lastiger, dan moet je de Kz van het zuur weten, dan kun je volgens de hopelijk bekende weg berekenen wat de concentratie van dat zuur moet zijn. (Daar zijn ook wel tools voor op het internet om dat te berekenen.) Als je een oplossing van een zwak zuur verdunt met water (pH 7) dan krijg je een nieuwe situatie en moet je opnieuw gaan rekenen. 10 x verdunnen geeft nu geen pH stijging van 1 meer.

    Dus er moet meer informatie zijn, dan pas kunnen we rekenen. Ook de AI.

    Voldoende duidelijk en eenduidig zo?

    Met vriendelijke groet, Wim Moene

    In reactie op: examen VWO 2018-2. Vraag11 #169061
    wmoene
    Expert

    Beste Meike,

    In zo’n brandstofcel wordt feitelijk een brandstof gecontroleerd verbrand (reactie met O2) waarbij de chemische energie direct in elektriciteit wordt omgezet.

    Er worden schematisch twee halfreacties aangegeven. Eentje waarbij zuurstof O2 met Hwordt omgezet in H2O. De wet van behoud van lading gaat op, dus moeten daar elektronen bij gebruikt worden. Oneemt dus elektronen op en is de oxidatie, wat ook klopt met BiNaS tabel 48, daar is Oallen als oxidator te vinden. Dan moet dat H3POM wel de reductor zijn die elektronen afgeeft. Door logisch te redeneren en te kijken of je een oxidator of reductor kunt herkennen met behulp van BiNaS tabel 48 kun je de onbekende afleiden.

    Hopelijk is dit voldoende informatie voor jou.

    Met vriendelijke groet, Wim Moene

    In reactie op: Molverhouding #168770
    wmoene
    Expert

    Hoi Louise,

    Natriumcitraat is een zout, dus opgebouwd uit Na+ ionen en citraationen. De molecuulformule is in dit geval dus een verhoudingsformule die de verhouding van de ionen in het elektrisch neutrale zout weergeeft.

    Er zijn 3 Naionen en 1 citraation (anders was dat met een coëfficiënt en haakjes anders aangegeven), dus het citraation heeft een lading van 3-.

    Als je 1 mol natriumcitraat oplost in water krijg je 4 mol losse ionen, 1 mol citraationen en 3 mol Na+ ionen. Daar komt de molverhouding van 1:3 vandaan.

    De rest van de som begrijp je hopelijk!

    Vriendelijke groet,  Wim Moene

    In reactie op: Molverhouding #168769
    wmoene
    Expert

    Oké Louise,

    Ik snap de vraag nu wel. Bedenk wat je doet, je gaat het cobaltsulfaat xxxxhydraat (xxxx want ik weet vantevoren niet hoeveel kristalwater er is) dusdanig verhitten dat alke kristalwater weggepest wordt. Dan weeg je de erlenmeyer opnieuw, en dan weet je de massa van het cobaltsulfaat zonder kristalwater. Daaruit kun je de molverhouding berekenen, dat was jou gelukt.
    <p style=”text-align: left;”>Als er nog condens in de erlenmeyer zit weeg je niet alleen de massa van cobaltsulfaat zonder kristalwater maar ook die van het condens. Dan meet je bijvoorbeeld 1,80 g ipv 1,77 g. Dan lijkt er minder kristalwater te zijn geweest, en wat heeft dat voor invloed op de molverhouding?</p>
    Overigens neem ik aan dat de gevonden molverhouding cobaltsulfaat:kristalwater 1:6 was en niet 6:1 😉

    Ik hoop dat dit duidelijk is!

    Vriendelijke groet, Wim Moene

    In reactie op: Molverhouding #168763
    wmoene
    Expert

    Beste Louise,

    De vraag is mij niet helemaal duidelijk, zou je de volledige tekst kunnen plaatsen?

    Vriendelijke groet, Wim Moene

    In reactie op: Polariteit #168760
    wmoene
    Expert

    Beste Roos,

    Distikstofdifluoride lijkt wat structuur betreft precies op 1,2-difluoretheen, waar je ook een cis en een trans isomeer van hebt, alleen zijn de C-atomen nu N-atomen en de H-atomen zijn nu niet-bindende electronenparen.

    In je boek staat misschien verklaard waarom de trans isomeer van 1,2-difluoretheen (of eventueel 1,2-dichlooretheen) geen dipoolmolecuul is. Dit heeft te maken dat de dipoolmomenten van de C-F bindingen precies tegengesteld aan elkaar gericht zijn en elkaar opheffen. Bij de cis isomeer is dat niet zo, dan blijft er een netto dipool over. Dit kun je ook in de BiNaS terugvinden, bij de tabellen over dipoolmomenten.

    Dit geldt ook voor distikstofdifluoride, dat een vergelijkbare structuur heeft met een dubbele N-N binding.

    Hopelijk helpt je dit, anders laat je het maar weten.

    Wim Moene

    In reactie op: zouten en moleculaire stoffen in een oplossing #168605
    wmoene
    Expert

    Beste Louise,

    Dat komt omdat NO3 een samengesteld ion is dat niet verder uit elkaar kan vallen.

    Met het U zout zat je goed!

    Met vriendelijke groet

    Wim Moene

    In reactie op: zouten en moleculaire stoffen in een oplossing #168603
    wmoene
    Expert

    Beste Louise,

    Je hebt 4 stoffen die je moet vergelijken. Daarvan is er eentje een moleculaire stof, waarvan gesteld wordt dat die niet in ionen uiteen valt als je die oplost in water. Dat kun je vergelijken met suiker opgelost in water, de formule is een molecuulformule, 1 mol stof geeft 1 mol deeltjes in oplossing.

    De andere drie formules zijn van zouten,  stoffen die uit ionen zijn opgebouwd. 1 mol NaCl bestaat uit 1 mol Naionen en 1 mol Cl ionen, dus als je 1 mol NaCl oplost in water geeft dat 2 mol ionen in oplossing, dus 2 mol deeltjes.

    Het Mg zout en het Al zout hebben in hun verhoudingsformule meer dan 2 ionen zitten, Mg heeft er 3 (1 Mg2+ en twee nitraationen) vandaar dat het uiteenvalt in drie deeltjes. Het Al zout heeft zelfs 4 ionen per eenheid, kijk maar naar de coëfficiënten. Daar kun je aan zien hoeveel ionen er per eenheid inzitten.

    Hopelijk maakt dit het duidelijk.

    Hoeveel ionen zou 1 mol U(NO3)4 in oplossing geven?

    Met vriendelijke groet

    Wim Moene

    In reactie op: organische chemie #168581
    wmoene
    Expert

    Beste Claudia,

    Jouw vraag lijkt mij geen 5e klas VWO, maar intrigeerde mij wel. Is dit universitaire organische chemie? Mijn organische chemie is ietwat roestig, maar ik wil je graag op weg proberen te helpen.

    Anyway, als ik naar het doelmolecuul kijk zie ik twee dingen die veranderd zijn ten opzichte van de uitgangsstof. Ten eerste is er een benzylgroep CH2C6H5 aan het molecuul toegevoegd. Dat lijkt mij relatief nog het meest eenvoudig. Ik stel me het volgende voor: een selectieve oxidatie van de primaire alcohol naar een aldehyde en dan met een geschikt Grignardreagens BrMgCH2C6H5 laten reageren, dan zijn we al een eind onderweg. Misschien moet de tertiaire alcohol overigens nog worden beschermd voor de Grignardreactie. We hoeven dan alleen nog maar een OH-groep van C-4 naar C-3 te verlaatsen. Misschien weet jij daar zelf een oplossing voor?

    Het kan natuurlijk ook zijn dat we die OH-shift eerst moeten doen. Is daar in de colleges iets over genoemd? Syntheses in 5 stappen kunnen best complex zijn.

    Ben je met deze suggestie geholpen? Ik hoor graag jouw reactie.

    Met vriendelijke groet, Wim Moene

    In reactie op: zouten en kleur #168493
    wmoene
    Expert

    Graag gedaan!

    In reactie op: zouten en kleur #168491
    wmoene
    Expert

    Beste Esmée,

    Dat is nog best een moeilijke vraag. Op microniveau zou je het vermoedelijk als volgt moeten beschrijven:

    Wit licht bestaat uit zichtbaar licht van alle kleuren die je ook in een regenboog kan zien. Als die verschillende kleuren licht hebben andere golflengtes. Zichtbaar licht heeft golflengtes van ongeveer 400 nm (violet licht) tot 750 nm (rood licht). Nu weet je misschien ook dat licht een vorm van energie is. Alle kleuren licht hebben andere hoeveelheden energie, afhankelijk van de golflengte van het licht. Blauw licht heeft meer lichtenergie dan rood licht.

    Wat er op microniveau gebeurt is dat ionen uit het zout de lichtenergie van sommige golflengtes kan absorberen. Dat licht wordt dan niet gereflecteerd, maar de lichtenergie “verdwijnt”, wordt omgezet in andere vormen van energie. Maar het zout kan niet alle golflengtes van het licht absorberen, sommige golflengtes kan het gewoon niet verwerken. Die golflengtes worden dan gereflecteerd.

    Blauw kopersulfaat absorbeert alle golflengtes zichtbaar licht behalve het blauwe licht, dat wordt gereflecteerd en dus is blauw kopersulfaat blauw.

    Zou dit voldoende zijn?

    Wim Moene

15 berichten aan het bekijken - 1 tot 15 (van in totaal 25)

Inloggen voor experts