C3 JongerenCommunicatie

C3 JongerenCommunicatie

Aangemaakte reacties

15 berichten aan het bekijken - 16 tot 30 (van in totaal 111)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: Koolstof #2843
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hoi R!

    Deze vraag klinkt niet echt als een vraag voor een scholieren-vraagbaak. Misschien is het handiger om hem op een algemeen wetenschapsforum waar mensen uit allerhande chemische specialismen zitten te stellen.

    Maar het is een interessante puzzel! Kun je ons vertellen hoe je de analyse hebt gekregen? Is het een oppervlakte-analyse? Een elementen-analyse? En met welke techniek?

    De dichtheid die je geeft is zo ongeveer de dichtheid van puur grafiet, dus in de bulk van het materiaal is geen ruimte voor veel van de metalen die je noemt. Ik denk daarom het eerst aan een poolschoen van een grote elektromotor. Dat zou je aan de vorm kunnen herkennen: er zit dan 1 holle kant aan. En misschien aan de andere kant een manier om een elektrische verbinding te maken. Alternatief zou zijn dat het gaat om een industriële elektrode.

    Rob

    In reactie op: PWS #2840
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hallo Nina,

    Je vraag is vrij ruim gesteld. Ik wist niet wat ik er mee aan moest, maar de collega’s van vraagbaak kwamen met twee suggesties. De eerste is tandpasta maken en/of analyseren en/of nagaan waar de verschillende bestanddelen voor dienen.

    Tweede suggestie is speuren op https://www.chemischefeitelijkheden.nl/ en zien of je daar wat inspirerends vindt.

    Als je later specifieke vragen hebt over chemische processen in de mond, dan zien we je graag terug.

    Succes.

    Kees

    In reactie op: Filtreren #2808
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hallo Thijn.
    Ik kan je verwarring begrijpen. Heel vaak wordt een molecuul, ion of metaal-atoom een “deeltje” genoemd tijdens de les. Bij het (normale) filtreren is deeltjesgrootte de stofeigenschap die de scheiding veroorzaakt. Maar de grootte van een molecuul of ion is zo klein dat molecuul- of ion-grootte geen invloed heeft bij het filteren (behalve bij polymeren). Een “deeltje” bij het normale filtreren moet je zien als een cluster van zeer veel moleculen of ionen waardoor het cluster zodanig groot wordt dat het achterblijft in het filter.
    Er zijn echter verschillende vormen van filtratie waarbij op basis van verschillende filtermechanismen andere groottes worden gefiltreerd. Je kan nog meer informatie van de verschillende filtreermechanismen vinden op
    https://nl.wikipedia.org/wiki/Filtratie
    Ik hoop dat je hiermee verder kunt.
    Als je nog andere vragen hebt, dan verneem ik die vanzelf.

    In reactie op: Chemisch evenwicht #2652
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hoi Tugce, ik vermoed dat je met je laatste bericht een BOE-tabel (begin, omgezet, evenwicht) hebt opgesteld met extra [A].
    Je zou het op deze manier kunnen doen. De opmerkingen van Jan-Hein zijn wel juist. In jouw eerste vraag is het niet helemaal duidelijk dat er bij die heersende concentraties evenwicht is. Dat bedoel je volgens mij wel omdat je ook aangeeft dat je de K kunt berekenen met die concentraties. Als je zelf opgaven maakt, moet je heel duidelijk zijn in dat soort gegevens.

    In reactie op: Reactiesnelheid #2582
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    En dan nu de reactiesnelheid.
    De snelheid van een reactie is onder andere afhankelijk van de concentraties van de stoffen die er dan (nog) aanwezig zijn. De reden dat curves van een reactiesnelheid er altijd gekromd uitzien heeft dan ook te maken met de concentratie die aanwezig is op een bepaald moment tijdens die reactie.
    Stel het volgende voorbeeld: De reactievergelijking A -> 2 B
    De snelheid van een reactie is als volgt gedefinieerd: Na 1 minuut is telkens de helft van stof A omgezet in 2x B.
    Stel je begint met 100 mol van stof A en 0 mol B in 1 L.
    Dan heb je na 1 minuut nog maar 50 mol/L van stof A over en er is 100 mol/L van B ontstaan.
    Weer 1 minuut later is nu 25 mol A omgezet (de helft van 50) en heb je dus nog maar 25 mol/L A over en heb je inmiddels 150 mol/L B.
    Maak dit schema maar eens af voor de minuten 3 t/m 10 en zet dan de punten eens uit in een grafiek. Dan zie je dat je altijd die gekromde curves krijgt van de stof die verdwijnt maar ook van de stof die ontstaat. En dit principe geldt bij elke soort reactie: endotherm en exotherm (verbranding zoals jij als voorbeeld geeft).

    In reactie op: Reactiesnelheid #2581
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hallo Max, dat zijn 2 vragen in 1 onderwerp. Ik zal de vragen in 2 verschillende reacties plaatsen.
    Het verschil in deeltjesgrootte en molecuulgrootte is wellicht meer een taalkundig begrip.
    Molecuulgrootte is helder: de grootte van 1 molecuul.
    Maar omdat tijdens de les en in het boek ook heel vaak over een “deeltje” wordt gesproken (bij chemisch rekenen bijvoorbeeld) als het om een molecuul gaat, kan ik me je verwarring voorstellen. Ik zou zeggen dat met “deeltjesgrootte” meer een deeltje bedoelt wordt dat veel groter is en dat we dus als deeltje ook kunnen zien. Dus een klontje/brokje/korreltje van wel miljarden moleculen samen. Bij het filtreren blijven die grotere deeltjes (dus niet opgeloste stof in zeewater) achter in het filter en gaan het zeewater en de opgeloste stoffen (dus de individuele moleculen) er door heen. Dus met het ‘normale’ filtreren kan je opgeloste stoffen niet scheiden van een vloeistof. Met speciale filtratietechnieken (membraanfiltratie of omgekeerde osmose) kan je wel bijvoorbeeld zouten en grote moleculen scheiden van water.

    In reactie op: Evenwicht bij drukverandering #2580
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hallo Jasper, ik neem aan dat de reactievergelijking waar je het over hebt H2 (g) + I2 (g) <=> 2 HI (g) is (en niet met zuurstof).
    Als een reactie zich in een evenwichtstoestand bevindt en vervolgens wordt die evenwichtstoestand verstoord door een kenmerk te veranderen ( in jouw geval druk verlaging) dan zal die reactie niet meer in evenwicht zijn. Hierdoor schuift het evenwicht op volgens de principes van Le Chatelier.
    In jouw voorbeeld is een drukverlaging het verstorende effect. Weet jij wat dan het principe van Le Chatelier is dat gaat gelden (of wat het regeltje is dat je docent je heeft geleerd)?

    In reactie op: Lewis structuren als de covalentie gegeven is. #2577
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Als een atoom een covalentie van 5 heeft dan wil dat atoom 10 elektronen om zich heen hebben (i.p.v. 8 bij de octetregel).
    Als je het getal 10 hanteert voor het S-atoom en dan jouw rekenstappen erop los laat, dan zou je volgens mij moeten komen op 4 bindingen en 5 vrije elektronenparen.
    Probeer het maar eens uit. Als je er nog niet uitkomt, dan hoor ik het wel.

    In reactie op: formele lading bij lewis #2571
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Zou je je vraag iets specifieker kunnen stellen? Want er is niet zo iets als een standaard formule waarmee je automatisch een antwoord krijgt. Wat voor soort verbinding heb je, welke atomen vormen de binding, etc. In principe kijk je naar het aantal elektronen die om een atoom zitten bij alle bindingen en vrije elektronenparen. Vervolgens vergelijk je dat aantal met het aantal elektronen dat een neutraal atoom heeft. Het verschil bepaalt een formele lading.

    In reactie op: Lewis structuren als de covalentie gegeven is. #2569
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Zou het S-atoom covalentie 4 hebben gehad en dus voldaan hebben aan de octetregel, dan wordt de Lewisstructuur anders. S kan dan immers maar 4 bindingen vormen en geen 5.
    Zou je hier het stappenplan volgen, dan komt er uit dat er maar 3 atoombindingen zullen zijn 6 vrije elektronenparen. Dat teken je vervolgens als in de figuur te zien is. In deze Lewisstructuur heb je ook ladingsverdeling.

    In reactie op: Lewis structuren als de covalentie gegeven is. #2567
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hallo Sandra, docenten hanteren verschillende stappenplannen voor het opstellen van een Lewisstructuur. Dus ik wil je niet in een stappenplan “duwen” dat ik gebruik in mijn klassen als jouw docent een andere methode hanteert.
    Waar jij hier fout gaat in eerste instantie is dat je uitgaat dat alle atomen aan de octet regel moeten voldoen. Voor veel atomen geldt die regel maar in deze tekst staat dat de covalentie van S 5 is. Daardoor heeft S dus 10 elektronen om zich heen en geen 8. De beide O-atomen en het S-atoom hebben alle drie 6 elektronen in hun buitenste schil. Dus in totaal moeten er 18 elektronen geplaatst worden in de Lewisstructuur.
    Uit “mijn” stappenplan volgt de conclusie dat er 4 atoombindingen moeten zijn en 5 vrije elektronenparen. O-atomen hebben altijd covalentie 2. Met een S-atoom als centraal atoom, kan je maar op 1 lewisstructuur komen (zie afbeelding)

    In reactie op: Dipool #2564
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    De C=O binding op zichzelf is inderdaad polair. Het verschil in elektronegativiteit van C en O is groter dan 0,4. Maar het tweede bulletpoint wat jij aanhaalt, zegt ook dat het een symmetrisch molecuul is (in dit geval een lineair molecuul zoals ik ook hierboven al heb uitgelegd). Dus de beide polaire bindingen zijn tegenovergesteld en heffen elkaar op.
    De uitleg zegt ook het “hele molecuul” apolair is. Maar de individuele bindingen IN het molecuul zijn wel polair.
    Apolair moet je lezen als “niet polair” en dat klopt. Het molecuul als geheel heeft netto geen polen (dus kun je dat apolair noemen) want de interne polen heffen elkaar op.
    Het gaat hier een beetje taal puristisch en hoe je de definitie van apolair en polair legt op de individuele bindingen of op het molecuul als geheel.

    In reactie op: Dipool #2560
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Laten we het tweede voorbeeld nemen, NH3.
    Als je de Lewisstructuur opstelt, dan teken je het N-atoom in het midden met daaromheen 3 H-atomen en 1 vrij elketronenpaar. Daarmee is de omringing van het N-atoom een tetraëder. Hiermee liggen de H-atomen niet in hetzelfde vlak als het N-atoom.
    De N-H binding is ook een polaire binding. Stel het NH3 atoom voor als dat de 3 H-atomen op de bodem van de tetraëder staan, het N-atoom in het centrum en het vrije elektronenpaar staat omhoog getekend. Het N-atoom is delta- en de H-atomen zijn delta+. De dipolen (dus de vectoren) wijzen alle drie naar beneden vanuit het centrum naar de 3 H-atomen (hoekpunten van de tetraëder). Als je nu alle 3 vectoren optelt, dan is er een netto vector die naar beneden wijst. Daarmee heeft het molecuul as geheel een netto dipool (netto vector). Hiermee concludeer je dus dat dit molecuul wel een dipoolmolecuul is.
    Je kan dit ook heel mooi visualiseren met dit programma:
    https://phet.colorado.edu/nl/simulation/molecule-polarity

    • Deze reactie is gewijzigd 2 jaren, 6 maanden geleden door C3 JongerenCommunicatie.
    In reactie op: Dipool #2559
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Perfect. Dan ga ik ervan uit dat je kan bepalen in een molecuul als er polaire bindingen voorkomen.
    Hiermee heb je dus een delta- en een delta+ kant in het molecuul; 2 polen (= di pool).
    Je geeft ook aan dat je bekend met omringingsgetal. Dus je kent het verschil tussen een lineair molecuul (bindingshoek 180 graden), trigonaal vlak (bindingshoek 120 graden binnen 1 vlak) en tetraëder (bindingshoek 109 graden).
    Nu de crux van het verhaal. Als er polaire bindingen (di pool) in 1 molecuul voorkomen, wil dit nog niet zeggen dat het hele molecuul een dipool molecuul is. Neem O=C=O als voorbeeld. De C=O binding is een polaire binding. Het O-atoom is delta- en het C-atoom is delta+. Maar omdat het molecuul als geheel een lineair molecuul is, wijst de ene dipool naar links en de andere dipool wijst naar rechts. Omdat ze precies in het verlengde van elkaar liggen, heffen de beide dipolen elkaar op. Dit kan je visualiseren als 2 vectoren (pijlen). De ene wijst naar links, de andere naar rechts. Als je beide vectoren optelt, heffen die elkaar op. Dus heffen de dipolen elkaar op en is het gehele molecuul geen dipool.

    • Deze reactie is gewijzigd 2 jaren, 6 maanden geleden door C3 JongerenCommunicatie.
    In reactie op: Dipool #2557
    C3 JongerenCommunicatie
    Sleutelbeheerder

    Hallo Jos,
    Laat ik proberen je een dipool molecuul van afstand uit te leggen.
    Allereerst: ben je bekend met de begrippen apolaire binding en polaire binding?
    En kan je deze binding koppelen aan de elektronegativiteit van de atomen die de atoombinding vormen?

15 berichten aan het bekijken - 16 tot 30 (van in totaal 111)

Inloggen voor experts