Geboren: 26 augustus 1743 in Parijs
Overleden: 8 mei 1794 in Parijs
Frans scheikundige.
Studie
Hij studeerde aan het Collège Mazarin klassieke literatuur, filosofie, logica, astronomie en geologie. Hij werd in 1763 bachelor en in 1764 licentiaat.
Loopbaan
Vanaf 1764 deed hij – zelfstandig – scheikundig onderzoek, waarbij nauwkeurige weging en metingen een grote rol speelden. In 1767 ging hij samenwerken met de mineraloog J. E. Guettard. Hij werd in 1768 lid van de Academie des Sciences. In 1776 werd hij directeur van de salpeter- en kruitfabriek in Parijs. In 1790 werd hij gekozen in de commissie tot regeling van het maat- en gewichtensysteem.
Belangrijkste werk
In 1770 ontwikkelde hij een nieuwe methode om salpeter te bereiden en in 1776 stelde hij een verbrandingstheorie op, die later de flogistontheorie zou verdringen. In 1787 stelde hij met C. L. Berthollet, A. F. de Fourcroy en L. B. Guyton de Morveau een nieuwe nomenclatuur op voor de structuur van scheikundige verbindingen, gebaseerd op zijn oxidatietheorie. In 1789 publiceert hij zijn ideeën in het boek “Traité élémentaire de chimie”.
Hij wordt beschouwd als de grondlegger van de moderne scheikunde. Hij formuleerde de – later naar hem genoemde – wet van behoud van massa (bij een chemische reactie).
In 1794 werd hij, tijdens de Franse Revolutie, veroordeeld en onthoofd vanwege zijn ambt als algemeen pachter van de belastingen onder het Ancien Régime.