Geboren: 2 september 1877 in Eastbourne (Sussex).
Overleden: 21 oktober 1956 in Brighton (Sussex).
Engels schei- en natuurkundige.
Studie
Hij studeerde aan drie Colleges in Oxford en werd in 1898 Bachelor of Art.
Loopbaan
Hij was van 1900 – 1902 hoofddemonstrator in de scheikunde bij E. Rutherford in Montreal.
In 1903 werkte hij met W. Ramsay aan het University College in Londen. Van 1904 –1914 was hij lector in de fysische chemie en radioactiviteit in Glasgow en van 1914 – 1919 hoogleraar scheikunde aan de universiteit van Aberdeen. Van 1919 – 1937 was hij hoogleraar anorganische en fysische chemie in Oxford.
Belangrijkste werk
In 1902 isoleerde hij met Rutherford een radonisotoop uit thorium. Samen stelden ze een hypothese op over het natuurlijke radioactieve verval van de elementen.
In 1902 ging hij samenwerken met W. Ramsay in het onderzoek naar de radioactieve vervalreeksen, waar hij in 1913 – samen met K. Fajans – de zogenoemde verschuivingswet formuleert en het begrip isotoop definieert. Hij was een van de grondleggers van de theorie over het optreden van isotopen en het verband tussen atoombouw en de plaats in het Periodiek Systeem.
In 1917 ontdekt hij met J. A. Cranston – onafhankelijk van O. Hahn en L. Meitner – het element protactinium.
In 1921 ontving hij de Nobelprijs voor de scheikunde.