Geboren: 2 augustus 1788 in Göttingen
Overleden: 13 april 1853 in Heidelberg
Duits scheikundige.
Studie
Hij studeerde in 1804 eerst bij zijn vader, Johann Friedrich en daarna in Tübingen, Wenen en bij F. Stromeyer in Göttingen, waar hij in 1813 promoveerde. Hij deed ook studies bij J. L. Gay-Lussac, L. J. Thenard, L. N. Vauquelin en R. J. Hauy.
Loopbaan
In 1814 werd hij buitengewoon en van 1817 gewoon hoogleraar in de scheikunde en geneeskunde aan de universiteit van Heidelberg. Hij bekleedde deze functie tot 1851.
Belangrijkste werk
Hij is befaamd geworden door zijn 3-delig “Handbuch der theoretischen Chemie”, waarvan de eerste druk verscheen in 1817. In zijn sterfjaar werd de 5e druk uitgegeven door K. Kraut; latere drukken werden verzorgd door F. K. Beilstein en het Gmelin-Institut. Hij systematiseerde hierin de scheikunde optimaal, o.a. door het bepalen van vele atoom- en molecuulmassa’s. Deze uitgave geldt als ’ het naslagwerk’ voor de anorganische scheikunde.
Zijn onderzoeksterrein lag op het gebied van de spijsvertering. Hij werd hierdoor één van de grondleggers van de fysiologische scheikunde.
In 1819 vond hij bromide in het water van de Dode Zee; in 1820 isoleerde hij zuiver seleen uit rokend zwavelzuur. In 1827, 1843 en 1852 deed hij belangrijke ontdekkingen, die te beschouwen zijn als voorbereidend werk voor de samenstelling van het periodiek systeem der elementen.