Mathijs

Mathijs

Aangemaakte reacties

15 berichten aan het bekijken - 16 tot 30 (van in totaal 42)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: Spectrum #3099
    Mathijs
    Expert

    Hoi Janou,

    Beide uitspraken zijn waar. En voor alle stoffen, niet alleen bij gassen. Dat zit namelijk zo: als licht geabsorbeerd wordt door atomen of moleculen, nemen de elektronen in het atoom of molecuul de energie van het lichtdeeltje (foton) over. De elektronen raken komen in een hogere energietoestand terecht (en zogeheten ‘aangeslagen toestand’). Nu, een atoom of molecuul kan niet elk foton zomaar opnemen, maar dat foton moet een bepaalde energie hebben die klopt met de energieniveaus van het atoom of molecuul. In Binas 21 zie je een paar voorbeelden van de energieniveaus van de elektronen in waterstof en helium. Zo’n hogere energietoestand waar dat elektron zich dan in bevindt is niet echt stabiel, een beetje alsof een voetbal bovenop de lat van een doel balanceert, en na een (heel erg kort) tijdje zal het elektron die extra energie kwijtraken door terug te vallen naar een lagere energietoestand. Omdat energie altijd behouden moet zijn, zendt het elektron op het moment dat het terugvalt een foton uit met een energie gelijk aan het verschil in energie tussen de energieniveaus. Om dat te illustreren: Als je in tabel 21A kijkt, bijvoorbeeld, zie je de energieniveaus van het waterstofatoom en ook welke golflengten van de uitgezonden fotonen daarbij horen. In tabel 20 kan je op de spectraalplaat zien dat bij die golflengten inderdaad ook een absorptie en emissielijn van waterstof zit! Dat komt dus omdat die elektronen door fotonen te absorberen en weer uit te zenden heen en weer ping-pongen tussen de energieniveaus. Als het elektron dus aangeslagen wordt en weer terugvalt naar datzelfde energieniveau, neemt het een foton op en zendt het een foton uit van dezelfde gofllengte.

    Echter, zo’n elektron hoeft niet per se terug te vallen naar het niveau waar het oorspronkelijk vandaan kwam, maar het kan ook naar een ander niveau terugvallen. Zo kan het, om bij het waterstofvoorbeeld te blijven, bijvoorbeeld een foton van 102.6 nm opnemen om van het 1e, laagste energieniveau aangeslagen te worden naar het 3e energieniveau, en vervolgens een foton uitzenden van 656 nm om uiteindelijk in het 2e energieniveau terecht te komen.

    Precies dat process is wat in moleculen gebeurt. Wat absorptie betreft is het grootste verschil tussen atomen en moleculen dat er in moleculen veel meer energieniveaus zijn, veel meer ’treden’ waar de elektronen naartoe kunnen springen zo’n energietrap als in tabel 21, zeg maar. Dus als je met een pen bijvoorbeeld moleculen rode kleurstof op papier aanbrengt en je kijkt ernaar, absorberen die kleurstofmoleculen allerlei golflengtes, maar sommige golflengtes net wat meer dan anderen. Wanneer dat kleurstofmolecuul zó gemaakt is, dat de energieniveaus in het molecuul zo zijn dat de meeste golflengtes, behalve de golflengtes van rood licht, geabsorbeerd worden, weerkaatst het rode licht op je papier en zie je dus de rode letters op je papier staan.

    [Een beetje achtergrond: Bij de meeste kleurstoffen gaan de elektronen uit de hoge energietoestanden terug naar een lage energietoestand door naar de vele, dichtbijelkaarliggende energieniveaus terug te vallen. Dit gebeurt telkens met het uitzenden van een lichtdeeltje met lage energie, bijvoorbeeld in het infrarode gebied. Die energie wordt dan dus omgezet in warmte. Dit is precies waarom zwarte objecten in de zon veel warmer worden dan witte, In die zwarte dingen worden de fotonen namelijk goed geabsorbeerd door de elektronen en daarna efficient omgezet naar infrarode straling!

    Er zijn ook nog sommige kleurstoffen die zo gemaakt zijn dat een deel van de aangeslagen elektronen eerst niet terugvalt naar een energieniveau dat dichtbij de hoge energietoestand ligt, maar naar een wat dieper liggend niveau. Als het elektron dan bij dat terugvallen een foton uitzendt wat in het zichtbarelichtspectrum valt, zie je dat als fluorescentie. Dus daarom zijn die markeerstiften bijvoorbeeld zo fel: daar worden dus fotonen van allerlei (hoge) energieën omgezet naar bijvoorbeeld gele, rode of groene fotonen en zendt zo’n kleurstof dus meer fotonen van die energie uit dan je erop schijnt!]

    Het antwoord is wat uitgebreid geworden. Hopelijk helpt het je verder. Als het niet duidelijk is, help ik je graag nog even verder :-).

    Groetjes,
    Mathijs

    In reactie op: rekenen met basenparen #3093
    Mathijs
    Expert

    Hoi Eva,

    We hebben even met de experts overlegd, en het heeft ons ook even geduurd voor we de vraag precies begrepen! Als je goed de vraag bekijkt, zie je dat gevraagd wordt hoeveel basenparen in de code GAT GAC GGG TCT GGC CTG gewijzigd kunnen worden, voordat de aminozuurvolgorde verandert. Die aminozuurvolgorde wordt getransleert naar Asp-Asp-Gly-Ser-Gly-Ser. De vraag is dan hoeveel mutaties je maximaal in het DNA kan maken voordat je andere aminozuren krijgt. Omdat een codon uit 3 baseparen bestaat, kan je dus per codon nooit meer dan 3 mutaties uitvoeren. Er zijn echter wel 3^4 mogelijkheden om de 4 bases over de 3 posities te verdelen, en 5 daarvan coderen voor serine, zoals je al aangeeft, maar dat is hier nu net niet de vraag :-).

    Om even een voorbeeldje te maken: Dat 14e codon, TCT, codeert voor serine. Nu, hoeveel baseparen kan je in dat codon veranderen terwijl het codon zelf nog voor serine blijft coderen? Je zou bijvoorbeeld de laatste base kunnen veranderen, zodat je TCA, TCG of TCC krijgt, dat allemaal voor serine codeert. Dan heb je 1 basepaar verandert. Als je dan nóg een base gaat veranderen in één van die 3 gemuteerde codons, verander je het aminozuur, dus dat mag niet meer. Als je echter niet het laatste basepaar, maar de eerste twee verandert, van TCT naar bijvoorbeeld AGT, kan je 2 aminozuren veranderen terwijl het codon nog steeds voor serine blijft coderen. Dus in codon 14, TCT, kan je maximaal 2 baseparen veranderen zonder dat je de aminozuurvolgorde in het peptide verandert.

    Kan je op een vergelijkbare manier beredeneren hoeveel mutaties je in de andere codons aan kan brengen? En kom je dan op 8 posities?

    Groetjes,
    Mathijs

    PS – wat achtergrondinfo: Zulk soort mutaties aanbrengen wordt trouwens relatief veel gebruikt in het genetisch modificeren van organismen. Als je bijvoorbeeld een eiwit uit een plant wil laten produceren door een bacterie, kan je tegen het probleem aanlopen dat de tRNAs die betrokken zijn bij het omzetten van het mRNA dat van het plantengen komt niet zoveel gemaakt worden door de bacterie, wat zorgt voor een langzamere translatie van het mRNA naar eiwitten. Tegelijkertijd kunnen andere tRNAs, die voor hetzelfde aminozuur coderen, juist wél in grote hoeveelheid aanwezig zijn in die bacterie. Dus door het aanbregen van slimme mutaties in het plantengen, kan je zo de productie van het planteneiwit in een transgene bacterie optimaliseren 🙂

    In reactie op: Aminozuren ladingen #2942
    Mathijs
    Expert

    Hoi Manon,

    Om nog even op te volgen op je vraag, wordt er misschien ook wat gezegd over de pH van de oplossing waarin de aminozuren zitten, of speelt dat geen rol in je vraag?

    Groetjes,
    Mathijs

    In reactie op: Aminozuren ladingen #2941
    Mathijs
    Expert

    Hoi Manon,

    De aminozuren waaruit eiwitten bestaan worden vaak ingedeeld in een aantal groepen, zoals je ook in Binas 67H ziet, zoals aromatische en alifatische aminozuren. Als de aminozuren ladingen hebben, betekent dat dat deze aminozuren ofwel een H+ extra hebben of missen, of een elektron teveel of te weinig hebben. Zie je in die tabel misschien groepen staan die iets te maken hebben met het uitwisselen van protonen of elektronen? En als je groepen ziet die daarmee te maken hebben, welke groepen hebben dan positieve en welke hebben dan negatieve lading?

    Groetjes,
    Mathijs

    In reactie op: Reactiesnelheid en exotherme reactie #2902
    Mathijs
    Expert

    Hoi Sven,

    Goed punt! Dus als je vergelijkt hoe de reactiesnelheid vertraagt bij een exotherme reactie, waarbij de temperatuur toeneemt tijdens de reactie (zoals bij Mg + H+), en een endotherme reactie, waarbij de temperatuur afneemt, zal die afname in het exotherme geval dan sterker of zwakker zijn.

    Overigens hoef je in de reactiesnelheidsvergelijking Mg niet mee te nemen, want dat is een vaste stof en de reactie is dus alleen afhankelijk van de hoeveelheid zuur in het systeem.

    Als je bij de tweede vraag doelt op de halfreacties, kan je dan bedenken bij welke halfreacties de zuurconcentratie een rol speelt en bij welke halfreacties die niet een rol speelt. Als de zuurconcentratie een rol speelt, heeft een verlaging daarvan natuurlijk een vertragend effect, wat weer deels wordt opgeheven door de temperatuursstijging.

    Groetjes,
    Mathijs

    In reactie op: Reactiesnelheid en exotherme reactie #2900
    Mathijs
    Expert

    Hoi Sven,

    De (redox)reactie die je beschrijft, Mg + 2H+ –> Mg2+ + H2, is inderdaad exotherm. Zoals je misschien wel ziet, kan je die reactie ook nog opbreken in 2 halfreacties: 1 waarbij elektronen vrijkomen en 1 waarbij de elektronen weer opgenomen worden.

    Wat weet je misschien over de snelheid van chemische reacties en hoe die verandert als je de temperatuur verhoogt? Hoe zit dat bijvoorbeeld bij het garen van eten in een au-bain-mariebak, pan kokend water, of in een snelkookpan?

    Voor je vervolgvraag, weet je misschien een formule waarmee je de snelheid van een chemische reactie kan uitrekenen? En hoe speelt de temperatuur een rol bij de termen in die formule?

    Groetjes,
    Mathijs

    In reactie op: redoxreactie #2749
    Mathijs
    Expert

    Hoi Hasan,

    Waarschijnlijk dat je ook al je Binas hebt raadgepleegd om te kijken naar de standaardelektrodenpotentialen van Mg en Ni. Je ziet dan dat de halfreactie van Mg2+ + 2 e- –> Mg een potentiaal van -2.37 heeft en Ni2+ + 2e- –> Ni heeft een potentiaal van -0.26. Kan je daaruit opmaken welke metaalionen de sterkste oxidator zijn en welk metaal de sterkste reductor?

    Bovendien is de observatie dat er een afzetting is op de Ni-elektrode en ook dat het magnesiumlint oplost. Wat betekent het eigenlijk dat dat magnesiumlint oplost? Gaat in die opstelling Mg in oplossing naar Mg2+ of komt het juist úit de oplossing als Mg?
    Voor de andere opstelling met Ni, als er Ni gevormd wordt, moet de elektrode een metaalachtige kleur hebben, want Ni glimt in principe. Zie je dat ook? Als dat niet zo is, hoe zou je dan de vorming van zo’n afzetting nog meer kunnen verklaren? Kan die veroorzaakt worden door Mg2+ of niet?

    Hopelijk helpt je dat wat op pad.

    Groetjes,
    Mathijs

    In reactie op: pH #2745
    Mathijs
    Expert

    Hoi Hasan,

    Precies. Bij oplossing 4 blijft de pH gelijk, omdat de pH van die oplossing gelijk is aan de pH van de KOH oplossing.
    Om je vervolgvraag te beantwoorden, dat verband is er zeker en dat verband kan je uitdrukken in een formule. Je weet namelijk hoeveel mL je van de KOH oplossing hebt en hoeveel OH- ionen daarin zitten. Als je wil weten hoe de pH gaat veranderen, moet je weten hoe de concentratie OH-, dus de hoeveelheid OH- het volume waar die in zitten, verandert. Lukt het om daar een formuletje mee te maken?

    Groetjes,
    Mathijs

    In reactie op: pH #2724
    Mathijs
    Expert

    Hoi Hassan,

    Je noemt al dat je op het begin beschikking hebt over 100 mL 0.01 M KOH-oplossing. KOH is een sterke base. Wat weet je van de pH van die oplossing en wat weet je over de pH van de andere oplossingen onder 1, 2, 3 en 4? Wat voor effect zal je dan zien als je die oplossingen onder 1, 2, 3 en 4 mengt met je KOH-oplossing?

    Groeten,
    Mathijs

    In reactie op: chemische kinetiek #2722
    Mathijs
    Expert

    Hoi Hassan,

    Dat klopt. De verdelingsgraad speelt alleen een rol wanneer een van de stoffen een vaste stof is.
    (Je weet vast wel wat er gebeurt als je een Mentosje in een fles cola gooit. Dat oppervlak van dat Mentosje vervult dan de rol van een fijnverdeelde katalysator waar de ontleding van H2CO3 in H2O en CO2 (gas!) wordt gekatalyseerd, met spectaculaire effecten tot gevolg. Zonder die microscopische ruwheid van dat Mentosje gaat dat proces een stuk langzamer!)

    Groetjes,
    Mathijs

    In reactie op: Reageer op: Chemisch rekenen #2230
    Mathijs
    Expert

    Hoi Berkay,

    Sorry voor het late antwoord. Er ging iets even niet goed met onze meldingen.
    Zoals je wellicht geleerd hebt, gaan redox reacties over het uitwisselen van elektronen. Als je bijvoorbeeld met Binas een redoxreactievergelijking oplost, hoe doe je dat dan? Gebruik je dan wel of geen halfreacties?

    En wat weet je toevallig over edelgassen en hun elektronische structuur? Heb je bijvoorbeeld ooit Ar+, of Ne- gezien, of niet?

    Groetjes,
    Mathijs

    In reactie op: beton #2313
    Mathijs
    Expert

    Hoi Max,

    Beton bestaat inderdaad uit een complex mengsel van zouthydraten die gevormd worden wanneer cement en water gemengd worden. Hoewel die hydraten dus watermoleculen in hun kristalrooster hebben, is dat kristalwater, omdat het echt onderdeel van het kristal is, niet echt te vergelijken met watermoleculen in een glas water. De watermoleculen zorgen ervoor dat alle ionen stevig in het kristalrooster zitten. Als je bijvoorbeeld in Binas tabel 45B kijkt, zie je ook dat hydraten, dus zouten met kristalwater, ook niet per se goed oplosbaar zijn in water.

    Al met al moet je zo’n hydraat dus eigenlijk echt als een ander zout beschouwen dan het ‘droge’ zout, en het is zeker niet slechts een ‘natte’ variant van het droge zout.

    Helpt dit je zo een beetje? Als je nog verdere vragen hebt, hoor ik het graag!

    Groetjes,
    Mathijs

    In reactie op: formule kloppend maken #2207
    Mathijs
    Expert

    Goedemiddag!

    Zoals je wellicht geleerd hebt, verlies je nooit atomen tijdens een chemische reactie. De moleculen veranderen wel tijdens zo’n reactie, dus de manier waarop de atomen verdeeld worden veranderd. Denk maar aan bijvoorbeeld het reageren van zuren en basen, waarin H+ deeltjes met OH- deeltjes samen reageren om H2O te vormen. Je stopt er dan 2 H’tjes en 1 O’tje in en je hebt aan het eind nog steeds 2 H’tjes en 1 O’tje.

    Nu, als je naar de reactievergelijking die je laat zien kijkt, zie je dan hoeveel van welke atomen we na de pijl nog niet toegewezen hebben? Heb je een idee welke deeltjes je dan zou kunnen vormen?

    In reactie op: pH-verandering in bloed #2175
    Mathijs
    Expert

    Super! Mooi dat het je gelukt is.
    Die plusjes en minnetjes zijn venijnig, maar superbelangrijk inderdaad. Een foutje zit in een klein hoekje, zoals je wel ziet.

    Hopelijk is het nu duidelijk hoe je de opgave moet benaderen. Het juiste evenwicht opzoeken en de juiste K-waarde pakken (Kz of Kb), dan de ratio tussen het zuur en de base uitrekenen, berekenen wat de nieuwe ratio gaat worden en die in je formule invullen om de pH te vinden voor die nieuwe situatie.

    Mocht je jezelf nog een beetje extra zou willen uitdagen, voor de bonuspunten, zeg maar, zou je ook eventueel eens kunnen kijken of je met een berekening uitgaande van de Kb en het daarbij behorende evenwicht op hetzelfde uitkomt.

    In elk geval, als je er nog dingen niet helemaal duidelijk zijn, hoor ik het graag!

    In reactie op: pH-verandering in bloed #2172
    Mathijs
    Expert

    Hoi KS,

    Dat kan gebeuren!

    Goed, je weet dus dat je 17.8 keer zoveel HCO3- als CO2 hebt. Om even een proefsommetje met makkelijke getallen te maken, stel je voor dat je 17.8 mmol HCO3- hebt en 1 mmol H2CO3. Als je dan 1% van de HCO3- wegreageert, is dat 0.178 mmol. Er komt dan dus bovenop de 1 mmol H2CO3 nog 0.178 mmol H2CO3 bij als gevolg van de reactie. Dus de nieuwe hoeveelheid H2CO3 is dan 1.178 mmol. Dat is (1.178-1)/1 *100 = 17.8% meer H2CO3. Dus de verandering van H2CO3 schaalt mee met de verhouding!

    Dus op het eind heb je dan 0.99/1.178 keer de originele ratio. Je weet dat zoals je al uitrekent (maar dan nu in de p-waardes), pH = pKz – log(HCO3-/H2CO3) = 6.09 – log(HCO3-_oud/H2CO3_oud * 0.99/1.178) = niet heel ver van 7.35 (7.27 als je het narekent).

    Groeten,
    Mathijs

15 berichten aan het bekijken - 16 tot 30 (van in totaal 42)

Inloggen voor experts