Geboren: 20 augustus 1779 in Väfversunda.
Overleden: 7 augustus 1848 in Stockholm.
Zweeds scheikundige.
Studie
Berzelius studeerde geneeskunde aan de universiteit van Uppsala en bekwaamde zich later in de scheikunde via de boeken van W. von Girtanner en A. F. de Fourcroy. Hij deed al vroeg experimenten, o.a. in het laboratorium in het huis van Hisinger.
Loopbaan
Hij was hoogleraar in de geneeskunde en farmacie in Stockholm (1807 – 1831), waar hij tevens scheikunde doceerde. Na 1831 werkte hij voor de Zweedse Academie van Wetenschappen. In 1818 verkreeg hij een adellijke titel; in 1835 de titel Freiherr.
Belangrijkste werk
Hij verzorgde vele publicaties – in meerdere talen -, bracht een bekend Leerboek der Scheikunde uit en correspondeerde met verscheidene bekende tijdgenoten op zijn vakgebied.
Zijn onderzoeksterrein was bijzonder breed; hij introduceerde begrippen als katalyse, isomerie, polymerie, allotropie, halogenen en proteïnen. Hij verrichte meer dan 2000 analyses en bepaalde verscheidene atoom- en molecuulmassa’s. Hij was daarmee één van de grondleggers van de elementairanalyse.
Hij ontdekte of isoleerde als eerste een aantal elementen: cerium (1803), samen met Hisinger – , seleen (1817), silicium (1823), zirkoon (1824) en thorium (1828). Hij deed het voorstel voor de namen van lithium, natrium en vanadium en stelde een systeem voor de symbolen van de elementen op.
Belangrijke leerlingen van Berzelius zijn:
Johann August Arfvedson, L. Gmelin, Carl Gustav Mosander, Heinrich en Gustav Rose, Niels Gabriël Sefström en Friedrich Wöhler.