docent Dick

docent Dick

Aangemaakte reacties

15 berichten aan het bekijken - 16 tot 30 (van in totaal 187)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: Redoxreacties hulp #170601
    docent Dick
    Expert

    Beste Sara,

    In BINAS tabel 48 vind je de halfreacties.

    Vraag 1.

    Als je de halfreactie van oxaalzuur opzoekt , dan zie je dat oxaalzuur een reductor is.

    Je schrijft de halfreactie over en zet links van de pijl de reductor.

    Ook zoek je de halfreactie van (oxidator) permanganaat op. Je vindt 3 halfreacties van MnO4.

    Welke moet je hier nemen?

    a. MnO4 + 8H+ 5e —> Mn2+ + 4 H2O(l)

    b. MnO4 + 2 H2O(l) + 3e –> MnO2 + 4 OH

    c. MnO4 + e —> MnO42-

    Als je een aangezuurde kaliumpermanganaat-oplossing hebt, dan neem je de vergelijking bij a

    Als je kaliumpermanganaat in neutraal of basisch milieu hebt, dan neem de de vergelijking van b.

    MnO4 in vergelijking b is een sterkere oxidator dan in vergelijking c.

    Je schijft oxaalzuur en kaliumpermanganaat.

    Kun je nu de halfreacties opschrijven en de totaalreactie geven?

    Vraag 2: zwavelzuuroplossing en lood

    Bedenk eerst goed welke deeltjes je hier in de oplossing hebt: Zwavelzuur is een sterk zuur, dus volledig in ionen gesplitst!

    Wie kun  je nu  als oxidator en reductor aanwijzen?

    Let goed op: bij SO42- als oxidator staat een noot!!!!

    Tot slot: Een redoxreactie verloopt goed als de oxidator boven de reductor in tabel 48 staat.

    Heb ik zo een stuk op weg geholpen?

    Als je nog vervolgvragen hebt, dan zien we die graag tegemoet.

    Met vriendelijke groet,

    Dick

     

    In reactie op: Scheikunde titratie zorgt voor verwarring #170594
    docent Dick
    Expert

    Beste Rens,

     

    Vraag 1:

    Voor de duidelijkheid:

    10,00 ml 0,0788 M H2SO4 = 0,01000 L * 0,0788*2 mol H3O+ = 1,576.10-3 mol H3O+

    1,576.10-3 mol H3O+ komt overeen met 1,576.10-3 mol NH3

    1,576.10-3 mol NH3 / 0,01306 L = 0,121 mol NH3/L (Let op de afronding, drie cijfers significant!)

    Als je het tweede doet, suggereer je dat je 13,06 mL 0,0788 M zwavelzuur getitreerd hebt met 10,00 mL ammonia.

    Zie je het verschil!!!!

     

    Tweede vraag:

    In de erlenmeyer zit een zwavelzuuroplossing – H3O+(aq) en SO42- (aq) –

    In de buret zit ammonia – een oplossing van ammoniak in water –

    NH3 is een zwakke base. In de buret heb je dus je maken met het evenwicht: NH3 + H2O <–> NH4+ + OH

    Tijdens de titratie druppel je een oplossing van ammonia toe.

    Als een zwakke base reageert met een sterk zuur schrijven we de reactievergelijking als volgt op:

    NH3(aq) + H3O+(aq) –> NH4+ (aq) + H2O(l).

    Het ontstane NH4+ is een zwak zuur dus tijdens de titratie treedt dit evenwicht in: NH4+ (aq) + H2O <–>H3O+ + NH3(aq).

    Omslag van de indicator geeft einde van de titratie aan:

    je hebt 1,576.10-3 mol NH3 toegevoegd aan (1,576.10-3)/2 mol H2SO4 .

    Je hebt nog steeds het evenwicht NH4+ (aq) + H2O <–>H3O+ + NH3(aq)

    <–> zijn evenwichtspijlen.

    Ik hoop je zo voldoende geholpen te hebben.

    Als er nog een vervolgvraag is, dan zien we die wel tegemoet.

    Met vriendelijke groet,

    Dick

     

     

    In reactie op: verschil redox en zuurbase reacties. #170490
    docent Dick
    Expert

    Beste Jade,

    Het (simpele) antwoord is: Kijk naar de stoffen die worden genoemd. Zie je een zuur, kijk dan of er een base is.

    Zo niet, kijk dan of je te maken hebt met een een reductor en oxidator.

    Voorbeeld: een titratie van oxaalzuuroplossing met natronloog is een zuurbase titratie,

    een titratie van oxaalzuuroplossing met aangezuurd kaliumpermanganaatoplossing is een redoxreactie

    een titratie van natriumsulfietoplossing met zoutzuur is een zuurbase reactie

    een titratie van een natriumsulfietoplossing met een joodoplossing is een redoxreactie.

    Bedenk echter dat je ook te maken kunt hebben met een neerslagtitratie!

    voorbeeld: zoutzuur met zilvernitraatoplossing.

    Geeft dit een voldoend antwoord op je vraag?

    Met vriendelijke groet,

    Dick

     

     

     

     

    In reactie op: redoxreacties practicum #170277
    docent Dick
    Expert

    Beste H,

    Als je een verdunde waterstofperoxide-oplossing mengt met een kaliumjodide-oplossing treedt een redoxreactie op waarbij een geel gekleurde oplossing ontstaat.

    Heb je echt geen idee door welke stof de oplossing geel kleurt?

    Zetmeel kleurt met deze stof zwart tot donker blauw! (tabel BINAS 65B raadplegen?)

    Als je in BINAS tabel 48 kijkt, kun je dan bedenken welke halfreactie van H2O2 je hier moet gebruiken?

    Helpt dit je op weg? Zo niet, dan zie ik je vervolgvraag graag tegemoet?

    Met vriendelijke groet,

    Dick

     

     

     

    In reactie op: Energiediagram #170214
    docent Dick
    Expert

    Beste Louise,

    Klein foutje: Propaan is C3H8 :

    C3H8 + 5O2 -> 3CO2 + 4H2O

    Met vriendelijke groet,

    Dick

    In reactie op: Energiediagram #170212
    docent Dick
    Expert

    Beste Louise,

    De reactievergelijking voor de vorming van water (l) is: H2(g) + 1/2 O2(g) –> H2O(l)

    Om 1 mol water te vormen heb je 1 mol waterstof en 1/2 mol zuurstof nodig.

    1/2 mol zuurstof bevat 1 mol O-atomen.

    Is dat voldoende duidelijk?

    Met vriendelijke groet,

    Dick

     

    In reactie op: Osmotische druk #169100
    docent Dick
    Expert

    Beste Julie,

    Ik ben geen geen expert op het gebied van infuusvloeistoffen, maar volgens mij heb je in dit geval een osmotische druk van de 0,050 M NaCl oplossing en de opgeloste glucose.

    Formule: Osmotische druk in pascal = i.M.R.T

    I is bij NaCl 2 (omdat het in 2 ionen splitst)

    M in aantal mol /m3 oplossing

    R is de gasconstante : 8,3144

    T in temperatuur in  K

    Berekende osmotische druk door de NaCl in de oplossing

    Trek deze van de totale osmotische druk af. Dit is de osmotische druk veroorzaakt door de glucose in oplossing.

    Vul dit alles in je formule – Osmotische druk in pascal = i.M.R.T  – in, en bereken M (in mol/m3)

    Je weet nu hoeveel mol glucose per liter je hebt. Dat kun je omrekenen naar gram.

    Dat levert volgens mij inderdaad 39 g glucose / liter op.

    Ik hoop bovenstaande je verder op weg helpt.

    Met vriendelijke groet,

    Dick

    In reactie op: mol #169081
    docent Dick
    Expert

    Hoi Elise,

    Wat je schrijft klopt.

    M wordt in een formule voor de berekening van het aantal mol gebruikt.

    M staat ook voor molair dat is mol/L of mmol/ml.

    Als in een opgave staat: 20,0 mL 0,10 M natronloog, dan weet je deze oplossing 0,10 mol NaOH/L  of 0,10 mmol NaOH/mL bevat.

    Als je moet uitrekenen hoeveel mol 10,0 g NaCl is dan bereken je dat via de formule: aantal mol = m/M

    m is hier de massa in gram en M de massa van 1 mol stof in gram.

    Is dit voldoende duidelijk?

    Groeten,

    Dick

     

    In reactie op: massapercentage ijzer uit hematiet berekenen #168738
    docent Dick
    Expert

    Beste Lisa,

    In Fe2O3 heb je twee ijzeratomen en drie zuurstofatomen.

    De totale massa  van Fe2O3 is dus 2x 55,85 u + 3 x 16,00 u

    De massa van het ijzer in ijzer(III)oxide is 2×55,85 u.

    Is dit voldoende duidelijk?

    Met vriendelijke groet,

    Dick

     

     

     

    In reactie op: Zouten #168648
    docent Dick
    Expert

    Beste Louise,

    Bij zouten denk je altijd eerst aan verbindingen van een metaal met een niet-metaal of metaal en samengestelde niet-metalen.

    Voorbeeld: NaCl, FeBr3, CaSO4, Al2(PO4)3.

    Als ammoniak echter reageert met zoutzuur, dan wordt er een oplossing van ammoniumchloride gevormd.

    NH3(g) + H3O+ –> NH4+ + H2O

    Er worden nu ammoniumionen gevormd. In de oplossing zijn de Cl-ionen ook aanwezig, dus ontstaat er een zoutoplossing.

    In tabel BINAS 45, zie ammoniumionen bij de positieve ionen staan.

    Het is dus niet zo dat er in zouten altijd metaalionen aanwezig zijn.

    Je hebt nu geleerd:

    In de formule van (NH4)2SO4  herken je sulfaat: dat is een ion. En je weet nu dat NH4+ ook een ion is.

    Is dat duidelijk?

    Met vriendelijke groet,

    Dick.

    In reactie op: Tekenen van een oplossing #168636
    docent Dick
    Expert

    Beste Louise,

    Je schrijft ‘Volgens het antwoordenboekje zou het een rondje moeten zijn met daarin Ca2+ met daaromheen 4 keer, 3 losse bolletjes waarbij het H bolletje het dichtste bij het Ca2+ rondje zat.’ Dat vind ik vreemd!!!

    Als je een zoutoplossing (in water) hebt, worden de ionen gehydrateerd.

    Je geeft dit in een vergelijking weer met: Ca3(C6H507)2 (s) +ag —> 3 Ca2+(aq) + 2 C6H5073-(aq).

    Op microschaal teken je een calciumion als bolletje met daarom heen watermoleculen die met hun O-kant naar het calciumionen zijn gekeerd. Want een watermolecuul is een dipool.

    Er zijn 4 watermoleculen om een calciumion getekend, omdat men soms stelt dat er twee keer zoveel watermoleculen om een ion zitten als zijn lading bedraagt, maar dat is arbitrair.

    Weet je waarom een watermolecuul een dipool is?

    Weet je waarom een watermolecuul met zijn O-kant naar het calciumion is gekeerd?

    Bij een citraation teken je de watermoleculen om het bolletje citraat met de H-kant van de watermoleculen naar het citraat gericht.

    Is je duidelijk waarom de watermoleculen nu zo gericht zijn?

    Ik hoop dat bovenstaande uitleg je helpt.

    Als je nog een vervolgvraag hebt, dan zien we die graag tegemoet.

    Met vriendelijke groet,

     

    Dick

    In reactie op: Tandenbleken #168564
    docent Dick
    Expert

    Beste Bente,

    Het zijn pigmenten die met waterstofperoxide reageren.

    Ik ken hiervoor geen reactievergelijking.

    Ik leg je vraag nog even voor aan mijn collega’s, misschien weten zij meer.

    Wel kan ik je nog attenderen op de onderstaande site:

    https://www.nemokennislink.nl/publicaties/met-je-tanden-in-waterstofperoxide/

    Groeten,

    Dick

    In reactie op: Stoffen onderscheiden #166227
    docent Dick
    Expert

    Beste Isabel,

    Je moet in de totaalreactie 5H2O links van de pijl wegstrepen tegen 5 H2O rechts van de pijl en 10 Hrechts van de pijl wegstrepen tegen 10 H+ links van de pijl.

    Je totaalteactie moet namelijk altijd een ‘netto’ reactie zijn!

    Dick

    In reactie op: Stoffen onderscheiden #166225
    docent Dick
    Expert

    Hoi Isabel,

    Het is een redoxreactie.

    MnO4– is de oxidator en SO32- is de reductor.

    Zoek de halfreacties op in tabel 48 BINAS.

    Let op: MnO4 in zuur milieu.

    Dick

    In reactie op: Stoffen onderscheiden #166192
    docent Dick
    Expert

    Beste Isabel,

    Eens met de opmerking van Jan Wim.

    Een aantal gehydrateerde metaalionen (zoals Fe(H2O)63+) kunnen als zwak zuur optreden, zie tabel 49 BINAS.

    Wat ik ook nog in gedachten had: Bij de zoutoplossing doe je bijv. een druppeltje aangezuurd kaliumpermanganaatoplossing. Als het zout natriumsulfiet was, wordt dit druppeltje ontkleurd.

    Met vriendelijke groet,

    Dick

15 berichten aan het bekijken - 16 tot 30 (van in totaal 187)

Inloggen voor experts