Siebe Lekanne Deprez

Siebe Lekanne Deprez

Aangemaakte reacties

10 berichten aan het bekijken - 31 tot 40 (van in totaal 40)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: Moleculaire stoffen mengen #2083

    Hoi Tim,

    Dit is een mooi voorbeeld van hoe je de polariteit bepaalt van grote(re) moleculen en wat het effect is op het mengen van stoffen. Laten we eens jouw voorbeeld nemen van een molecuul met één polaire groep (-OH) en voor de rest CH2 groepen. De stof zal inderdaad vooral apolair zijn door die lange koolwaterstofstaart waardoor de polaire groep weinig effect heeft.

    Echter, wat belangrijk is om te beseffen, is dat het te simpel is om dat hele molecuul apolair te noemen want het polaire gedeelte kan weldegelijk zorgen voor interessante effecten; niet alleen als je het mengt met een andere stof, maar ook als je het laat mengen met zichzelf! Misschien heb je van celmembranen gehoord die bestaan uit een fosfolipide dubbellaag (zie afbeelding). De situatie in een fosfolipide lijkt erg op jouw situatie, namelijk een polaire kop (hydrofiel) en een lange, apolaire staart (hydrofoob). In de eerste instantie zou je zeggen dat een fosfolipide apolair is door de koolwaterstofstaart, maar door de polaire kop is het molecuul zowel polair als apolair. Juist deze combinatie van polair/apolair is cruciaal om cellen intact te houden.

    Dus over het algemeen kan je zeggen dat een molecuul met één OH groep en veel CH2 groepen apolair is, maar wanneer je verder in detail treedt, moet je toch ook in je achterhoofd houden dat het molecuul gedeeltelijk polair is.

    Tot slot: een dipool blijft aanwezig, ook als je de koolstofstaart langer maakt. Misschien verminder je het effect van de dipool over het hele molecuul als je het molecuul groter maakt, maar de -OH groep blijft gepolariseerd.

    In reactie op: stoichiometrische berekeningen #2021

    Beste Timmy,

    Bedankt voor je vraag!

    Je hebt correct ingezien dat de KCl-oplossing de limiterende reactant is want daar is de minste hoeveelheid van aanwezig in de oplossing (0.04238 mol KCl tegenover 0.0608 mol AgNO3).

    De massa AgCl heb je ook juist berekend met de juiste molaire massa (143.3 g/mol). Let alleen nog wel op de eenheden. Als je het volgende berekent: [mol] * [g/mol] leidt tot [g] en niet tot [mol]. Dus het antwoord m (AgCl) moet zijn 6.28 g in plaats van 6.28 mol.

    Verder klopt de berekening voor de overgebleven massa ook. Je neemt goed het verschil tussen de beginhoeveelheid (0.0608 mol voor AgNO3) en de hoeveelheid die reageert (0.0438 mol). Vervolgens kom je uit op 2,88 g (of op 2.89 g als je een molaire massa van 169.87 g/mol voor AgNO3 gebruikt).

    Aangezien alle KCl gereageerd heeft, blijft er 0 g KCl over en dit wist je denk ik al vanaf het moment wanneer je zag dat KCl de limiterende reactant is.

    Tot slot nog waar op gelet wordt door docenten: je hebt goed op de significantie gelet (drie significante cijfers). Goed gedaan!

    In reactie op: stoichiometrische berekeningen #2008

    Beste Timmy,

    Je snapt het inderdaad nu en het antwoord klopt helemaal!

    In reactie op: vitamine c gehalte uit bruistablet #1917

    Hoi Kim,

    Goed dat je de ingrediënten van het bruistablet hebt opgezocht. Normaal gesproken zou je een zuurbase titratie kunnen uitvoeren met natronloog om de vitamine c gehalte te bepalen. Als indicator kan dan je bijvoorbeeld een fenolftaleïne oplossing gebruiken. Ik zie echter dat er andere zure stoffen aanwezig zijn in het tablet (citroenzuur & zuurteregelaar) waardoor natronloog ook met die stoffen zal reageren. Dit zou helaas leiden tot een onnauwkeurige titratie.

    Omdat ik nu niet een definitief antwoord kan geven, zou ik willen voorstellen dat je op de volgende site gaat kijken: https://maken.wikiwijs.nl/34793/Bepaling_van_het_vitamine_C_gehalte#!page-248188

    Hier staan meerdere mogelijkheden om de gehalte van vitamine c te bepalen met voor elk een lijst van benodigdheden en een procedure om het uit te voeren. Ik weet niet of het mogelijk is om deze opties met je leraar/lerares te bespreken om vervolgens samen te kijken welke optie het meest geschikt is.

    Laat het me maar weten als je nog vragen hebt!

    Groetjes,

    Siebe

    In reactie op: Bioplastic #1607

    Hey Kees,

    Er kunnen verschillende redenen zijn, maar wij denken dat de meest prominente de verdamping van water is. Vooral bij polymeren zit er vaak oplosmiddel nog ‘gevangen’ in het polymeer doordat de polymeerketens vrij stug en lang kunnen zijn. Daardoor sluit je het oplosmiddel op. Belangrijk is dat er nog wel wat bewegingsvrijheid is voor oplosmiddelmoleculen om toch nog te kunnen verdampen uit het polymeer.

    Dit leidt tot een volumeverandering waarin het volume van het polymeer afneemt (krimpen). Andere redenen kunnen zijn dat onder bepaalde omstandigheden (hoge temperaturen. ioniserende straling of aanwezigheid van zuurstof) een polymeer verder reageert waarin het bijvoorbeeld wordt afgebroken, maar dit zou niet zo fijn zijn als het na een dag al gebeurd.

    Ik hoop dat mijn antwoord je heeft geholpen!

    In reactie op: structuurformules #1579

    Hey Emma,

    Dat is een goede vraag en die kan je denk ik het best begrijpen door simpelweg verschillende structuren te teken met buteen als basis. en de methylgroepen op willekeurige plekken. Als je dat doet, dan kom je erachter dat er maar één mogelijkheid is omdat anders het geen buteen wordt, maar penteen. Als je namelijk een methylgroep aan een uiteinde van buteen plaatst, dan maak je er penteen (of pent-2-een om precies te zijn) van.

    Probeer het maar eens, en als je er toch niet uitkomt, dan wil ik je graag verder helpen!

    In reactie op: Verdampingswarmte #1554

    Hey Eline,

    Goed dat je het vraagt! Je hebt correct de formule van de reactiewarmte ΔE opgeschreven en uitgewerkt.

    Het deel van de ‘+ Everdamping’ slaat op het feit dat de ontstane methanol van de vloeibare fase naar de gasfase word gebracht. Waarom je dit specifiek erbij optelt, is omdat de verdampingsenergie opeens een grote sprong in energie is waardoor je het expliciet erbij moet optellen.

    Let wel op (hier ontstaat waarschijnlijk je verwarring) dat de reactiewarmte in de eenheid J per mol is. Er wordt hier inderdaad geen rekening gehouden met de 10% conversie omdat dit de algemene reactiewarmte is, te herkennen aan het ‘per mol’ gedeelte. Als je de 10% zou willen beschouwen, dan moet je simpelweg de hele reactiewarmte keer 0.10 (=10%) doen omdat je maar 10 % conversie hebt.

    Dit betekent echter niet dat je alleen de ‘+ Everdamping’ keer 0.10 moet doen, want dan zeg je in feite dat er 100% conversie van methanol is waarvan 10% in de gasfase is (want de ‘Evorming’ en ‘Evorming’ doe je niet keer 0.10). Dit is niet correct.

    Dus de ‘+ Everdamping’ staat op de verdampingsenergie van methanol waarbij met de reactiewarmte ΔE het algemene scenario beschrijft met 100% conversie. Hierin is nog niet de 10% conversie meegenomen. Als je vervolgens ΔE (en niet alleen ‘+ Everdamping’) keer 0.10 doet, dan heb je de reactiewarmte voor de 10% conversie.

    Ik hoop dat dit het wat duidelijker maakt!

    In reactie op: Redox batterij #1470

    Hey Eline,

    Volgens mij zeggen jouw antwoord en die van het nakijkboek precies hetzelfde, maar kijk jij vanuit het perspectief van de oxidator. Je zegt namelijk terecht dat de producten op de koolstofstaat elektronen opnemen waardoor mangaan als oxidator optreedt en van oxidatietoestand verandert (namelijk van IV naar III).

    Maar waar komen die elektronen vandaan? Ze komen in ieder geval niet van mangaan(IV)oxide of ammoniak want de halfreactie voor die stoffen ken je al. Dat betekent dat de koolstofstaaf elektronen afstaat en als reductor optreedt.

    Je hebt dus volkomen gelijk met de bewering dat elektronen altijd onttrokken worden van de reductor en in dit geval komen die elektronen van de koolstofstaaf omdat de koolstofstaaf een reductor is. De halfreactie die je moet geven, is de halfreactie van de oxidator.

    Ik hoop dat het nu wat helderder is!

    In reactie op: Jood #1467

    Hey Eline,

    Allereerst is jouw redenering of de reactie endotherm of exotherm is helemaal goed! Sublimatie van jood geeft inderdaad aan dat er warmte vrijkomt.

    Wat betreft de vraag of jood een vaste stof is: onder standaardomstandigheden, dus bij 20 graden Celsius en atmosferische druk, is jood een vaste stof. Het nakijkboekje geeft correct aan dat jood sublimeert. Ik denk dat de verwarring komt door het feit dat je bij de zetmeelproef een oplossing van jood in water hebt gebruikt. Voor het proefje met zetmeel wordt jood (elementair, dus vaste stof) namelijk eerst opgelost in een oplossing van kalium jodide. De reden hiervoor is dat er een specifiek ion nodig is I<sub>3</sub><sup>-</sup> die aan het zetmeel bindt en dus een kleurverandering veroorzaakt.

    Kortom, jood is een vaste stof onder standaardomstandigheden, maar jood in oplossing wordt gebruikt voor de zetmeel proef waarin eerst elementair jood (vaste stof) wordt opgelost.

    Laat me weten of je nog vragen hierover hebt!

    In reactie op: huilen van uien #1276

    Hey David,

    Het is een leuke en interessante vraag die je stelt! Echter, dit forum is vooral bedoeld voor vragen die passen binnen het middelbare schoolcurriculum. Daarom verwijs ik je graag door naar deze link: https://www.gezondheidsnet.nl/groente-en-fruit/waarom-moet-je-huilen-als-je-uien-snijdt.

    Maar, het komt er in principe op neer dat er zwavelhoudende stof vrijkomt die via de lucht in je ogen belandt. Deze stof ondergaat een reactie in de vocht van je ogen waardoor je een irriterend gevoel gevoel krijgt en je moet huilen.

    Groetjes,

    Siebe

10 berichten aan het bekijken - 31 tot 40 (van in totaal 40)

Inloggen voor experts