Deze oefentoets bestaat uit vijf vragen over het onderwerp Redox.
De uitwerking vind je na het openen van alle hints. Let op, sommige vragen hebben geen ‘Controleer antwoord’ knop. Controleer hier zelf je antwoord met behulp van de hints en uitwerking.
Vraag 1
In een detector voor koolstofmonoxide vindt onder andere de volgende reactie plaats:
CO + PdCl2●2H2O 🡪 CO2 + Pd + 2 HCl + H2O
De oranje stof PdCl2●2H2O wordt door de reactie met koolstofmonoxide omgezet in het donkergrijze palladium. De bovenstaande reactie is een redoxreactie waarbij de palladiumdeeltjes van lading veranderen. Bepaal aan de hand van de ladingsverandering of de palladiumdeeltjes in PdCl2●2H2O bij deze reactie oxidator of reductor zijn.
Vraag 2
Leg uit of de volgende reacties wel of geen redoxreacties zijn.
Vraag 3
Geef met hulp van halfreacties, de vergelijkingen van de redoxreacties die optreden bij de volgende processen.
Vraag 4
Een zwavelbrug komt voor in eiwitten. Een kapper die een permanent zet, maakt eerst zwavelbruggen kapot. Daarna maakt hij nieuwe zwavelbruggen die het haar in een ander model houden. Een zwavelbrug kun je noteren als R-S-S-R, de R staat voor rest.
De zwavelbrug wordt gevormd uit cysteïne-eenheden. Die kun je noteren als R-S-H.
Vraag 5
In een hoogoven vindt de volgende reactie plaats:
Fe2O3 + 3 C 🡪 2 Fe + 3 CO2