Redoxreacties

a)

Helaas. Het antwoord is niet juist. Probeer het nog een keer!

Klopt! Het gegeven antwoord is juist.

1. Stel de reactievergelijkingen op.

2. Als een deeltje van lading verandert dan zijn er elektronen overgedragen en is er sprake van een redoxreactie (tip: kijk naar het metaalatoom in de reactievergelijking)

3. CaO + 2 H₃O⁺ → Ca²⁺ + 3 H₂O

   Zuur-basereactie

b)

Helaas. Het antwoord is niet juist. Probeer het nog een keer!

Klopt! Het gegeven antwoord is juist.

1. Stel de reactievergelijkingen op.

2. Als een deeltje van lading verandert dan zijn er elektronen overgedragen en is er sprake van een redoxreactie (tip: kijk naar het metaalatoom in de reactievergelijking)

3. 3 S + 2 Al → Al₂S₃

   Redoxreactie, de lading van aluminium gaat van 2⁺ naar neutraal

c)

Helaas. Het antwoord is niet juist. Probeer het nog een keer!

Klopt! Het gegeven antwoord is juist.

1. Stel de reactievergelijkingen op.

2. Als een deeltje van lading verandert dan zijn er elektronen overgedragen en is er sprake van een redoxreactie (tip: kijk naar het metaalatoom in de reactievergelijking)

3. Ca²⁺ +  CO₃^2- → CaCO₃

   Neerslagreactie

d)

Helaas. Het antwoord is niet juist. Probeer het nog een keer!

Klopt! Het gegeven antwoord is juist.

1. Stel de reactievergelijkingen op.

2. Als een deeltje van lading verandert dan zijn er elektronen overgedragen en is er sprake van een redoxreactie (tip: kijk naar het metaalatoom in de reactievergelijking)

3. CH₃COOH + NH₃ → NH₄CH₃COO

   Zuur-basereactie

1. Een reductor staat altijd elektronen af.

2. Wat wordt de lading van een metaal als het elektronen afstaat? En wat zou die lading zijn als metalen elektronen opnemen?

3. Metalen vormen uitsluitenden positieve ionen. Om van een neutraal metaal-atoom over te gaan in een positief ion, worden elektronen afgestaan. En aangezien een reductor een deeltje is dat elektronen afstaat, zijn metalen altijd reductor.

1. Je kunt het beste kijken naar het metaal chroom in deze reactie. De lading van chroom links vergelijken met de lading van chroom rechts geeft je de informatie die je nodig hebt.

2. Chroom heeft links van de pijl een lading van 6+, rechts is deze 3+. Heeft dit deeltje dan elektronen opgenomen of afgestaan?

3. Het chroom-deeltje in Cr₂O₇^2- heeft een lading van 6+, na de reactie heeft chroom een lading van 3+, dit kan alleen als het Cr₂O₇^2- elektronen heeft opgenomen. Dat deeltje is dan ook de oxidator.

1. Gebruik een stappenplan voor het opstellen van totaalreacties. En gebruik je Binas om de halfreacties op te zoeken.

2. Eerste stap is het noteren van de aanwezige deeltjes (let op: zouten die oplossen splitsen in ionen check tabel 45A om te zien of zouten oplossen of niet ; moleculaire stoffen splitsen niet, tenzij het een sterk zuur is).

3. Sterkste oxidator staat in Binas tabel 48 het hoogst, de sterkste reductor staat in die tabel het laagst. Schrijf de halfreacties van de sterkste aanwezige oxidator en reductor over (let op: draai de halfreactie van de reductor om zo dat de elektronen rechts van de pijl staan).

4. Controleer of de oxidator hoger staat dan de reductor. Als dat niet zo is, kan de reactie niet verlopen.

5. Zorg dat de elektronen gelijk zijn door eventueel de coëfficiënten van de reacties te vermenigvuldigen. En tel de halfreacties op.

6. Streep gelijke deeltjes links en rechts van de pijl weg en check of je de coëfficiënten kan delen door een gemeenschappelijk getal.

a)

1. OX: MnO₄^– + 2 H₂O + 3 e^– → MnO₂ + 4 OH^–
   RED: SO₂ + 2 H₂O → SO₄^2- + 4 H⁺ + 2 e^–
   TOTAAL: 2 MnO₄^– + 2 H₂O + 3 SO₂  → 2 MnO₂ + 3 SO₄^2- + 4 H⁺

b)

1. OX: Cr₂O₇^2- + 14 H⁺ + 6 e^– → 2 Cr³⁺ + 7 H₂O
   RED: 2 I^– → I₂ + 2 e^–
   TOTAAL: Cr₂O₇^2- + 14 H⁺ + 6 I^– → 2 Cr³⁺ + 7 H₂O + 3 I₂

c)

1. OX: O₃ + H₂O + 2 e^– → 2 OH^– + O₂
   RED: Fe²⁺ → Fe³⁺ + e^–
   TOTAAL: O₃ + H₂O + 2 Fe²⁺ → 2 OH^– + O₂ + 2 Fe³⁺

d)

1. Geen reactie, er is Zn²⁺, Br^– , Fe³⁺ en Cl^– en H₂O
   De sterkste oxidator is Fe³⁺, de sterkste reductor is Br^–
   De oxidator staat onder de reductor, er is dus geen reactie.

e)

1. Geen reactie, er is K⁺, I^– , Na⁺, S₂O₃^2– en H₂O
   De sterkste oxidator is Na⁺, de sterkste reductor is S₂O₃^2–
   De oxidator staat onder de reductor, er is dus geen reactie.

1. Gebruik een stappenplan voor het zelf opstellen van halfreacties. Zet eerst het redoxkoppel links en rechts van de pijl.

2. Maak alle atoomsoorten kloppend behalve O en H.

   Maak de O-balans kloppend door er het juist aantal H₂O bij te zetten.

   Maak de H-balans kloppend door er het juiste aantal H⁺ bij te zetten.

3. De lading links en rechts van de pijl moet gelijk zijn aan elkaar. Dat bereik je door er elektronen bij te zetten.

4. Als er een basisch milieu is moet de H⁺ verdwijnen, dat los je op door er aan beide kanten net zoveel OH^– bij te zetten als H⁺. Vervolgens kun je H⁺ en OH^– aan dezelfde kant van de pijl combineren tot watermoleculen (die je vaak nog deels kunt wegstrepen).

a)

1. 2 HClO + 2 e^– → Cl₂ + 2 OH^–

b)

1. N₂H₅⁺ + 4 H₂O → N₂O₄ + 13 H⁺ + 12 e^–

c)

1. P₂O₅ + 16 H⁺ + 16 e^– → 2 PH₃ + 5 H₂O

d)

1. CH₃OH + 2 H⁺ + 2 e^–  → CH₄ + H₂O

e)

1. CH₃COOH + 2 H₂O → H₂C₂O₄ + 6 H⁺ + 6 e^–

a)

1. Gebruik de hints bij de vragen 4 en 5 als je niet weet hoe je halfreacties op moet stellen of totaalreacties op moet stellen.

2. De halfreactie van ClO₂^– naar ClO^– moet je zelf opstellen, die van thiosulfaat haal je uit Binas.

3. OX: ClO₂^– + H₂O + 2 e^– → ClO^– + 2 OH^–
   RED: 2 S₂O₃^2- → S₄O₆^2- + 2 e^–
   TOTAAL: ClO₂^– + H₂O + 2 S₂O₃^2- → S₄O₆^2- + ClO^– + 2 OH^–

b)

1. Deze reactie is iets anders dan de normale, de deeltjes zijn met elkaar verweven. Je kunt hier het beste in één keer de totaalreactie op proberen te stellen. Let daarbij vooral op de ladingsbalans.

2. Deze vergelijking kan het beste in een keer opgesteld worden, de halfreacties zijn met elkaar verweven:

   2 CuCl₄^2- + Pd → 2 CuCl₂^– + PdCl₄^2-

c)

1. Gebruik de hints bij de vragen 4 en 5 als je niet weet hoe je halfreacties op moet stellen of totaalreacties op moet stellen.

2. De halfreactie van Cu staat in Binas, de andere moet je zelf opstellen.

3. RED: Cu → Cu²⁺ + 2e^–
   OX: IO₃^– + 2 Cl^–  + 6 H⁺ + 4 e^– → ICl₂^– + 3 H₂O
   TOT: IO₃^– + 2 Cl^–  + 6 H⁺ + 2 Cu → ICl₂^– + 3 H₂O + 2 Cu²⁺

d)

1. Gebruik de hints bij de vragen 4 en 5 als je niet weet hoe je halfreacties op moet stellen of totaalreacties op moet stellen.

2. De halfreactie van SiO₂ tot Si moet je zelf opstellen.

3. RED: Li → Li⁺ + e^–
   OX: SiO₂ + 4 H⁺ + 4 e^– → Si + 2 H₂O
   TOT: SiO₂ + 4 H⁺ + 4 Li → Si + 2 H₂O + 4 Li⁺

1. Gebruik de hints bij de vragen 4 en 5 als je niet weet hoe je halfreacties op moet stellen of totaalreacties op moet stellen.

2. RED: NH₄⁺ + 2 H₂O →NO₂^– + 8 H⁺ + 6 e^–

   OX: O₂ + 4 H⁺ + 4 e^– → 2 H₂O

   TOT: 2  NH₄⁺ + 3 O₂  → 2 NO₂^– + 4 H⁺ + 2 H₂O

a)

1. Warm geconcentreerd zwavelzuur heeft zijn eigen plek in een voetnoot bij tabel 48 in Binas gekregen.

2. Gebruik de hints bij de vragen 4 en 5 als je niet weet hoe je halfreacties op moet stellen of totaalreacties op moet stellen.

3. Warm geconcentreerd zwavelzuur is oxidator:

   OX: SO₄^2- + 4 H⁺ + 2 e^– → SO₂ + 2 H₂O (Binas)
   RED: C₂H₅O₂N + 2 H₂O → 2 CO₂ + NH₄⁺ + 5 H⁺ + 6 e^–
   TOT: C₂H₅O₂N + 3 SO₄^2- + 7 H⁺ → 2 CO₂ + NH₄⁺ + 3 SO₂ + 4 H₂O

b)

1. Je moet uit deze totaalvergelijking de halfreacties zien te halen. Dat kun je het beste doen door de redoxkoppels eruit te halen en zelf de halfreacties op te stellen.

2. De redoxkoppels zijn NH₃ / NO₃^–  en O₂ / H₂O.

3. NH₃ + 3 H₂O → NO₃^–  + 9 H⁺ + 8 e^–

   O₂+ 4 H⁺ + 4 e^–  → 2 H₂O

a)

1. Gebruik de hints bij de vragen 4 en 5 als je niet weet hoe je halfreacties op moet stellen of totaalreacties op moet stellen.

2. OX: NO₃^– + 2 H⁺ + e^– → NO₂ + H₂O

   RED: Cu → Cu²⁺ + 2 e^–

   TOT: 2 NO₃^– + 4 H⁺ + Cu → 2 NO₂ + 2 H₂O + Cu²⁺

b)

1. Gebruik de hints bij de vragen 4 en 5 als je niet weet hoe je halfreacties op moet stellen of totaalreacties op moet stellen.

2. OX: NO₃^– + 9 H⁺ + 8 e^– → NH₃ + 3 H₂O

   RED: Al + 4 OH^– → AlO₂^– + 2 H₂O + 3 e^–

   TOT: 8 Al + 5 OH^– + 3 NO₃^– + 2 H₂O  → 8 AlO₂^– + 3 NH₃