Praseodymium is een zacht, zilvergrijs en makkelijk te vervormen metaal uit de reeks van de zeldzame aarden. Het is minder corrosiegevoelig dan sommige andere elementen uit die groep, maar krijgt bij blootstelling aan de lucht vrij snel een groenkleurige oxidelaag. Het moet onder de bescherming van een inerte atmosfeer of onder minerale olie worden bewaard. Het glas van lasbrillen bevat praseodymium, net zoals sommige permanente magneten.
Symbool
Pr
Protonen/elektronen
Groep
Isotopen
141Pr
Periode
6
Elektronenconfiguratie
[Xe] 6s2 4f3
Blok
f
Elektronencofiguratie Bohr
2,8,18,21,8,2
Bij kamertemperatuur
vast
Elektronegativiteit
1,1 (Pauling)
Dichtheid
6770 kg m-3
Atoomstraal
182 10-12m
Smeltpunt
935 oC (1208 K)
Relatieve atoommassa
140.907
Kookpunt
3512 oC (3785 K)
Soortelijke warmte
190 J kg-1K-1
Warmtegeleidingscoëfficiënt
12,5 W m-1K-1
Selecteer
Toepassingen
Naam & ontdekking
Voorkomen
Bereiding
Beeld en audio
Toepassingen
Toepassingen
Vuursteentjes
De vuur’steentjes’ in wegwerpaanstekers en klassieke benzineaanstekers (Zippo’s) zijn gemaakt van mischmetaal. Dat is een legering van zeldzame aardmetalen met pyrofore eigenschappen. Bij het draaien van het aanstekerwieltje komen zeer kleine deeltjes van het mischmetaal los, die spontaan verbranden. Daardoor ontbrandt het gas of de benzinedamp uit het aanstekerreservoir.
De samenstelling vam mischmetaal hangt af van de mineralen die bij de productie voorhanden zijn. Bij benadering bevat mischmetaal 45-60% cerium, 15-30% lanthaan, 10-20% neodymium, 4-6% praseodymium, 1-2% samarium en 0,5-1% yttrium.
Permanente magneet
Legeringen van zeldzame aarden met metalen als ijzer, kobalt, nikkel en aluminium worden onder andere gebruikt voor permanente magneten. De goede magnetische eigenschappen zijn het gevolg van de aanwezigheid van (meerdere) ongepaarde elektronen. Bij praseodymium gaat het om de legering PrCo5, die ook nog eens 50 x sterker is dan staal. Je vindt dit magnetische materiaal onder meer in de leeskop voor de harde schijf in de computer, in de ‘oortjes’ van mp3-spelers en in speelgoed.
Kleuren van keramiek en glas
Praseodymiumcarbonaat of -chloride kleurt porselein met lichtechte, vuurvaste gele en groene tinten. Door het te mengen met ceriumoxide is de kleurintensiteit aan te passen. Ook glas kan worden gekleurd met verbindingen van praseodymium, van intens helder geel tot groen.
Koolstof booglamp
In een booglamp ontstaat tussen twee elektroden een hete vlamboog die licht geeft. De filmindustrie maakt gebruikt van booglampen met koolstof elektroden omdat deze het daglicht heel goed benaderen. Door de toevoeging van praseodymium kunnen de elektroden heter worden en krijgt de lamp de juiste kleurtemperatuur. Bovendien vergroot het de lichtopbrengst. De koolstof booglamp was ooit ook populair bij toepassing in stadionverlichting, filmprojectoren en zoeklichten, maar daar zijn tegenwoordig steeds vaker xenon gasontladingslampen te vinden.
Lasbrillen
Didymium is een mengsel van praseodymium- en neodymiumoxide, gebruikt om glas violet tot wijnrood te kleuren. Het is te vinden in lasbrillen en de kijkvensters van lasmaskers omdat het de felle gele gloed van de vlam wegneemt en bovendien tegen ultraviolet licht beschermt.
Meer toepassingen
Als element of legering
- Vliegtuigmetaal: legering van praseodymium met magnesium
In verbindingen
- katalysator voor het kraken van aardgas en bij polymerisatiereacties (meestal in combinatie met lanthaan- of ceriumverbindingen)
- verbeteren van de UV-absorptie van glas (diverse Pr-verbindingen, zuiverheid > 90 %).
- Het dopen van fluorideglas met praseodymium maakt dit glas geschikt als optische versterker.
Naam & ontdekking
Naam
De naam praseodymium is afgeleid van de Griekse woorden praseios en didymos, die respectievelijk prei- of lookgroen en tweeling betekenen. Het eerste deel van de groene tweeling is afgeleid uit de kleur van het oxide. Het tweede deel heeft te maken met de ontdekkingsgeschiedenis.
Ontdekking
In 1885 verkreeg de Oostenrijkse wetenschapper Carl Auer von Welsbach (foto) een oxide uit het mineraal samarskiet. Het leek eerst een zuiver oxide te zijn, maar nader onderzoek met gefractioneerde kristallisatie bracht twéé oxides aan het licht. Het oorspronkelijke oxide kreeg de naam didymia en het tweelingkarakter kwam ook tot uitdrukking in de namen van de twee elementen: praseodymium en neodymium.
Praseodymium werd pas in 1931 voor het eerst in zuivere vorm bereid door reductie van het fluoride met calcium.
Toelichting: Zeldzame aardmetalen
Praseodymium behoort tot de zeldzame aardmetalen. De groep omvat de elementen scandium (21) en yttrium (39) en de elementen 57 tot en met 71. Die laatste reeks is ook bekend als de lanthaniden (naar het eerste element uit de reeks: lanthaan).
Zeldzaam wil niet zeggen dat de betreffende elementen weinig op aarde voorkomen. Het gaat hier om een groep elementen die allemaal ontdekt zijn via de isolatie van hun oxide. De term ‘zeldzaam’ vindt zijn oorsprong in het feit dat deze oxiden (aarden) bijzonder moeilijk te herkennen en scheiden zijn. Het duurde meer dan een eeuw voordat ze allemaal ontdekt waren. In dezelfde periode werd bijna honderd keer de ontdekking van andere nieuwe elementen geclaimd.
Na verloop van tijd kwam de term ‘zeldzaam’ ook in zwang als aanduiding van de elementen zelf. Ze werden vaak pas vele jaren na hun ontdekking in zuivere vorm geïsoleerd.
De nieuwe oxiden vinden hun oorsprong voor het grootste deel in twee mineralen: gadoliniet en ceriet. Daaruit werden respectievelijk de oxidenmengsels yttria en ceria ontsloten.
Het relatief ‘zware’ mineraal gadoliniet was in 1787 door de Zweedse chemicus Carl Axel Arrhenius ontdekt in een wingebied voor veldspaat bij Ytterby (in de buurt van Stockholm). Het heette eerst ytteriet, vandaar dat het verwerkingsproduct in 1794 yttria werd genoemd. Men beschouwde Yttria aanvankelijk als het oxide van één enkel element; het latere yttrium (Y). Uiteindelijk bleek het een mengsel van zowel yttriumoxide als de oxiden van de zwaardere lanthaniden: gadolinium, terbium, erbium, dysprosium, holmium, thulium, ytterbium en lutetium.
Ceria werd in 1803 voor het eerst bereid uit ceriet, dat in 1751 was gevonden door de Zweedse chemicus/mineraloog Axel Fredrik Cronstedt. Het leverde de oxiden op van lanthaan en de lichtere lanthaniden: cerium, praseodymium, neodymium, samarium, europium.
Tot het einde van de 19e eeuw waren er geen toepassingen voor (verbindingen van) de zeldzame aarden. De Oostenrijkse wetenschapper Carl Auer Freiherr von Welsbach bracht daar verandering in. Hij gebruikte thorium en cesium ter verhoging van de lichtopbrengst van een gasvlam. De gaspitten werden daartoe in een mengsel van thorium– en ceriumnitraat gedompeld. Bij de verbranding ontstaan dan de oxiden. Ceriumoxide katalyseert de verbranding en door de zeer slechte geleidbaarheid van het thoriumoxide werden de deeltjes zeer heet en geven ze een helder licht.
Met de vinding van Von Welsbach kwam zowel het grootschaliger speuren naar de zeldzame aarden als het zoeken naar toepassingen in een stroomversnelling. Inmiddels zijn meer dan 100 mineralen bekend met zeldzame aardmetalen. Deze metalen kennen specialistische toepassingen in allerlei hoogtechnologische (elektronische) apparatuur. China is verreweg de belangrijkste producent van deze elementen.
Voorkomen
Voorkomen
Met een gewichtsaandeel van 9,2.10-4 % staat praseodymium op plaats 39e van de lijst van meest voorkomende elementen in de aardkorst.
De belangrijkste mineralen die kleine hoeveelheden van dit element bevatten, zijn:
allaniet-(Ce) | (Ce, Ca,Y)2(Al,Fe+2, Fe+3)3 (SiO4)3 OH |
allaniet-(Y) | (Y,Ce,Ca)2(Al,Fe+3)3(SiO4)3 OH |
bastnaesiet-(Ce) | (Ce,La)CO3F |
bastnaesiet-(Y) | (Y,La)CO3F |
monaziet-(Ce) (foto) | (Ce,La,Nd,Th)PO4 |
monaziet-(La) | (La,Ce,Nd)PO4 |
monaziet-(Nd) | (Nd,La,Ce)PO4 |
samarskiet-(Y) | (Y,Ce,U,Fe+2)3(Nb,Ta,Ti)5O16 |
Winning
De belangrijkste wingebieden liggen in Australië, China, Mongolië, India, Brazilië, de Verenigde Staten van Amerika, Maleisië, Rusland, Tanzania, Burundi, Zambia, Madagaskar, Noorwegen, Zweden en Canada.
Bereiding
Bereiding
Vroeger
Zeldzame aarden werden oorspronkelijk gescheiden op grond van de uiterst kleine verschillen in oplosbaarheid van de metaalhydroxiden en -oxiden in loog. Ook bleek het mogelijk te scheiden op basis van de oplosbaarheid van hun zouten, voornamelijk de oxalaten en sulfaten (met name Ln2(SO4)3.Na2SO4.xH2O, met Ln als symbool voor de lantaniden). De oplosbaarheid neemt licht toe naarmate de atoommassa van het lanthanide toeneemt.
De verschillen zijn echter zo klein dat voor een redelijke scheiding vele malen herkristalliseren nodig is. Duizend maal is daarbij geen uitzondering. Om een geringe hoeveelheid zuiver thuliumbromaat te verkrijgen werd zelfs tot vijftienduizend keer geherkristalliseerd.
Tegenwoordig
Na 1950 maakten moderne scheidingsmethoden het makkelijker de zouten van de zeldzame aarden in redelijke hoeveelheden te scheiden. Continue vloeistofextractie bijvoorbeeld, waarbij de waterige oplossing van de zouten wordt geëxtraheerd met tri-n-butylfosfaat. Een andere methode is ionenwisseling, die zouten met een hoge zuiverheid oplevert en doorgaans op wat kleinere schaal wordt toegepast
De nieuwe scheidingstechnieken dienden in de eerste plaats voor de productie van goede splijtstof voor kernreactoren. Daarbij is het van belang uraan- en thoriumertsen te ontdoen van alle sterk neutronen remmende elementen, zoals de lanthaniden. Dit stimuleerde vervolgens ook het zoeken naar toepassingen en daarmee kwam ook een bredere zoektocht naar zeldzame aarden op gang.
Winning uit erts
Het mineraal monaziet bevat (naast 5 – 10 % thoriumoxide, ThO2) enkele procenten van de oxiden uit de zogenaamde yttria-groep (zie tabblad Naam&Ontdekking); andere lanthaniden komen in veel mindere mate voor. Bastnaesiet en allaniet bevatten enkele procenten van – voornamelijk – de oxiden van cerium, lanthaan, neodymium en praseodymium.
Om de lanthaniden te verkrijgen behandelt men het erts, bijvoorbeeld monaziet, met geconcentreerd zwavelzuur bij 200 °C. Daarbij ontstaat een oplossing van de sulfaten van lanthaan, thorium en de aanwezige lanthaniden. Na toevoegen van ammonia slaat eerst het thoriumzout neer. Na toevoegen van natriumsulfaat slaan vervolgens de zouten van de lichtere lanthaniden neer. Na scheiding van de diverse zouten volgt zuivering.
De bereiding van de elementen in zuivere vorm verloopt meestal via elektrolyse van gesmolten zouten.Een andere mogelijkheid is de reductie van oxiden met lanthaan of calcium, of van fluoriden en chloriden met calcium, kalium of natrium. Daarbij wordt het zout gesmolten in een tantalen kroes, gevolgd door reductie (in vacuüm of in een argonatmosfeer) met bijvoorbeeld calciumdamp.