Organische chemie - naamgeving

1. Gebruik een stappenplan voor het geven van de juiste namen: zoek de langste keten, omcirkel de zijgroepen en karakteristieke groepen. Geef vervolgens alles een juiste naam, zet het op de juiste plek rondom de stam (de belangrijkste karakteristieke groep komt erachter, de rest ervoor). En geef de groepen een plaatsnummer indien nodig (als er maar één mogelijke plaats is voor een groep krijgt die geen plaatsnummer).

a)

1. 2,2-dimethylbutaan

b)

1. 3,3-difluorprop-1-een

c)

1. buteendizuur

d)

1. propaan-1,3-diol

e)

1. propyn

f)

1. propaan-1,1-diamine

1. Begin met de hoofdketen. Ga daarna stap voor stap alle groepen langs en teken deze op de juiste plek.

2. Controleer dat de covalenties allemaal kloppen, C moet 4 bindingen hebben, O moet 2 bindingen hebben, N moet drie bindingen hebben en H altijd 1 binding.

3. H atomen die aan een C vastzitten mag je weergeven met streepjes, andere H atomen moet je tekenen.

a)

b)

c)

1. Begin met de hoofdketen. Ga daarna stap voor stap alle groepen langs en teken deze op de juiste plek.

2. H atomen die aan een C vastzitten mag je weergeven met streepjes, andere H atomen moet je tekenen.

3. Controleer dat de covalenties allemaal kloppen, C moet 4 bindingen hebben, O moet 2 bindingen hebben, N moet drie bindingen hebben en H altijd 1 binding.

4. 

d)

1. Teken alle lineaire ketens.

2. Teken de vertakte ketens.

3. Teken de stoffen waarbij het F atoom op een andere plek zit.

4. 

a)

1. Gebruik een stappenplan voor het geven van de juiste namen: zoek de langste keten, omcirkel de zijgroepen en karakteristieke groepen. Geef vervolgens alles een juiste naam, zet het op de juiste plek rondom de stam. En geef de groepen een plaatsnummer indien nodig.

2. een benzeenring als zijtak heet fenyl–

3. 3-fenyl-2,4-dimethylhexaan

b)

1. Gebruik een stappenplan voor het geven van de juiste namen: zoek de langste keten, omcirkel de zijgroepen en karakteristieke groepen. Geef vervolgens alles een juiste naam, zet het op de juiste plek rondom de stam. En geef de groepen een plaatsnummer indien nodig.

2. Als er meerdere karakteristieke groepen zijn, krijgt de belangrijkste (gebruik Binas 66D, hoe hoger de groep staat hoe belangrijker deze is) het achtervoegsel.

3. 2-hydroxypropaanzuur

c)

1. Gebruik een stappenplan voor het geven van de juiste namen: zoek de langste keten, omcirkel de zijgroepen en karakteristieke groepen. Geef vervolgens alles een juiste naam, zet het op de juiste plek rondom de stam. En geef de groepen een plaatsnummer indien nodig.

2. 1,4-dibroombenzeen

d)

1. Gebruik een stappenplan voor het geven van de juiste namen: zoek de langste keten, omcirkel de zijgroepen en karakteristieke groepen. Geef vervolgens alles een juiste naam, zet het op de juiste plek rondom de stam. En geef de groepen een plaatsnummer indien nodig.

2. Een zuurgroep aan een cyclische verbinding heet -carbonzuur.

3. aminocyclopropaancarbonzuur

e)

1. Gebruik een stappenplan voor het geven van de juiste namen: zoek de langste keten, omcirkel de zijgroepen en karakteristieke groepen. Geef vervolgens alles een juiste naam, zet het op de juiste plek rondom de stam. En geef de groepen een plaatsnummer indien nodig.

2. 2,5-dibroom-3-chloor-4,5-diethyl-1,6-difluor-2-methylheptaan

f)

1. Gebruik een stappenplan voor het geven van de juiste namen: zoek de langste keten, omcirkel de zijgroepen en karakteristieke groepen. Geef vervolgens alles een juiste naam, zet het op de juiste plek rondom de stam. En geef de groepen een plaatsnummer indien nodig.

2. als er drie of meer zuurgroepen in één molecuul zitten, vallen ze allemaal buiten de hoofdketen en heten alle zuurgroepen -carbonzuur.

3. 2-hydroxypropaan-1,2,3-tricarbonzuur

a)

1. Isomeren zijn stoffen met dezelfde molecuulformule maar een andere structuurformule.

2. 

   Beide stoffen hebben de molecuulformule C₅H₁₀. Isomeren zijn stoffen met dezelfde molecuulformule en een andere structuurformule.

b)

1. Isomeren zijn stoffen met dezelfde molecuulformule maar een andere structuurformule.

2. Er zijn meerdere antwoorden goed, een voorbeeld van een goed antwoord is:

   

   Deze stof heet methylbut-2-een.