Jan Wim Peters

Jan Wim Peters

Aangemaakte reacties

15 berichten aan het bekijken - 241 tot 255 (van in totaal 265)
  • Auteur
    Berichten
  • In reactie op: zouten en evenwichten #1643

    Nou, vooruit dan maar. Ik verwacht dan wel feedback van je.
    1. Een oplossing van bijv. Koper(II)sulfaat meng je met een oplossing van bijv. Natriumsulfide. Er ontstaat een neerslag van vast koper(II)sulfide.
    Filtreren wassen drogen

    2. Koper(II)-ionen en chloride-ionen moeten in oplossing blijven. De twee andere ionen moeten samen een neerslag vormen: zo raak je ze kwijt. Bijvoorbeeld barium- en sulfaat-ionen.
    Je voegt een oplossing van koper( II )sulfaat samen met een oplossing van bariumchloride.
    Er slaat bariumsulfaat neer. De koper( II)-ionen en chloride-ionen blijven in oplossing.
    Filtreren en het filtraat indampen geeft zuiver koper(II)chloride.

    Reageren, hè.

    In reactie op: zouten en evenwichten #1641

    Hallo Jeroen,

    Hieronder de eerste actie die je voor koper(II)sulfide moet uitvoeren, die al in mijn eerste antwoord stond.

    Om een slecht oplosbaar zout te maken, moet je de beide ion-soorten samenvoegen. Maar, zie vorige zin, dan moet je 2 zouten zoeken, waar die ion-soorten in zitten. En die zouten moeten dan ook goed oplosbaar zijn.

    Dus: zoek een oplosbaar zout met koper(II)-ionen en een oplosbaar zout met sulfide-ionen.

    En dan verder:

    Het is voor mij een kleine moeite om het antwoord te GEVEN, maar daar leer je niets van. Dus…..

    Als je dit hebt uitgevonden, probeer je koper(II)chloride. Je mag daarna nog een vraag stellen, natuurlijk.

    Succes

    In reactie op: zouten en evenwichten #1638

    Dag Jeroen,

    Dat is half goed; koper(II)sulfide is slecht oplosbaar in water. Hoe zoek je dat trouwens op? Ik vind het vreemd dat je schrijft “volgens mij”.
    Ik hoop dat je BINAS 45A daarvoor gebruikt. Daar vind je voor CuS slecht oplosbaar en CuCl2 goed oplosbaar. Een zout bestaat altijd uit 2 ion-soorten; een positief en een negatief ion. Om een slecht oplosbaar zout te maken, moet je de beide ion-soorten samenvoegen. Maar, zie vorige zin, dan moet je 2 zouten zoeken, waar die ion-soorten in zitten. En die zouten moeten dan ook goed oplosbaar zijn.
    Voorbeeld: als je het slecht oplosbare zout AB wilt maken, zoek je twee goed oplosbare zouten AC en BD, daar maak je 2 oplossingen van, die je samenvoegt.
    Vergelijking: A+(aq) + B-(aq) –> AB(s) Een neerslag van AB en een oplossing van BD. Om AB zuiver en droog te krijgen, moet je filtreren en het residu wassen met water en daarna drogen.

    Het maken van een goed oplosbaar zout is lastiger, omdat het niet neerslaat als vaste stof. Misschien helpt het, dat bij het voorbeeld een oplossing van BD overblijft.

    Succes en lukt het niet, dan krijg ik weer bericht.

    Groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: zouten en evenwichten #1636

    Hallo Jeroen,

    Ik kom zo terug voor verdere hulp. Zoek eerst maar eens op of de genoemde zouten goed of slecht oplosbaar zijn.

    Groet,
    Jan Wim Peters

    In reactie op: Zouten #1634

    Hallo My Linh,

    Je heb niet je onderwijsniveau aangegeven, maar gezien de vraag, weet ik het wel ongeveer.
    Er is hier sprake van een redox reactie: er worden elektronen overgedragen van de ene soort deeltjes naar de andere soort deeltjes. Hier staan de Fe atomen dus elektronen af aan de Fe3+ ionen. Ofwel Fe(s) is de RED en Fe 3+(aq) is de OX. In BINAS 48 kun je de de beide halfreacties vinden. Als je deze, op de goede manier optelt, krijg je het resultaat: de totaalvergelijking.
    Je zou simpelweg kunnen zeggen dat, in dit geval, de aanwezige elektronen eerlijk worden verdeeld over de 3 ijzerdeeltjes.

    Is dit duidelijk?

    Succes verder en groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: redox reacties #1631

    Hallo Noah,

    Dit is inderdaad een lastige vraag, want hij is vrij open, hoewel meerkeuze.
    Allereerst moet je zien dat Cl2O een moleculaire stof is en dat de gevraagde producten zouten zijn. Verder zie je dat uit 1 Cl-verbinding
    twee producten met Cl ontstaan. Cl2O treedt hier dus op zowel OX, als RED. We hebben te maken met een autoredoxreactie.
    Ik doe alternatief A voor: er ontstaat dus ClO2(1-) en ClO3(1-) Je maakt de halfreactie kloppend:Eerst het centrale deeltje, dan O door H20 en
    H door H+ en de lading door e-.

    Cl2O + 3 H2O –> 2 ClO2(1-) + 6 H(1+) + 4 e- Hier is ClO2 dus de RED

    Cl2O + 5 H2O –> 2 ClO3(1-) + 10 H(1+) + 8 e- Hier is ClO2 dus ook de RED

    Dat betekent dat deze combinatie niet kan.

    Je gaat nu verder met de andere alternatieven. Als je een OX en een RED vindt, gaat dat een redoxreactie opleveren.
    Je hoeft je niet druk te maken over OH(1-) en H(1+) en de kaliumzouten; dat wordt niet gevraagd.

    Als je er niet uitkomt of je wilt toch de totaalvergelijking laten controleren, dan merk ik dat wel.

    Succes en groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: materieaspecten van de chemische reactie #1625

    Jazeker,
    Ik zou het goed rekenen.

    In reactie op: Schadelijkheid stof amygdalin #1613

    Hallo Laurens,

    Een uitspraak over een ontleding bij smelten durf ik niet te doen. Ik vond wel een smeltpunt(traject) zonder vermelding dat het zou ontleden. Bij inname in het lichaam wordt het door enzymen o.i.v. water afgebroken. Het hele verhaal kun je vrij uitgebreid vinden op wikipedia onder amygdaline. Daar wordt gesproken over cyanide, waar waterstofcyanide(blauwzuur) wordt bedoeld. Ik vind het nogal verontrustend dat het giftige spul in grote kwanta te koop is( E 1500/ 2kg).
    Hopelijk heb je hier voldoende aan. Zo niet, stel dan een vervolgvraag.

    Groet en succes verder,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Joodgetal #1597

    Je weet de definitie van joodgetal, toch? Die 31 is dus het aantal gram jood dat maximaal reageert met 100 gram van het vet. Nu kun je uitrekdnen hoeveel mol jood reageert. Maar om hoeveel mol vet gaat het hier? Neem de molmassa van bijvoorbeeld glyceryltristearaat en bereken hoeveel mol die 100 gram is. Er moet tenminste 1 mol jood kunnen reageren met1 mol vet. Waarom? Het aantal mol jood moet dus groter zijn. Als dat zo is , kan er in dit geval een vet gevonden worden met een joodgetal van 31.
    Reken dit zelf eens uit en als je een aanvullende vraag hebt, merk ik dat wel.
    Succes en groet,
    Jan Wim Peters

    In reactie op: Aluminium uit Bauxiet #1573

    Bij nader inzien, zakt aluminium toch naar de bodem; zie in de bijlage een eenvoudige tekening.

    In reactie op: examenvraag #1487

    Precies. Zo moet het.
    Snap je het nu, dus kun je ook een vergelijkbare opgave oplossen?

    Succes verder.

    Groet,

    Jan Wim

    In reactie op: examenvraag #1485

    Aanvulling:
    Omdat pH en pKz in 2 decimalen zijn gegeven, bevat het antwoord 2 significante cijfers.

    In reactie op: examenvraag #1484

    Hallo Bato,

    Allereerst maak je gebruik van het gegeven dat hexaanzuur zwak is. Concentreer je alleen daarop; ethanoaat heeft er niets mee te maken.

    Geef de evenwichtsvergelijking( met H3O+ rechts van de pijlen) met bijbehorende evenwichtsvoorwaarde.

    Deze evenwichtsvoorwaarde kun je anders schrijven met links van het isgelijkteken: [hexanoaat]/[hexaanzuur] = [?]/[?] dit moet je zelf invullen.

    Vervolgens reken je de pKz om in Kz en de pH om in [H3O+] en die vul je in bovenstaande vergelijking.

    Kom je er zo uit? Anders krijg ik wel een vervolgvraag.

    Groet,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Witter verf #1447

    Hallo Rick,

    Waarom heeft een stof een kleur? Omdat bepaalde golflengten in het zichtbare licht er door worden geabsorbeerd en dus niet meer teruggekaatst. Wat doet deze superwitte stof stof van jou dus?
    Als je vraagt “hoe wordt deze verf gemaakt?” geef je al al aan dat deze niet-natuurlijk is. Ga nu maar eens zoeken naar een super witte kleurstof. Ik schat in dat je hem snel vindt. Als je er niet uit komt, merk ik het wel, toch?

    Succes,

    Jan Wim Peters

    In reactie op: Evenwicht en reactiesnelheid #1410

    Maar Eline heeft gelijk, waar ze zegt dat volumeverkleining de reactiesnelheid vergroot; de concentraties worden immers groter. Uiteindelijk zullen de snelheden aan elkaar gelijk worden in een nieuw evenwicht. maar zullen groter zijn dan daarvoor.

    Jan Wim Peters

15 berichten aan het bekijken - 241 tot 255 (van in totaal 265)

Inloggen voor experts