Europium is het meest reactieve element in de reeks van de zeldzame aarden en oxideert gemakkelijk in lucht. Het vliegt spontaan in brand bij verhitting tot zo’n 150 tot 180°C. Europium is ongeveer zo hard als lood en tamelijk goed vervormbaar. Eurobiljetten schijnen een geringe hoeveelheid europium te bevatten, als maatregel tegen vervalsingen. Verder speelt het een belangrijke rol in lichtgevende fosforescerende verbindingen.
Symbool
Eu
Protonen/elektronen
Groep
Isotopen
151Eu, 153Eu
Periode
6
Elektronenconfiguratie
[Xe] 6s2 4f7
Blok
f
Elektronencofiguratie Bohr
2,8,18,25,8,2
Bij kamertemperatuur
vast
Elektronegativiteit
1,0 (Pauling)
Dichtheid
5250 kg m-3
Atoomstraal
204 . 10-12 m
Smeltpunt
826 oC (1099 K)
Relatieve atoommassa
151.96
Kookpunt
1597 oC (1870 K)
Soortelijke warmte
182 J kg-1K-1
Warmtegeleidingscoëfficiënt
Selecteer
Toepassingen
Naam & ontdekking
Voorkomen
Bereiding
Beeld en audio
Toepassingen
Toepassingen
Fluorescentie: schermen en lampen
In oude televisies die nog over een beeldbuis beschikken speelt europium een cruciale rol. Het geeft een hoge helderheid aan de de rode ‘fosfor’, de kleurvormende fosforescerende verbindingen aan de binnenzijde van het scherm.
Ook de hedendaagse spaarlampen bevatten europium houdende fosforescerende stoffen, om een daglicht-achtig lichtspectrum te benaderen. Zo’n stof bestaat bijvoorbeeld uit zinkcadmiumsulfide (ZnCdS2) gecombineerd met Eu3+-verbindingen.
De schermen van röntgenapparatuur bevatten een groen oplichtende stof van zinkcadmiumsulfide (ZnCdS2) gecombineerd met europiumoxide (Eu2O3).
Tandheelkunde
Om het keramisch materiaal voor kronen en bruggen een natuurgetrouwe fluorescentie te geven, worden er oxiden van europium, samarium en cerium aan toegevoegd.
Bankbiljetten
Om de echtheid te kunnen beoordelen bevatten bankbiljetten luminescerende stoffen die oplichten onder een speciale lamp. In 2002 ontdekten de chemici Freek Suyver en Andries Meijering van de Universiteit Utrecht dat de nieuwe eurobiljetten voor dit doel een geringe hoeveelheid europium bevatten. Suyver and Meijering vermoedden dat een Eu3+-complex verantwoordelijk is voor de waargenomen rode luminescentie. Ook bij de blauwe en groene luminescentie zouden europiumverbindingen een rol kunnen spelen. De Nederlandse bank weigerde overigens de waarnemingen van de chemici te bevestigen.
Neutronenvanger
Europium kan – evenals een aantal andere zeldzame aarden – heel goed thermische neutronen opnemen (neutronen met een relatief lage bewegingsenergie, geschikt om kernsplijting te veroorzaken in uranium-235). Het wordt daarom toegepast als neutronenvanger in kernreactoren (gelegeerd aan andere metalen).
Meer toepassingen
In verbindingen
Fototropisch effect - meekleurend glas | Eu(II)-verbindingen | |||
Halfgeleiders | Eu-halogeniden | |||
Keramisch stralingsschild | Eu2O3 | |||
Lasers | Eu-gedot. polymeren | |||
Regelingsmechanisme van kernreactoren | Eu2O3 | |||
Supergeleiding | EuBa2Cu3O7, Eu2O3 | |||
Naam & ontdekking
Naam
De naam europium verwijst naar het Europese continent.
De naam is afkomstig van de ontdekker, de Franse chemicus Eugène-Anatole de Marçay (foto). Die vond in 1896 in het spectrum van samariumoxide een onverklaarbare extra lijn. Het monster bleek niet helemaal zuiver te zijn en nog een ander oxide te bevatten. In 1901 lukt het Demarçay om dit nieuwe oxide in redelijk zuivere toestand te isoleren.
Toelichting: Zeldzame aardmetalen
Europium behoort tot de zeldzame aardmetalen. De groep omvat de elementen scandium (21) en yttrium (39) en de elementen 57 tot en met 71. Die laatste reeks is ook bekend als de lanthaniden (naar het eerste element uit de reeks: lanthaan).
Zeldzaam wil niet zeggen dat de betreffende elementen weinig op aarde voorkomen. Het gaat hier om een groep elementen die allemaal ontdekt zijn via de isolatie van hun oxide. De term ‘zeldzaam’ vindt zijn oorsprong in het feit dat deze oxiden (aarden) bijzonder moeilijk te herkennen en scheiden zijn. Het duurde meer dan een eeuw voordat ze allemaal ontdekt waren. In dezelfde periode werd bijna honderd keer de ontdekking van andere nieuwe elementen geclaimd.
Na verloop van tijd kwam de term ‘zeldzaam’ ook in zwang als aanduiding van de elementen zelf. Ze werden vaak pas vele jaren na hun ontdekking in zuivere vorm geïsoleerd.
De nieuwe oxiden vinden hun oorsprong voor het grootste deel in twee mineralen: gadoliniet en ceriet. Daaruit werden respectievelijk de oxidenmengsels yttria en ceria ontsloten.
Het relatief ‘zware’ mineraal gadoliniet was in 1787 door de Zweedse chemicus Carl Axel Arrhenius ontdekt in een wingebied voor veldspaat bij Ytterby (in de buurt van Stockholm). Het heette eerst ytteriet, vandaar dat het verwerkingsproduct in 1794 yttria werd genoemd. Men beschouwde Yttria aanvankelijk als het oxide van één enkel element; het latere yttrium (Y). Uiteindelijk bleek het een mengsel van zowel yttriumoxide als de oxiden van de zwaardere lanthaniden: gadolinium, terbium, erbium, dysprosium, holmium, thulium, ytterbium en lutetium.
Ceria werd in 1803 voor het eerst bereid uit ceriet, dat in 1751 was gevonden door de Zweedse chemicus/mineraloog Axel Fredrik Cronstedt. Het leverde de oxiden op van lanthaan en de lichtere lanthaniden: cerium, praseodymium, neodymium, samarium, europium.
Tot het einde van de 19e eeuw waren er geen toepassingen voor (verbindingen van) de zeldzame aarden. De Oostenrijkse wetenschapper Carl Auer Freiherr von Welsbach bracht daar verandering in. Hij gebruikte thorium en cesium ter verhoging van de lichtopbrengst van een gasvlam. De gaspitten werden daartoe in een mengsel van thorium– en ceriumnitraat gedompeld. Bij de verbranding ontstaan dan de oxiden. Ceriumoxide katalyseert de verbranding en door de zeer slechte geleidbaarheid van het thoriumoxide werden de deeltjes zeer heet en geven ze een helder licht.
Met de vinding van Von Welsbach kwam zowel het grootschaliger speuren naar de zeldzame aarden als het zoeken naar toepassingen in een stroomversnelling. Inmiddels zijn meer dan 100 mineralen bekend met zeldzame aardmetalen. Deze metalen kennen specialistische toepassingen in allerlei hoogtechnologische (elektronische) apparatuur. China is verreweg de belangrijkste producent van deze elementen.
Voorkomen
Voorkomen
Europium staat 52 op de lijst van meest voorkomende elementen in de aardkorst, met een gewichtsaandeel van 2,0.10-4 %
De belangrijkste mineralen die kleine hoeveelheden van dit element bevatten, zijn:
Allaniet-(Ce) | (Ce, Ca,Y)2(Al,Fe+2, Fe+3)3 (SiO4)3 OH | |||
Allaniet-(Y) | (Y,Ce,Ca)2(Al,Fe+3)3(SiO4)3 OH | |||
Bastnaesiet-(Ce) | (Ce,La)CO3F | |||
Bastnaesiet-(Y) | (Y,La)CO3F | |||
Monaziet-(Ce) (foto) | (Ce,La,Nd,Th)PO4 ca. 0,002 % | |||
Monaziet-(La) | (La,Ce,Nd)PO4 | |||
Monaziet-(Nd) | (Nd,La,Ce)PO4 | |||
In het heelal komen grote hoeveelheden europium voor in bepaalde sterren, die dan ook Europiumsterren heten. Ook in het zonnespectrum is europium aangetoond.
Winning
De belangrijkste wingebieden liggen in Australië, China, Mongolië, India, Brazilië, de Verenigde Staten van Amerika, Maleisië, Rusland, Tanzania, Burundi, Zambia, Madagaskar, Noorwegen, Zweden en Canada.
Bereiding
Bereiding
Vroeger
Europium behoort tot de lanthaniden en de zeldzame aarden. Deze werden oorspronkelijk gescheiden op grond van de uiterst kleine verschillen in oplosbaarheid van de metaalhydroxiden en -oxiden in loog. Ook bleek het mogelijk te scheiden op basis van de oplosbaarheid van hun zouten, voornamelijk de oxalaten en sulfaten (met name Ln2(SO4)3.Na2SO4.xH2O, met Ln als symbool voor de lantaniden). De oplosbaarheid neemt licht toe naarmate de atoommassa van het lanthanide toeneemt.
De verschillen zijn echter zo klein dat voor een redelijke scheiding vele malen herkristalliseren nodig is. Duizend maal is daarbij geen uitzondering. Om een geringe hoeveelheid zuiver thuliumbromaat te verkrijgen werd bijvoorbeeld zelfs tot vijftienduizend keer geherkristalliseerd.
Tegenwoordig
Na 1950 maakten moderne scheidingsmethoden het makkelijker de zouten van de zeldzame aarden in redelijke hoeveelheden te scheiden. Continue vloeistofextractie bijvoorbeeld, waarbij de waterige oplossing van de zouten wordt geëxtraheerd met tri-n-butylfosfaat. Een andere methode is ionenwisseling, die zouten met een hoge zuiverheid oplevert en doorgaans op wat kleinere schaal wordt toegepast
De nieuwe scheidingstechnieken dienden in de eerste plaats voor de productie van goede splijtstof voor kernreactoren. Daarbij is het van belang uraan- en thoriumertsen te ontdoen van alle sterk neutronenremmende elementen, zoals de lanthaniden. Dit stimuleerde vervolgens ook het zoeken naar toepassingen en daarmee kwam ook een bredere zoektocht naar zeldzame aarden op gang.
Winning uit erts
Het mineraal monaziet bevat (naast 5 – 10 % thoriumoxide, ThO2) enkele procenten van de oxiden uit de zogenaamde yttria-groep (zie tabblad Naam&Ontdekking); andere lanthaniden komen in veel mindere mate voor. Bastnaesiet en allaniet bevatten enkele procenten van – voornamelijk – de oxiden van cerium, lanthaan, neodymium en praseodymium.
Om de lanthaniden te verkrijgen behandelt men het erts, bijvoorbeeld monaziet, met geconcentreerd zwavelzuur bij 200 °C. Daarbij ontstaat een oplossing van de sulfaten van lanthaan, thorium en de aanwezige lanthaniden. Na toevoegen van ammonia slaat eerst het thoriumzout neer. Na toevoegen van natriumsulfaat slaan vervolgens de zouten van de lichtere lanthaniden neer. Na scheiding van de diverse zouten volgt zuivering.
De bereiding van de elementen in zuivere vorm verloopt meestal via elektrolyse van gesmolten zouten. Een andere mogelijkheid is de reductie van oxiden met lanthaan of calcium, of van fluoriden en chloriden met calcium, kalium of natrium. Daarbij wordt het zout gesmolten in een tantalen kroes, gevolgd door reductie (in vacuüm of in een argonatmosfeer) met bijvoorbeeld calciumdamp.
Zuiver europium wordt bereid door de gewonnen europiumverbindingen om te zetten in het chloride, dat te smelten en in vacuüm te reduceren met lanthaan.