Zouten

1. Namen en formules van ionen zijn te vinden in Binas en Sciencedata.

2. Bij sommige positieve ionen zijn meerdere ladingen mogelijk. Je moet dit dan met een Romeins cijfer in de naam aangeven.

a)

1. ijzer(III)acetaat of ijzer(III)ethanoaat

b)

1. ammoniumhydroxide

1. Kijk nog eens naar opgave 1 en de hints die daarbij gegeven worden.

a)

1. AlPO₄

b)

1. Cr(NO₂)₃

1. Oplossen van een zout, wil zeggen splitsen in ionen (dus deeltjes met lading).

2. Indampen is het omgekeerde aan oplossen.

3. Let goed op de coëfficiënten. De totale lading in de vergelijking links van de pijl moet gelijk zijn aan de totale lading in de vergelijking rechts van de pijl.

a)

1. Na₂SO₄  → 2 Na⁺ + SO₄^2–

b)

1. 2 Fe³⁺ + 3 SO₄^2–  → Fe₂(SO₄)₃

1. Dubbelzouten bestaan uit meer dan twee ionsoorten. Nog steeds geldt: de totale lading moet neutraal zijn.

2. Een zouthydraat is een zout met kristalwater erin. Kristalwater geven we aan met ᐧH₂O. Het aantal watermoleculen staat in de naam.

a)

1. Ca₂PO₄OH of Ca₃PO₄(OH)₃

b)

1. CuSO₄ · 5 H₂O

1. Een zout moet altijd neutraal zijn. De optelsom van de ladingen van de ionen moet dus nul zijn.

a)

1. De zes cyanide ionen zijn samen 6– , dan moet er ook 6+ lading zijn. De drie kalium-ionen zijn per stuk 1+ en leveren samen dus 3+ lading. Dan moet het ijzer ion 3+ zijn.

b)

1. Het sulfaat ion is 2– en daar zijn er twee van, dus de totale negatieve lading is 4– . Er moet dan ook 4+ zijn. De ammonium-ionen zijn 1+, maar daar hebben we er twee van. Dus samen zijn die 2+. Het ijzer ion moet dan wel 2+ zijn.

c)

1. CrO₄^2–

d)

1. Cr₂O₄^2–

e)

1. Magnetiet is Fe₃O₄, de totale negatieve lading van de oxide-ionen is 8–. De positieve lading moet dus ook 8+ zijn. Dit is te bereiken door één Fe²⁺-ion en twee Fe³⁺-ionen.

1. Kijk nog eens naar opgave 3 en de hints die daarbij gegeven worden.

a)

1. Ca²⁺ + 2 Cl^– + 2 H₂O →  CaCl₂ · 2 H₂O

b)

1. Co(NO₃)₂ · 5 H₂O → Co²⁺ + 2 NO₃^– + 5 H₂O