Rekenen aan reacties

1. Zoek de dichtheid en molmassa op.

2. Let goed op de eenheden.

3. Bedenk goed of je moet vermenigvuldigen of delen door op de eenheden te letten, of gebruik een kruistabel.

a)

1. 401 L = 401*10³ mL
   401*10³ mL * 1,26 g mL^–1 = 5,05*10⁵ g
   5,05*10⁵ g / 76,141 g mol^–1 = 6,64*10³ mol
   6,64*10³ mol = 6,64 kmol

b)

1. 12*10^–5 kmol = 0,12 mol

   0,12 mol * 78,114 g mol^–1 = 9,4 g

   9,4 g / 0,88 g mL^–1 = 11 mL

1. Reken de massa’s om naar mol.

2. Reken eerst uit of alle aminopropanol volledig weg kan reageren (is daar genoeg zuurstof voor)?

3. De stof die niet op kan reageren is in overmaat.

4. 

   Als alle C₃H₉NO op gaat, is daar 2131 gram O₂ voor nodig. Dat is er niet, dat betekent dat er C₃H₉NO overblijft. De zuurstof reageert op.

   

   Er reageert 489,9 gram C₃H₉NO van de 870 gram. Er is dus 870-489,9 = 380 gram C₃H₉NO in overmaat.

1. Stel een reactievergelijking op.

2. Het rendement geeft aan dat de 30 gram ammoniak slechts 69,3% is van de hoeveelheid die er in theorie had kunnen ontstaan.

3. 

   Er is 24,7 gram N₂ nodig als alles wordt omgezet. Maar omdat het rendement 69,3% is, is er dus meer N₂ nodig. De 24,7 gram is dan 69,3% van alle stikstof die nodig is.

   $\frac{24,7}{69,3}x100 = 36 gram$

1. Geef een reactievergelijking.

2. Reken om naar mol.

3. Gebruik het molair volume omvan mol gas naar volume gas te rekenen.

4. De versimpelde reactievergelijking komt neer op:

   C₈H₁₈ → 8 CO₂

   10 mL benzine omrekenen naar massa (met dichtheid) en naar mol (met de molmassa). Daarna met de molverhouding naar mol koolstofdioxide en met het molair volume naar gasvolume.

   10 mL * 0,72 g/mL = 7,2 g benzine

   7,2 g / 114,22 g/mol = 6,3*10^-2 mol benzine

   Dat is: 6,3*10^-2 mol * 8 =0,504 mol koolstofdioxde

   Dit komt overeen met: 0,504 mol * 24,5 L/mol = 12 L koolstofdioxide.